3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 19 september 2014 is door [slachtoffer 3] aangifte gedaan van openlijke geweldpleging, gepleegd door vier personen – waaronder verdachte – te [pleegplaats] in de gemeente [pleegplaats]. Hij heeft verklaard dat hij op 16 september 2014 samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het woonwagenkamp te [pleegplaats] is gereden om daar spullen van [slachtoffer 1] op te halen bij haar ex-vriend, zijnde medeverdachte [medeverdachte 1]. Ze hebben vlak bij het woonwagenkamp geparkeerd en zijn uit de auto gestapt. Aangever zag toen dat medeverdachte [medeverdachte 1] met een buizentang in zijn handen op hem afkwam gevolgd door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Verdachte hield een ronde balk in zijn handen, [medeverdachte 2] een bezem- of schoppensteel en [medeverdachte 3] een stuk ijzer. De gewapende groep van vier begon op de groep van drie in te slaan.
[slachtoffer 1] werd geslagen door [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] door [medeverdachte 3]. Aangever werd door zowel verdachte als [medeverdachte 1] op het hoofd geslagen. Zelfs toen aangever al op de grond lag, werd hij door beiden met harde voorwerpen op zijn hoofd geslagen.Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [medeverdachte 1] een ijzeren stang van ongeveer een meter lang in zijn handen hield en hem daarmee sloeg. Verdachte had een houten steel in zijn handen, die qua volume net geen honkbalknuppel was. Daar werd aangever mee geslagen.[slachtoffer 3] liep door het slaan letsel op in de vorm van onder andere een gebroken kaak.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, toen zij ([slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]) op 16 september 2014 bij het woonwagenkamp te [pleegplaats] aankwamen, verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met ieder een knuppel in de hand op hen af kwamen rennen. Zij zag vervolgens dat verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] sloegen met een houten knuppel. Toen [slachtoffer 3] op de grond lag, werd hij door verdachte en [medeverdachte 1] meerdere keren met de knuppel op zijn hoofd geslagen.Zelf is ze geslagen door [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte. [slachtoffer 2] is geslagen door [medeverdachte 3]. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat verdachte iets van een ijzeren staaf in zijn hand hield en [medeverdachte 1] ook. Zij hadden in elk geval alle vier iets in hun hand en daar hebben zij ook mee geslagen.[slachtoffer 1] heeft als gevolg van dit alles een bult achter haar linker oor en een scheur/collusie in haar lip opgelopen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat er plotseling vier of vijf man op hen af kwamen rennen, die honkbalknuppels en ijzeren staven bij zich hadden. [medeverdachte 1] sloeg [slachtoffer 3] met een ijzeren staaf.Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] een ijzeren pijpentang in zijn hand had en daarmee op [slachtoffer 3] insloeg. Vervolgens kwamen er nog twee forse mannen en een vrouw bij. [slachtoffer 1] en die vrouw waren elkaar op een gegeven moment aan het slaan. De beide mannen hadden knuppels bij zich. Verdachte en [medeverdachte 1] sloegen beiden met knuppels op het hoofd van [slachtoffer 3], ook toen deze al op de grond lag.Zelf is hij met een knuppel geslagen door [medeverdachte 3]. Van [medeverdachte 1] heeft hij één klap met een knuppel gekregen. [slachtoffer 2] heeft door dit alles een snijwond linkerkant thorax, een zwelling in zijn gelaat en uitwendig bloedverlies opgelopen.
Verdachte heeft ter zake geen verklaring afgelegd. Medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben wel alle drie een verklaring afgelegd. Ze waren aanwezig bij de vechtpartij, maar ze hebben geen van allen gezien dat iemand een knuppel of andersoortig wapen in handen had. Evenmin hebben ze iemand zien slaan met een knuppel of andersoortig wapen.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot navolgende overwegingen.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het bewijs uit van de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die ze als geloofwaardig beschouwt. Niet alleen hebben zij in grote lijnen gelijkluidende en consistente verklaringen afgelegd, ook worden hun verklaringen ondersteund door het letsel dat ze hebben opgelopen. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3], noch voor het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], terwijl hij zo volgt uit de verklaringen van aangevers wel bij het incident aanwezig was. Daar komt bij dat uit verschillende processen-verbaal blijkt dat meerdere ramen van de auto waarmee [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar [pleegplaats] waren gereden waren stukgeslagen. Nu er geen letsel bij verdachte en/of de medeverdachten is geconstateerd, duidt dit erop dat die ramen niet met blote handen zijn ingeslagen. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat door verdachte en de medeverdachten knuppels, staven of andersoortige slagwapens zijn gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat er op 16 september 2014 op het woonwagenkamp te [pleegplaats] een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij verdachte betrokken was. Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de gegevens met betrekking tot het letsel dat zij hebben opgelopen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met zijn zoon [medeverdachte 1] met houten knuppels en/of ijzeren staven op/tegen het hoofd van [slachtoffer 3] heeft geslagen, ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] een gebroken kaak heeft opgelopen. Een gebroken kaak is naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is echter met de raadsman van oordeel dat niet kan worden vastgesteld wie van de verdachten het zwaar lichamelijk letsel – de gebroken kaak – heeft veroorzaakt. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende bestanddeel dat in het primair tenlastegelegde is opgenomen is dit wel een vereiste. De rechtbank kan daarom niet komen tot een bewezenverklaring hiervan bij het primair tenlastegelegde.
Anders dan de raadsman stelt hoeft dit echter niet te leiden tot een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging met een partiële vrijspraak voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 24 november 1998, NJ 1999,155) leidt de rechtbank af dat indien de strafverzwarende omstandigheid in het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, in bepaalde gevallen uitgeweken kan worden naar het subsidiair tenlastegelegde. Of dat wel of niet kan is afhankelijk van de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging.
In casu heeft de opsteller van de tenlastelegging primair tenlastegelegd dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen drie personen, welk geweld ten aanzien van een van deze drie personen (te weten [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Subsidiair is tenlastegelegd medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer 3] en meer subsidiair medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 3], zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebbend. De rechtbank is van oordeel dat zij de grondslag van de tenlastelegging zou verlaten indien zij bij het primair tenlastegelegde enkel de openlijke geweldpleging bewezen zou verklaren en verdachte zou vrijspreken van het (in welke vorm dan ook) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3]. De tenlastelegging kan immers – gelet op de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, alsook de meer subsidiaire variant waar wederom het zwaar lichamelijk letsel wordt genoemd – bezwaarlijk anders worden begrepen dan dat de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 3] het primair tenlastegelegde enkel mét de strafverzwarende omstandigheid van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3] ten laste heeft willen leggen. De rechtbank zal daarom verdachte geheel vrijspreken van het primair tenlastegelegde, voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 3], en komt wat betreft dit slachtoffer vervolgens toe aan de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde, te weten het in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Wat betreft deze variant in de tenlastelegging is voor een bewezenverklaring niet vereist dat vast komt te staan dat verdachte degene was die het zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging met slagwapens op aangevers hoofd hebben ingeslagen waardoor [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het opzet van verdachte en zijn medeverdachte was, zo volgt uit de bewijsmiddelen, zowel gericht op de samenwerking als op het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel. Het met z’n tweeën met knuppels/staven inslaan op iemands hoofd levert immers op z’n minst het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op.
In het licht van het bovenstaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast acht zij het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.