ECLI:NL:RBLIM:2015:2364

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 13 _ 1281u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding en klokkenluidersregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de gemeente Maastricht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Eiseres was per 1 januari 2013 eervol ontslagen op basis van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht (AGM) vanwege een (ernstig) verstoorde arbeidsverhouding. Eiseres heeft tegen dit ontslag beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het ontslag onterecht is en dat zij niet de bescherming heeft gekregen die haar toekomt op grond van de klokkenluidersregeling. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de impasse in de arbeidsverhouding niet in overwegende mate aan de gemeente is toe te rekenen. De rechtbank oordeelt dat verweerder de vrijheid heeft om voor een bepaalde ontslaggrond te kiezen en dat de beoordelingen van eiseres geen doorslaggevende rol spelen bij deze ontslaggrond. De rechtbank concludeert dat het ontslag op grond van artikel 8:8 van de AGM terecht is verleend en dat de door eiseres gedane meldingen in het kader van de klokkenluidersregeling conform de geldende regels zijn behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 13/1281
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2015 in de zaak tussen
[naam eiseres], te Maastricht, eiseres
(gemachtigde: mr. R.H.M. Wagemans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. V.L.S. van Cruijningen).
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
1 januari 2013 eervol ontslag verleend op basis van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht (AGM).
Bij besluit van 12 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam ambtenaar].
Overwegingen
1. De rechtbank verwijst voor wat betreft de feiten (voorgeschiedenis) naar haar uitspraak van 13 januari 2012 (AWB 11/4), waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 januari 2014, waarbij deze uitspraak is bevestigd.
2. Bij besluit van 20 december 2012 heeft verweerder eiseres per 1 januari 2013 eervol ontslag verleend op basis van artikel 8:8 van de AGM met toekenning van een reguliere werkloosheidsuitkering op basis van de Werkloosheidswet, inclusief aanvullende en nawettelijke uitkering, eveneens op basis van de AGM.
3. Bij het thans bestreden besluit van 12 maart 2013 heeft verweerder, conform het advies van de P&O bezwarencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat sprake is van een impasse in de arbeidsverhouding. Deze staat aan een verdere vruchtbare samenwerking in de weg en maakt dat een voortzetting van het dienstverband met eiseres in redelijkheid niet kan worden gevergd. In dit verband stelt verweerder dat de gemeente het vertrouwen heeft verloren dat een (verder) verbetertraject zinvol zou kunnen zijn en dat de verstandhouding tussen eiseres en de gemeente door al hetgeen is voorgevallen inmiddels ook danig is verslechterd. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat het ontslag zeker niet in overwegende mate aan de gemeente is toe te schrijven.
5. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat verweerder in het bestreden besluit niet had kunnen volstaan met te verwijzen naar het advies van de bezwarencommissie. Deze commissie is immers zelf onderwerp van een bevoegdheids- en integriteitsdiscussie
(dit punt komt aan de orde in AWB 13/627 e.v.).Verder is eiseres van mening dat, nu de facto sprake is van een reorganisatie, aan haar de BAB-status (Bijzondere Arbeidsbemiddeling) had moeten worden verleend en zij niet op grond van artikel 8:8 AGM had mogen worden ontslagen. Eiseres is voorts van mening dat het ontslagbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat het ontslag wel degelijk in overwegende mate te wijten is aan verweerder, waarbij zij niet de op grond van de klokkenluidersregeling aan haar toekomende bescherming heeft genoten.
6. De rechtbank verwijst voor wat de beroepsgronden ten aanzien van de bezwarencommissie en de BAB-status van eiseres naar haar uitspraak in de zaak AWB 13/627.
7. De rechtbank is van oordeel dat voor zover het feitencomplex meerdere ontslaggronden mogelijk maken, verweerder de vrijheid heeft om voor een bepaalde ontslaggrond (zoals hier artikel 8:8 AGM) te kiezen.
8. Over de vraag of verweerder in dit geval bevoegd was eiseres te ontslaan op grond van artikel 8:8 van de AGM overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 8:8 (Overige ontslaggronden) van de AGM kan een ambtenaar die vast is aangesteld eervol worden ontslagen op een bij het besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden in vorige artikelen van dit hoofdstuk genoemd.
