ECLI:NL:RBLIM:2015:2243

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
3837832 AZ VERZ 15-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens weigering tot beslaglegging door toegevoegd kandidaat deurwaarder

In deze zaak verzoekt de werkgever, GGN Mastering Credit N.V., om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, een toegevoegd kandidaat deurwaarder, wegens weigering om beslag te leggen op roerende zaken. De werknemer heeft herhaaldelijk geweigerd om aan deze instructie van zijn werkgever te voldoen, ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het leggen van beslag op roerende zaken een normale en gebruikelijke taak is voor de functie van toegevoegd kandidaat deurwaarder. De werknemer heeft geen objectieve redenen kunnen aanvoeren voor zijn weigering en heeft ook niet aangetoond dat hij door psychische klachten belemmerd wordt in het uitvoeren van deze werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat de weigering van de werknemer om beslag te leggen een verandering in omstandigheden vormt die een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 april 2015, en de werknemer ontvangt een vergoeding van € 10.000,00 bruto, rekening houdend met de mate van verwijtbaarheid aan zijn zijde. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3837832 AZ VERZ 15-20
MD
Beschikking van de kantonrechter van 17 maart 2015
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ggn mastering credit n.v.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. A. Lettenga,
tegen:
[verweerder],
wonend [adres],
[woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. L.L.C. Habets.
Partijen zullen hierna GGN en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift met producties 1 tot en met 7;
- een verweerschrift;
- de aanvullende producties 8 en 9 van GGN;
- de door de gemachtigde van GGN en de door de gemachtigde van [verweerder] overgelegde pleitnota’s;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 10 maart 2015.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat – als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken – het navolgende vast.
2.2.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 2 maart 2009 bij (de rechtsvoorgangster van) GGN in dienst getreden als toegevoegd kandidaat deurwaarder, tegen een loon van laatstelijk € 3.915,80 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag. De standplaats van [verweerder] is Heerlen.
2.3.
Alvorens partijen deze arbeidsovereenkomst aangingen, heeft [verweerder] een sollicitatiegesprek met dhr. [naam leidinggevende] en mevr. [naam medewerker 1] gevoerd. [verweerder] heeft nadien ook nog een voorstellingsgesprek gehad met dhr. [naam medewerker 2].
2.4.
[verweerder] is van 31 juli 2013 tot en met 1 oktober 2014 arbeidsongeschikt geweest. In het kader van zijn re-integratie heeft hij vanaf 20 december 2013 zijn werkzaamheden geleidelijk hervat.
2.5.
Op 6 juni 2014 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam leidinggevende] (huidig leidinggevende van [verweerder]), [verweerder] en dhr. [naam HR-adviseur] (HR-adviseur). De inhoud van dit gesprek is op 19 juni 2014 door GGN per brief aan [verweerder] bevestigd. In die brief staat onder meer:
“(…)
Gedurende het gesprek hebben wij met je gesproken over onze verwachting dat jij per omgaande de beslagen roerende zaken gaat uitvoeren. Je hebt echter aangegeven dat je niet voornemens bent dat te doen.
Onderdelen van werk kunnen persoonlijk altijd minder leuk worden gevonden, maar dat is geen reden om met een beroep op gewetensbezwaren bepaalde functietaken te weigeren. Door middel van deze brief wijze wij jou er nogmaals op dat je conform je arbeidsovereenkomst alle werkzaamheden dient uit te voeren die bij je functie als toegevoegd kandidaat deurwaarder horen. Wij verwachten dat je alle ambtelijke werkzaamheden (inclusief beslagen roerende zaken) binnen afzienbare termijn doch uiterlijk 30 juni 2014 zult oppakken. Je dient deze brief te beschouwen als formele waarschuwing. Indien je hier geen gehoor aan geeft classificeren wij dit als werkweigering en zullen wij arbeidsrechtelijke maatregelen moeten nemen. We gaan ervan uit dat het zover niet hoeft te komen.
(…)”.
2.6.
Bij niet overgelegde e-mail van 30 juni 2014 heeft [verweerder] gereageerd. Vervolgens hebben er enkele gesprekken tussen [verweerder] en [naam leidinggevende] plaatsgevonden.
2.7.
