ECLI:NL:RBLIM:2015:2235

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
03/866288-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig lichamelijk letsel en verlaten plaats ongeval

Op 17 maart 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 22 januari 2014 in Heerlen. De verdachte veroorzaakte een ongeval waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig lichamelijk letsel opliep. De verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs, reed met een te hoge snelheid en voerde een onveilige inhaalmanoeuvre uit. Na het ongeval verliet hij de plaats van het ongeval, terwijl hij wist dat hij schade en letsel had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het veroorzaken van een verkeersongeval, het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De verdachte werd vrijgesproken van het feit dat hij had toegestaan dat er in zijn onverzekerde auto werd gereden, omdat hij zelf de bestuurder was.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/866288-14
Datum uitspraak : 17 maart 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsvrouw is mr. C.E.L. Arets, advocaat te Heerlen. Zij neemt waar voor mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 3 maart 2015. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:een verkeersongeval heeft veroorzaakt, als gevolg waarvan [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten;
Feit 3:zonder rijbewijs heeft gereden;
Feit 4:heeft toegestaan dat er in zijn auto werd gereden, terwijl deze niet verzekerd was.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen kunnen worden verklaard. Voor feit 1 primair heeft zij betoogd dat op basis van de getuigenverklaringen en de camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de auto was, welke het ongeval heeft veroorzaakt. Verder heeft zij verwezen naar de verklaring van [slachtoffer], het rapport Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) en de getuigenverklaringen. Hieruit blijkt dat verdachte te hard heeft gereden en op een onverantwoorde manier enkele voertuigen heeft ingehaald. Verdachte heeft volgens de officier van justitie zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond. [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval zodanig letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van de getuigen, die hebben verklaard dat twee personen uit de auto stapten, dat zij keken naar het voertuig van [slachtoffer] en vervolgens vertrokken.
Voor feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie. Voor feit 4 heeft zij verwezen naar de gegevens van de RDW.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van feit 2. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte wordt verweten dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. Verdachter heeft zich echter binnen 12 uur na het verkeersongeval bij de politie gemeld, zodat strafvervolging is uitgesloten. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken, aangezien hij niet de bestuurder was van het voertuig.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 3. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet objectief kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder was ten tijde van het ongeval. De verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte de bestuurder was, is volgens de verdediging onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs, aangezien [getuige 1] wisselende verklaringen heeft afgelegd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij merkt echter op dat de delictsomschrijving niet juist is, aangezien het openbaar ministerie ervan uitgaat dat verdachte de bestuurder was.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 22 januari 2014 om 08:52 uur kreeg de meldkamer van Politie Limburg-Zuid een melding van een verkeersongeval op de Unolaan te Heerlen. [2] De Unolaan is gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Heerlen. De maximumsnelheid bedraagt 50 km per uur. De Unolaan bestaat uit een rijbaan, bestemd voor verkeer uit beide richtingen. Ter hoogte van het ongeval is een bocht naar rechts in het wegverloop gelegen. [3]
Ter plaatse gekomen verbalisanten zagen dat een personenauto, Volkswagen Passat, kenteken [kentekennummer 1], op de rijbaan stond met de voorzijde in de richting van de Heerenweg gekeerd. Het voertuig stond schuin op de rijbaan en met de voorzijde deels op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer. Het voertuig vertoonde zware schade aan de linker voorzijde. Dit voertuig stond op naam van verdachte. De bestuurder en de bijrijder van deze auto hadden de plaats van het ongeval verlaten.
Op het grasveld, rechts naast de rijbaan, een en ander gezien vanuit de richting Heerenweg, stond een personenauto, Toyota Aygo, kenteken [kentekennummer 2]. Het voertuig stond met de voorzijde in de richting van de Bokstraat gekeerd en vertoonde zware schade aan de linker voorzijde. In het voertuig zat [slachtoffer] op de bestuurdersstoel. [4]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij als bestuurster in een Toyota Aygo, met kenteken [kentekennummer 2], reed met een snelheid van ongeveer 50 km per uur. Zij zag uit tegenovergestelde richting auto’s naderen. Zij zag verder dat een auto, zeer abrupt, inhaalde en op haar weghelft terecht kwam. De afstand tussen aangeefster en de inhalende auto was zeer kort. Uiteindelijk kwam [slachtoffer] met haar auto tot stilstand bij een boom. [5]
