Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[geopposeerde sub 1]
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [opposante] verzet heeft aangetekend tegen een eerder verstekvonnis. De procedure betreft een geschil tussen [opposante], de oorspronkelijke gedaagde, en [geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2], de oorspronkelijke eisers. De kern van het geschil draait om een koopovereenkomst die op 28 augustus 2002 is gesloten, waarbij [opposante] als koper een woning kocht van [geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2]. Na een sommatie om de koopprijs te betalen en mee te werken aan de levering, heeft de voorzieningenrechter in het verstekvonnis van 22 januari 2003 [opposante] veroordeeld tot betaling van een boete van € 26.000 wegens verzuim. [opposante] heeft in haar verzet aangevoerd dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend en dat er geen spoedeisend belang was voor de eisers. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat [opposante] pas op 29 december 2014 bekend was met het verstekvonnis. De rechter heeft [opposante] ontheven van de veroordeling in het verstekvonnis en de vordering van [geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] afgewezen. Tevens zijn de kosten van het geding in verzet aan de zijde van [opposante] begroot op € 909,45.