Op 28 november 2014 heeft GGN schriftelijk aan [verweerder] bericht dat zij met spijt constateert dat [verweerder] volhardt in zijn weigering om beslag op roerende zaken te leggen. GGN geeft in haar brief verder aan het niet langer te accepteren dat [verweerder] weigert om beslag te leggen op roerende zaken. Indien [verweerder] geen uitvoering aan deze werkgeversinstructie geeft, ziet GGN zich genoodzaakt om de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen. GGN spreekt de hoop uit dat [verweerder] deze laatste waarschuwing zeer serieus neemt.
2.8.
Op 12 december 2014 heeft er een laatste gesprek met [verweerder] plaatsgevonden. [verweerder] heeft daarin aangegeven te volharden in zijn weigering om beslag op roerende zaken te leggen. In dat gesprek is aan [verweerder] een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst in onderling overleg te beëindigen. Bij e-mail van zijn gemachtigde d.d. 7 januari 2015 heeft [verweerder] laten weten niet in te stemmen met dit voorstel.
2.9.
Tot op heden voert [verweerder] zijn werkzaamheden als toegevoegd kandidaat deurwaarder uit, met uitzondering van het leggen van beslag op roerende zaken (uit de door GGN als productie 9 overgelegde overzichten blijkt dat [verweerder] in 2014 enkele malen beslag op roerende zaken heeft gelegd, maar het betreft hier beslagen die zijn gelegd met een scanauto waarbij alleen een foto van een kentekenplaat wordt gemaakt als er een match in het systeem wordt gevonden. Er is daarbij geen direct contact met degene onder wie het beslag wordt gelegd).
2.10.
Per 23 september 2016 kan [verweerder] aanspraak maken op AOW.

3.Het geschil

3.1.
GGN verzoekt – mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten –om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zo spoedig mogelijk te ontbinden wegens gewichtige redenen bestaande in een verandering in omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Die verandering in omstandigheden is volgens GGN gelegen in de hardnekkige weigering van [verweerder] om, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe van GGN, beslag te leggen op roerende zaken. Voor een nadere toelichting van het verzoek wordt verwezen naar het verzoekschrift met producties, de aanvullende producties, de pleitnota en de toelichting daarop ter zitting.
3.3.
[verweerder] heeft verweer gevoerd, waartoe wordt verwezen naar het verweerschrift met producties en de daarop ter zitting gegeven toelichting. Primair vraagt [verweerder] om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Subsidiair, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, vraagt hij om aan hem een vergoeding toe te kennen waarbij correctiefactor 2 wordt gehanteerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen verband houdt met het bestaan van een bijzonder opzegverbod.
4.2.
Allereerst dient te worden beoordeeld of er sprake is van een verandering in omstandigheden die een gewichtige reden vormt op grond waarvan de arbeidsovereenkomst tussen partijen dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2.1.
Tussen partijen staat vast dat [verweerder] in het sollicitatiegesprek, voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst, niet heeft aangegeven dat hij weigert om beslag op roerende zaken te leggen.
4.2.2.
In de arbeidsovereenkomst die [verweerder] met (de rechtsvoorgangster van) GGN is aangegaan, staat onder functie/standplaats:
“(…)
2. de werknemer verplicht zich tot het verrichten van de normaal en gebruikelijk te achten handelingen in het kader van zijn functie.
3. werknemer verplicht zich in voorkomende gevallen alle door of namens werkgever in redelijkheid op te dragen werkzaamheden te verrichten.
(…)”.
Het leggen van beslag op roerende zaken is naar het oordeel van de kantonrechter normaal en gebruikelijk in de functie van toegevoegd kandidaat deurwaarder. Hierna zal daar nader op in worden gegaan, evenals de vraag of de door GGN aan [verweerder] opgedragen werkzaamheden redelijk zijn.
4.2.3.
In voormelde arbeidsovereenkomst – die aanvankelijk voor de duur van één jaar is aangegaan – zijn geen bijzondere afspraken over het al dan niet leggen van beslag op roerende zaken opgenomen. Evenmin is gesteld dat hierover in de nadien aangegane arbeidsovereenkomst(en) met [verweerder] bijzondere afspraken zijn gemaakt.
4.2.4.
Als productie 1A bij verzoekschrift is een functieprofiel van een toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder binnen GGN overgelegd. Door [verweerder] is de juistheid van dit competentieprofiel niet betwist.
één van de kernactiviteiten van een toegevoegd kandidaat deurwaarder is blijkens dit profiel het “tijdig en op correcte wijze uitvoeren van beslag- en executieopdrachten”. Daarmee staat vast dat het leggen van beslag op roerende zaken tot een van de kernactiviteiten van een toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder, zoals [verweerder], moet worden gerekend.