[getuige 2] was getuige van het ongeval. Hij reed met een snelheid van 40 km per uur over de Unolaan, in de richting van de Heerlerweg (de rechtbank begrijpt: Heerenweg). Twee auto’s reden hem tegemoet. De voorste auto was een Toyota Aygo. Plots werd [getuige 2] ingehaald door een blauwe Volkswagen Passat. Deze auto reed met hoge snelheid. Toen de Volkswagen Passat voorbij reed, zag [getuige 2] de remlichten van de Volkswagen branden en flink afremmen. De Volkswagen vertraagde hard en botste vervolgens met de linker voorzijde tegen de linker voorzijde van de tegemoet komende Toyota. [6]
[getuige 3] was ook getuige van het ongeval. Hij reed over de Unolaan, komende uit de richting van de Heerenweg, en reed achter de bij het ongeval betrokken Toyota. Opeens zag hij een blauwe auto tegemoet komen rijden. [getuige 3] schatte de snelheid van deze auto zeker 80 km per uur of 100 km per uur. De blauwe auto schoot opeens op de weghelft waarop [getuige 3] en de Toyota reden. De blauwe auto wilde een voorligger inhalen. Daar was echter geen ruimte voor. De blauwe auto botste tegen de Toyota, waardoor de Toyota werd gekatapulteerd. [7]
Ook [getuige 1] was getuige van het ongeval. Hij reed op de Unolaan ter hoogte van de Europalaan, toen hij in zijn binnenspiegel een blauwe Volkswagen Passat zag die hem inhaalde. [8] De auto reed erg hard, zeker 120 of 140 km per uur. [9] De Volkswagen Passat haalde daarna nog twee voertuigen in. [getuige 1] hoorde daarna een harde knal en zag dat de Volkswagen Passat frontaal tegen een Toyota Aygo aanreed. [10]
Door de politie van de afdeling Verkeersongevallenanalyse werd een berekening gemaakt van de snelheid waarmee de bestuurder van de Volkswagen Passat heeft gereden. Uit de berekening volgt dat de bestuurder van de Volkswagen heeft gereden met een snelheid die niet lager is geweest dan 65 km per uur, in ieder geval hoger dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km per uur. [11]
De rechtbank stelt aan de hand van de bevindingen van de politie en uit het VOA rapport, de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1] vast dat er op 22 januari 2014 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Unolaan te Heerlen. Bij dit ongeval zijn een Volkswagen Passat en een Toyota Aygo tegen elkaar gebotst, nadat de bestuurder van de Volkswagen Passat met een hogere snelheid dan de maximum ter plaatste toegestane snelheid, een verkeerde inhaalmanoeuvre verrichte. De bestuurder van de Volkswagen Passat heeft zijn snelheid niet tijdig en voldoende geminderd.
Na het ongeval heeft verdachte zich omstreeks 19:43 uur bij de politie gemeld. [12] Hij heeft verklaard dat hij de eigenaar is van de blauwe Volkswagen Passat. [13] Hij heeft ontkend de auto bestuurd te hebben ten tijde van het ongeval. Hij heeft verklaard dat hij ten tijde van het ongeval als bijrijder in de auto zat. De bestuurder is na het ongeval weggegaan. Ook verdachte is na het ongeval weggerend, omdat hij geen rijbewijs had. [14] Dat verdachte geen rijbewijs had, bleek ook uit navraag door de politie bij de RDW. [15]
Getuige [getuige 1] heeft nog verklaard dat de bestuurder van de Volkswagen Passat op de plaats van het ongeval uitstapte en vervolgens naar die andere auto liep om te kijken of er iets met de inzittende aan de hand was. De bestuurder zat samen met een andere persoon in de auto. [getuige 1] kende de bestuurder van de Volkswagen Passat. Hij noemt hem [voornaam verdachte]. [16] Na afloop van het verhoor noemde hij de naam [verdachte]. [17] Naast de bestuurder zat nog iemand in de auto. [18]
Op camerabeelden van tankstation [naam tankstation] aan de Bokstraat te Heerlen, was te zien dat de auto van [getuige 1] en de Volkswagen Passat, kenteken [kentekennummer 1], omstreeks 08:47 uur bij voornoemd tankstation waren. Op de camerabeelden van het tankstation is verder te zien dat de bijrijder van de Volkswagen Passat naar de shop gaat om af te rekenen. [19] De bijrijder werd herkend als zijnde [naam bijrijder]. [20] [getuige 1] had toen contact met de bestuurder van de Volkswagen Passat. Bij terugkomst stapt [naam bijrijder] in aan de bijrijderszijde. De persoon die contact heeft gehad met [getuige 1] stapt aan de bestuurderszijde in. Vervolgens rijdt de Volkswagen Passat omstreeks 08:51 uur weg. [21]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank deelt dit standpunt niet. [getuige 1] heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd over het verkeersongeval. In eerste instantie heeft hij verklaard dat hij niet wist wie de bestuurder was. Later blijkt dat hij dit heeft verklaard, omdat hij de bestuurder kende en hem niet wilde verraden. Uiteindelijk heeft hij toch de naam van de bestuurder genoemd. Dit maakt zijn verklaring niet onbetrouwbaar. Dat [getuige 1] de bestuurder van de Volkswagen Passat kende, blijkt ook uit de camerabeelden, waarop te zien is dat [getuige 1] en de bestuurder voorafgaand aan het ongeval contact hadden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring betrouwbaar is en bruikbaar is voor het bewijs.