Eiseres was werkzaam bij de concernstaf van de gemeente. Blijkens de gedingstukken heeft eiseres op 18 februari 2009 het vertrouwen in haar leidinggevende ([naam leidinggevende]) opgezegd. Zij heeft hierbij aangegeven niet langer rechtstreeks voor hem te willen werken. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij besluit van 20 april 2009 eiseres tijdelijk ander werk opgedragen en wel bij het team informatie en juridische zaken. Bij besluit van 4 juni 2010 heeft verweerder die tijdelijke tewerkstelling van eiseres met een jaar verlengd. Hierbij is tevens meegedeeld dat een terugkeer van eiseres bij de concernstaf niet geëffectueerd kon worden. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt en dit bezwaar is bij besluit van 25 november 2010 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 januari 2012 (AWB 11/4) heeft de rechtbank het hiertegen door eisers ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe (onder meer) overwogen dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het standpunt dat een terugkeer van eiseres naar de concernstaf niet gewenst is.
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft verweerder eiseres tijdelijk geplaatst bij het team loopbaan en mobiliteit. Het hiertegen door eisers ingestelde bezwaar en beroep zijn door verweerder respectievelijk de rechtbank bij uitspraak van 13 januari 2012 (AWB 11/1282) ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 januari 2014 heeft de CRvB voornoemde uitspraken van deze rechtbank bevestigd. Hierbij heeft de CRvB (onder meer) overwogen dat aanwijzingen ontbreken dat de besluitvorming (door verweerder) is beïnvloed doordat eiseres zich opwierp als klokkenluider.
Over de stelling van eiseres dat voornoemde uitspraak van de CRvB in onderhavige zaak geen rol kan en mag spelen, omdat de CRvB in zijn uitspraak geen rekening heeft gehouden met de door eiseres in onderhavige procedure(s) overgelegde nadere stukken en producties, overweegt de rechtbank dat ook in deze stukken en producties aanwijzingen ontbreken dat verweerders besluitvorming zou zijn beïnvloed doordat eiseres zich opwierp als klokkenluider. Deze stelling van eiseres moet dan ook worden verworpen.
9. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de arbeidsverhouding tussen eiseres en verweerder (ernstig) is verstoord met als gevolg onderhavige impasse in de arbeidsverhouding. In dit verband heeft eiseres ter zitting ook verklaard dat een terugkeer van haar in een functie bij de gemeente thans . niet realistisch (meer) is. Het vorenstaande betekent dat verweerder bevoegd was eiseres ontslag te verlenen op grond van artikel 8:8 van de AGM. De rechtbank merkt hierbij op dat geen sprake is van een ongeschiktheidsontslag en dat (positieve) beoordelingen van eiseres bij de onderhavige ontslaggrond (anders dan bij een ongeschiktheidsontslag) geen (doorslaggevende) rol spelen.
10. Over de vraag of in dit geval sprake is van een passende uitkeringsregeling overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is een minimumgarantie onvoldoende als komt vast te staan dat het bestuursorgaan in de impasse een overwegend aandeel heeft gehad, of als een uitkering op minimumniveau gezien de omstandigheden van het geval niet redelijk kan worden geacht (ECLI:NL:CRVB:2010:BO8173). Het gaat daarbij niet om volledige schadevergoeding, maar om compensatie van het aandeel van het bestuursorgaan. Daarbij is ook het aandeel van de ambtenaar van betekenis.
11. De rechtbank is van oordeel dat onderhavige impasse in de arbeidsverhouding niet in overwegende mate aan verweerder is toe te rekenen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de door eiseres gedane meldingen in het kader van de klokkenluidersregeling conform de daarvoor geldende regels zijn afgedaan en dat verweerder in zoverre geen verwijt valt te maken. Uit het door verweerder overgelegde voorstel van HRM-visie van 14 april 2010 (naar aanleiding van het met eiseres gehouden assessment) blijkt voorts (onder meer) dat eiseres sterke emoties beleeft in bepaalde communicatieve situaties. Die emoties kunnen onnodig polariserend weken in die situaties. Geadviseerd wordt eiseres een relationeel emotieve training (RET) te laten volgen. De rechtbank constateert dat eiseres deze training niet heeft gevolgd. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder door middel van gesprekken, mediation en tijdelijke plaatsing van eiseres op andere functies meerdere pogingen heeft ondernomen om uit onderhavige impasse in de arbeidsverhouding te geraken. De rechtbank is op grond van de gedingstukken van oordeel dat de opstelling van eiseres bij deze pogingen van verweerder niet heeft bijgedragen aan een oplossing van deze impasse.
12. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres een passende uitkeringsregeling heeft toegekend.

13.Het beroep is ongegrond.

14.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Bruijnzeels (voorzitter), en mr. T.G. Klein en
mr. A.W. Oosterman, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015.
w.g. E.W. Seylhouwer,
griffier
w.g. P.J.M. Bruijnzeels,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 maart 2015
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.