4.2.5.
Of [verweerder] in het voorstellingsgesprek met [naam medewerker 2] heeft aangegeven moeite te hebben met het leggen van beslag op roerende zaken, lopen de lezingen uiteen. [verweerder] stelt dat hij dit in dit gesprek wel heeft aangegeven, [naam medewerker 2] betwist dit (verwezen wordt naar de als productie 8 overgelegde verklaring van [naam medewerker 2]). Wat hier verder ook van zij, duidelijk is dat [verweerder] op enig moment heeft aangegeven dat hij géén beslag op roerende zaken wenste te leggen. Tot het voorjaar van 2014 konden die beslagwerkzaamheden intern zo belegd worden dat [verweerder] dit ook niet hoefde te doen. Dat [verweerder] door zijn toenmalige leidinggevende [naam toenmalig leidinggevende] “formeel” vrij is gesteld van het leggen van beslag op roerende zaken is door GGN betwist. [verweerder] laat na om te concretiseren op welke datum en voor welke periode die “formele vrijstelling” zou zijn verkregen. Evenmin heeft hij op enigerlei wijze met producties onderbouwd dat hij door [naam toenmalig leidinggevende] formeel is vrijgesteld, zodat dit niet aannemelijk is geworden. Alhoewel er geen verslagen van functioneringsgesprekken door GGN zijn overgelegd, heeft [verweerder] ter zitting wel te kennen gegeven dat het niet leggen van beslag op roerende zaken in die functioneringsgesprekken steeds als “minpuntje” werd aangemerkt.
4.2.6.
Tussen partijen staat vast dat GGN in het voorjaar van 2014 het zogenaamde TGV-project is opgestart. Het realiseren van zo laag mogelijke productiekosten door het standaardiseren, uniformeren en digitaliseren van processen is één van de zes doelstellingen van het TGV-project. De nadruk van dit TGV-project lag op het maximaliseren van de executiemogelijkheden door landelijke invoering van een tweesporenbeleid. GGN heeft toegelicht dat onder het eerste spoor wordt verstaan het leggen van beslag op inkomen. Indien dat spoor onvoldoende resultaat oplevert of niet mogelijk is, wordt overgegaan tot spoor 2: het leggen van beslag op roerende zaken. Ter zitting heeft [naam leidinggevende] toegelicht dat het hoofdkantoor van de landelijke GGN-organisatie van hem verwacht dat de doelstellingen van het TGV-project worden gerealiseerd en dat ook in de vestiging in Heerlen conform het landelijke beleid wordt gewerkt. Verder heeft [naam leidinggevende] ter zitting genoegzaam toegelicht dat de verdeling van de werkzaamheden onder de vijf (toegevoegd) kandidaat deurwaarders (4,85 fte, inclusief [verweerder]) in de knel komt indien [verweerder] blijft weigeren om beslag op roerende zaken te leggen en daardoor ook minder efficiënt gewerkt kan worden.
4.2.7.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, blijkt uit de arbeidsovereenkomst en het competentieprofiel dat het leggen van beslag op roerende zaken een kernactiviteit van een toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder is. [verweerder] miskent met zijn weigerachtige opstelling dat hij als werknemer van GGN gehouden is om door die werkgever in redelijkheid opgedragen werkzaamheden te verrichten. Uiteraard dient de werkgever zich daarbij op te stellen als een goed werkgever: de instructies moeten redelijk zijn. De door [verweerder] betrokken stelling dat een (toegevoegd) kandidaat gerechtsdeurwaarder op grond van de gedragsregels geen druk mag uitoefenen door het aankondigen van maatregelen die hij niet daadwerkelijk
zal(cursivering kantonrechter) nemen, is gemotiveerd door GGN betwist. GGN heeft in dit verband voldoende aannemelijk gemaakt dat het op grond van de gedragsregels niet is toegestaan om druk uit te oefenen door maatregelen die een (toegevoegd) kandidaat deurwaarder niet daadwerkelijk
kan(cursivering kantonrechter) nemen. Die nuance lijkt [verweerder] met zijn betoog te miskennen, zodat zijn verweer wordt gepasseerd. Datzelfde geldt voor de stelling van [verweerder] dat het leggen van beslagen op roerende zaken niets oplevert. Uiteraard staat het [verweerder] vrij om daar zo over te denken, maar dat laat onverlet dat GGN wel van hem in redelijkheid mag vergen om over te gaan tot het leggen van beslag op roerende zaken.