Gelet op de verklaring van [getuige 1] en de camerabeelden van het tankstation, stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft gereden in de Volkswagen Passat ten tijde van het ongeval. Zij overweegt daartoe als volgt. Volgens de verklaringen van [getuige 1] en verdachte zaten ten tijde van het ongeval twee personen in de auto. Op de camerabeelden is te zien dat bij het tankstation twee personen in de Volkswagen Passat stappen. De bijrijder is niet verdachte, maar [naam bijrijder]. Verdachte moet dan ook op de bestuurdersplaats hebben gezeten op het moment dat zij wegreden bij het tankstation. Na het ongeval, ongeveer 1 minuut na het verlaten van het tankstation, heeft [getuige 1] de bestuurder van de Volkswagen Passat zien uitstappen. Hij herkende hem als [verdachte]. Dat er op de onderzochte airbag aan bestuurderszijde DNA werd aangetroffen van de bijrijder [naam bijrijder], betekent niet dat verdachte niet kan hebben gereden, zoals door de verdediging is betoogd.
Nu verdachte met een te hoge snelheid een foutieve inhaalmanoeuvre heeft ingezet en niet tijdig en voldoende heeft geremd, is de rechtbank van oordeel dat door verdachtes schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond. Verdachte was - blijkens de verklaring van verdachte en de gegevens van de RDW - niet in het bezit van een rijbewijs
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] overweegt de rechtbank nog als volgt. [slachtoffer] werd na het ongeval per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis te Heerlen. [22] In het ziekenhuis constateerde de arts een distorsie van de CWK (de rechtbank begrijpt: cervicale wervelkolom), een contusie van de linker pols en de linker knie. [23] Ook had [slachtoffer] nekklachten en werd een whiplash geconstateerd. [24]
[slachtoffer] heeft op 20 oktober 2014 verklaard dat zij als gevolg van het verkeersongeval nog veel last heeft van haar nek. Zij onderging 20 behandelingen bij een fysiotherapeut. Na het beëindigen van deze behandeling, werden de klachten erger. Zij heeft daarom een manueel therapeut bezocht. Zij slikt ibuprofen tegen de pijn. Haar studie liep een half jaar vertraging op. Ook kon zij haar werkzaamheden als poetshulp in de thuiszorg niet meer verrichten. [25]
Uit de verklaring van [slachtoffer] en de geneeskundige verklaringen blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. Het door [slachtoffer] opgelopen letsel kan, gelet op de huidige jurisprudentie, niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Wel is sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank acht feit 1 primair dan ook bewezen. Gelet op de vaststelling dat verdachte heeft gereden en geen rijbewijs heeft kan ook feit 3 worden bewezen.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte het ongeval heeft veroorzaakt. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat de bestuurder, verdachte dus, is uitgestapt om te kijken of er iets met de inzittende van de Toyota Aygo was. Uit de verklaring van [getuige 3] en de situatie ter plaatse stelt de rechtbank vast dat de impact van de botsing groot moet zijn geweest. De Toyota Aygo werd namelijk naar achteren gekatapulteerd en kwam in het grasveld naast de weg terecht. Ook hadden de Toyota Aygo en de Volkswagen Passat flinke schade. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat hij schade had veroorzaakt en letsel had veroorzaakt bij [slachtoffer].
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte niet strafbaar is wegens overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) (verlaten plaats ongeval), nu hij zich binnen 12 uur na het ongeval vrijwillig heeft gemeld bij de politie. Op grond van artikel 184 van de WVW 1994 blijft strafvervolging dan achterwege.
De rechtbank overweegt dat artikel 7 van de WVW 1994 beoogt veilig te stellen dat betrokkenen na een ongeval in staat worden gesteld de veroorzaker aansprakelijk te kunnen stellen voor de geleden schade. Ingevolge artikel 184 WVW 1994 wordt de overtreder van artikel 7 WVW 1994 een tweede kans geboden om zich - binnen 12 uur na het ongeval - alsnog vrijwillig te melden en op die manier een verhaalsmogelijkheid te bieden aan het slachtoffer. Verdachte heeft zich weliswaar binnen 12 uur vrijwillig bij de politie gemeld, maar heeft zich echter niet gemeld als bestuurder en veroorzaker van het ongeval. Met andere woorden, hij heeft zijn aansprakelijkheid voor de geleden schade niet erkend. Verdachte kan dan ook geen beroep doen op artikel 184 WVW 1994. Feit 2 kan daarom bewezen worden.
Onder feit 4 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft toegelaten dat met zijn onverzekerde auto op de openbare weg werd gereden, zoals strafbaar is gesteld in artikel 30, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM). Blijkens informatie van de RDW bleek de auto van verdachte op 22 januari 2014 niet verzekerd te zijn. Uit de wijze van ten laste leggen volgt dat verdachte een ander in zijn onverzekerde auto heeft laten rijden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verdachte zelf in zijn onverzekerde auto heeft gereden. De officier van justitie heeft dan ook de verkeerde delictsomschrijving tenlastegelegd. Immers, artikel 30, vierde lid, WAM is van toepassing. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 4.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