4.2.8.
[verweerder] stelt dat hij al enige tijd in behandeling is bij een psycholoog voor problemen die enkel en alleen hun oorzaak vinden in zijn werkzaamheden. Dat een bedrijfsarts of een psycholoog heeft geoordeeld dat [verweerder] door psychische klachten wordt belemmerd in het leggen van beslag op roerende zaken, is door [verweerder] echter niet gemotiveerd onderbouwd.
4.2.9.
Niet in geschil is dat [verweerder] – in ieder geval – op 6 juni 2014 is aangesproken op het niet leggen van beslag op roerende zaken. De inhoud van dit gesprek is bij brief van 19 juni 2014 aan [verweerder] bevestigd, waarbij [verweerder] tevens is gewaarschuwd dat hij ook beslag op roerende zaken moet gaan leggen. Ondanks die waarschuwing is [verweerder] blijven weigeren om tot beslaglegging van roerende zaken over te gaan. Op 28 november 2014 is [verweerder] wederom schriftelijk door GGN gewaarschuwd, waarbij tevens uitdrukkelijk is aangegeven dat GGN voornemens is om de arbeidsovereenkomst te gaan beëindigen indien [verweerder] in zijn weigering blijft volharden. In een gesprek op 12 december 2014 heeft [verweerder] aangegeven in zijn weigering te blijven volharden. Gelet op het hiervoor geschetste tijdsverloop en de twee schriftelijke waarschuwingen, heeft GGN [verweerder] voldoende tijd geboden om alsnog over te gaan tot het leggen van beslag op roerende zaken. Nu [verweerder] evenwel zonder objectief vastgestelde reden blijft weigeren om de redelijke instructie van zijn werkgever tot het leggen van beslag op roerende zaken op te volgen, is een ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd.
4.3.
De conclusie uit het vorenstaande is dat er sprake van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden vormt, van dien aard, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter is dan ook voornemens om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2015 te ontbinden.
4.4.
Ten slotte moet nog beoordeeld worden of aan [verweerder] ten laste van GGN een vergoeding naar billijkheid dient te worden toegekend. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre aan de thans ontstane situatie aan een van de partijen in overwegende mate een verwijt te maken valt, dan wel bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan bij de andere partij ligt.
4.4.1.
Uit voorgaande overwegingen vloeit voort dat de thans ontstane situatie in overwegende mate aan het gedrag en opstelling van [verweerder] te wijten is. Rekening houdend met alle omstandigheden van het onderhavige geval, waaronder de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder], de leeftijd van [verweerder] en de hoogte van zijn loon, acht de kantonrechter het billijk om aan [verweerder] ten laste van GGN een vergoeding naar billijkheid toe te kennen van € 10.000,00 bruto. Er wordt geen aanleiding gezien om rekening te houden met aanbeveling 3.5 van de Kring van Kantonrechters, aangezien de verwachte inkomstenderving tot aan de te verwachten pensioneringsdatum van [verweerder]
hoger(cursivering kantonrechter) is dan de aan hem toe te kennen vergoeding naar billijkheid.
4.5.
In verband met het voornemen van de kantonrechter om aan [verweerder] een vergoeding naar billijkheid van € 10.000,00 bruto toe te kennen, zal GGN in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk 31 maart 2015 haar verzoek in te trekken door schriftelijke mededeling aan de griffier. Indien zij niet binnen die termijn haar verzoek intrekt, zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 april 2015.
4.6.
Indien GGN haar verzoek handhaaft, zullen de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd. Mocht GGN haar verzoek binnen de in rechtsoverweging 4.5. vermelde termijn intrekken, dan zal zij worden veroordeeld tot betaling van de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Voor het geval GGN haar verzoek uiterlijk 31 maart 2015nietintrekt:
5.1.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 april 2015;
5.1.2.
kent daarbij aan [verweerder] een ten laste van GGN komende vergoeding toe van
€ 10.000,00 bruto;
5.1.3.
veroordeelt GGN – voor zover nodig – tot betaling van die vergoeding aan [verweerder];
5.1.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
5.1.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.2.
Voor het geval GGN haar verzoek uiterlijk 31 maart 2015 intrekt:
5.2.1.
veroordeelt GGN tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.M. Etman en is in het openbaar uitgesproken.