op 22 januari 2014, in de gemeente Heerlen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Unolaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig zonder rijbewijs zodanig met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met een hogere snelheid dan de maximum ter plaatse toegestane snelheid in een, gezien zijn verdachtes rijrichting, in die weg gelegen bocht naar rechts, in zijn, verdachtes, rijrichting over die weg rijdende auto's van achteren te naderen en in te halen en zodanig zijn, verdachtes, reeds ingezette inhaalmanoeuvre niet op een veilige wijze af te breken op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend voertuig reeds dicht was genaderd en de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig tijdig en voldoende te minderen dat hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met dat hem, verdachte, over de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend tegemoetkomend voertuig, door welk verkeersongeval [slachtoffer] (inzittende van dat hem, verdachte, tegemoetkomend voertuig) zodanig lichamelijk letsel, te weten: een distorsie CWK en een contusie linker pols en een contusie linker knie en nekklachten en een whiplash, werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

2.

als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht, en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Heerlen op de Unolaan, op 22 januari 2014 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht;

3.

op 22 januari 2014 in de gemeente Heerlen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Unolaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven (feiten 1 primair en 2) en de volgende strafbare overtreding (feit 3):
Ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen, voor de feiten 1 en 2, een taakstraf voor de duur van 150 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden gevorderd.
Voor de feiten 3 en 4 heeft de officier van justitie een geldboete van respectievelijk € 200,- en € 300,- gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde voorwaardelijk gevangenisstraf niet op te leggen, dan wel deze te matigen, aangezien deze niet in overeenstemming is met de oriëntatiepunten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waardoor het slachtoffer [slachtoffer] ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Na het ongeval is hij gevlucht, terwijl hij wist dat hij schade en letsel had veroorzaakt bij [slachtoffer]. Het gedrag van verdachte is extra kwalijk, aangezien verdachte niet eens in het bezit is van een rijbewijs. Dit heeft hem er niet van kunnen weerhouden om in de auto te stappen en zeer onvoorzichtig te rijden.
Verdachte heeft zich na het ongeval ongeveer 11 uur later alsnog bij de politie gemeld. In plaats van zijn verantwoordelijkheid te nemen, heeft hij gelogen dat hij als bijrijder in de auto zat. Verdachte heeft daarmee geprobeerd te voorkomen dat hij als bestuurder en veroorzaker van het ongeval verantwoordelijk zou worden gehouden voor de gevolgen. Ook heeft hij blijk gegeven geen enkele verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafwaardige gedrag.
Nu de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen en het bewezenverklaarde onder feit 3 een overtreding betreft, zal voor feit 3 een afzonderlijke straf worden opgelegd.
De rechtbank acht voor de feiten 1 primair en 2, evenals de officier van justitie, een combinatie van straffen op zijn plaats. Met een onvoorwaardelijke taakstraf wil de rechtbank verdachte direct de strafwaardigheid van zijn gedrag laten inzien door hem onbetaalde arbeid te laten verrichten. Middels oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank verdachte duidelijk maken dat hij zich niet meer moet schuldig maken aan strafbare feiten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij meermalen in aanraking is gekomen met justitie. De voorwaardelijke straf geldt als stok achter de deur. De rechtbank acht oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf ook passend in verband met de ernst van de feiten. Zij zal de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf wel matigen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het rijgedrag van verdachte, ook een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is. Hiermee wordt beoogd om verdachte ervan te doordringen voortaan in het verkeer de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden passend.
Voor feit 3 zal de rechtbank de officier van justitie volgen in haar eis en een geldboete van
€ 200,- opleggen.

7.Het beslag

Tijdens het onderzoek werden goederen in beslag genomen, te weten een airbag ten behoeve van onderzoek door het NFI en een CD-rom met camerabeelden.
De airbag kan verbeurd worden verklaard. De CD-rom kan terug worden gegeven aan de beslagene, te weten Tankstation [naam tankstation].

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 4;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachtezich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzeggingvan de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
voor de duur van 12 maanden;
Ten aanzien van de feit 3:
- veroordeelt verdachte
tot een geldboete van € 200,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
1. Airbag (goednummer 2296311, NFI-code AAFU4963NL);
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
1. Cd-Rom, Imation (goednummer 2298516), aan Tankstation [naam tankstation] (t.a.v. [naam]), [adres 2], [vestigingsplaats].
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. E.V.L. Heuts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 maart 2015, zijnde mr. E.V.L. Heuts buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, in de gemeente Heerlen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Unolaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend zonder rijbewijs zodanig met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
met een hogere snelheid dan de maximum ter plaatse toegestane, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, in een, gezien zijn verdachtes rijrichting, in die weg gelegen bocht naar rechts, een of meer in zijn, verdachtes, rijrichting over die weg rijdende auto's van achteren te naderen en/of in te halen en/of zodanig zijn, verdachtes, reeds ingezette inhaalmanoeuvre niet op een veilige wijze af te breken op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend voertuig reeds dicht was genaderd en/of
de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig tijdig en voldoende te minderen dat hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding en/of botsing is gekomen met dat hem, verdachte, over de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend tegemoetkomend voertuig, door welk verkeersongeval [slachtoffer] (inzittende van dat hem, verdachte, tegemoetkomend voertuig) zwaar lichamelijk letsel, te weten: een distorsie CWK en/of een contusie linker pols en/of een contusie linker knie en/of nekklachten en/of een whiplash of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2014 in de gemeente Heerlen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de Unolaan, een of meer over genoemde weg rijdend(e) voertuig(en), gezien zijn verdachtes rijrichting, links is gaan inhalen, althans zijn reeds ingezette inhaalmanoeuvre niet op een veilige wijze heeft afgebroken op het moment dat een hem, verdachte, over die weg tegemoetkomend voertuig reeds dicht was genaderd waardoor hij, verdachte, met door hem bestuurde motorrijtuig in
aanrijding, althans in botsing is gekomen met dat tegemoetkomend voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht, althans bij welk ongeval hij, verdachte, was betrokken en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Heerlen op/aan de Unolaan, op of omstreeks 22 januari 2014 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2014 in de gemeente Heerlen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Unolaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2014 in de gemeente Heerlen als bezitter, dan wel als degene aan wie het kenteken, als bedoeld in artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, was opgegeven, dan wel als houder in de zin van die wet van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van genoemde wet, gekentekend [kentekennummer 1], heeft toegelaten dat daarmede op de voor het openbaar verkeer openstaande weg Unolaan werd gereden of gestaan, zonder dat hij voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014008356 d.d. 23 juni 2014, en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 23 juni 2014, p. 4.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 24 februari 2014, p. 88.
4.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 23 juni 2014, p. 4, 5 en 6.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 februari 2014, p. 17 en 18.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 januari 2014, p. 54.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 januari 2014, p. 61.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 januari 2014, p. 42.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 februari 2014, p. 45.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 januari 2014, p. 42.
11.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 24 februari 2014, p. 93.
12.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 januari 2014, p. 22.
13.Proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 23 januari 2014, p. 24.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 januari 2014, p. 32.
15.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 23 juni 2014, p. 13.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 februari 2014, p. 45.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2014, p. 85.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 februari 2014, p. 45.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2014, p. 71.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2014, p. 67.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2014, p. 71.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 februari 2014, p. 18.
23.Het geschrift, te weten geneeskundige informatie van het Atrium Medisch Centrum te Heerlen, d.d. 22 januari 2014, niet doorgenummerd.
24.Het geschrift, te weten een overzicht journaalregels van praktijk Niessen, d.d. 23 april 2014, niet doorgenummerd.
25.Proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer] d.d. 23 november 2014, niet doorgenummerd.