3.3Het oordeel van de rechtbankAantreffen en overlijden slachtoffer
Op 3 april 2013 kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omstreeks 10.33 uur de opdracht om te gaan naar de [adres] te Kerkrade. Aldaar aangekomen deelde [betrokkene 1] hen mede dat hij de zoon van de bewoonster was en dat zijn moeder, mevrouw [slachtoffer], was overleden. De verbalisanten betraden daarop de woning en zagen dat [slachtoffer] op de vloer van de woonkamer lag. Er zat (gestold) bloed op dan wel in haar linkeroor. Een kussen lag gedeeltelijk onder haar hoofd. Op dit kussen zat een bloedvlek. Om haar nek zat een sjaaltje. De thuiszorgmedewerkster [getuige 1] zag dat het sjaaltje vrij strak om de hals van [slachtoffer] zat. De knoop van deze sjaal zat aan de achterzijde van de nek. Huisarts F. Soomers heeft omstreeks 10.30 uur de dood bij [slachtoffer] geconstateerd en geconcludeerd dat het een niet-natuurlijke dood betrof.
Letsels bij [slachtoffer]
Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is (onder meer) aan een pathologisch onderzoek onderworpen.
De patholoog, dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, constateerde in het gelaat en elders aan het hoofd diverse, al dan niet uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen, plaatselijk met oppervlakkige huidbeschadigingen. In de slijmvliezen van de mond en in een groot deel van de tong, vanuit de rechtermondhoek richting kaakrand, bij de hals voorwaarts/overgang borstkas was eveneens sprake van al dan niet uitgebreide bloeduitstortingen. Aan de hals/nek bevond zich een circulair snoerspoor, bandvormig met een breedte variërend van 1,5 tot 2,5 cm met deels bleekheid centraal en deels vlekkige, rode huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstortingen. Die letsels zijn volgens de patholoog alle bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld, zoals bijvoorbeeld door meervoudig slaan (al dan niet met een en/of meerdere voorwerp(en), schoppen, stoten of anderszins kan ontstaan. De letsels aan de mond/neusregio zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch (zoals drukkend, botsend, belemmerend) geweld op de mond/neus regio, al dan niet (deels) met een ligatuur (gezien het bandvormig letsel aan de rechtermondhoek tot aan de kaakrand). Het circulair snoerspoor aan de hals/nek is bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van (heftig) uitwendig mechanisch omsnoerend, samendrukkend geweld, al dan niet in combinatie met botsend geweld op de hals/nek, zoals door een strak omwikkeld object (stranguleren: zoals in het kader van ligeren, verhangen) of een combinatie daarvan. Gezien het verloop van dit snoerspoor (in een vlak) past het beeld volgens de patholoog meer bij ligatuurstrangulatie dan bij verhanging.
Volgens de patholoog kan het intreden van de dood van [slachtoffer] goed worden verklaard door verwikkelingen van verstikking (door doorgemaakt geweld op de hals en/of door belemmering van de luchtwegen; door geweld op de mond-neusregio, al dan niet in combinatie met mechanische belemmering van de ademhaling door druk op de borstkas), elk op zich dan wel in combinatie. De bij sectie vastgestelde recente hartspierschade en de vochtophoping in de hersenen worden verklaard als verwikkelingen van verstikking.
Tussenconclusie
Op grond van de bevindingen van de patholoog stelt de rechtbank vast dat de vele, bij [slachtoffer] geconstateerde letsels zijn toegebracht op het moment dat zij nog in leven was. Ook stelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de patholoog en de radioloog vast dat het intreden van de dood verklaard wordt door verstikking.
Verklaring verdachte [verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 april 2013 vanaf 18.00 uur bij [medeverdachte] was op de [adres]. Zij woont schuin tegenover de woning waar ze het slachtoffer hebben gevonden. [verdachte] was alleen met [medeverdachte] in de woning. Zij is verslaafd aan drugs. Omstreeks 22.00 uur of 22.30 uur is [medeverdachte] weggegaan omdat ze shag en iets te drinken zou gaan halen. Ze is ongeveer een half uur tot 40 minuten weg geweest. [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] nog een paar keer heeft gebeld met zijn mobieltje (een Nokia). Toen zij terugkwam had ze alleen een pakje shag bij zich. Aangezien [verdachte] toch dorst had en iets te drinken wilde hebben, zei hij tegen haar dat hij met een taxi naar zijn moeder zou gaan. Op dat moment gaf [medeverdachte] hem opeens een bankpas van de ING bank. Op het pasje stond de naam [slachtoffer] kreeg toen ook van haar de pincode voor de pas. [verdachte] nam de bankpas aan en is toen met een taxi vertrokken. Hij is eerst met de taxi naar het [adres] te Kerkrade gereden, naar de Rabobank. Daar heeft hij 250 euro gepind. Vervolgens is hij met de taxi naar Duitsland gereden, naar het Shell tankstation. Hij heeft daar drank gekocht. Dit betaalde hij contant van het eerder gepinde geld. Onderweg is hij nog even gestopt om wat coke te kopen. Daarna is hij teruggegaan naar de [adres]. Daar heeft hij de taxi betaald en het bankpasje teruggegeven aan [medeverdachte], samen met het restant van het gepinde geld. Het viel hem vervolgens in dat hij nog zo’n tweeduizend euro van [medeverdachte] moest krijgen. Zij vond dit goed en gaf hem weer het bankpasje met de pincode. Zij zei dat hij het gehele bedrag dat op de rekening stond moest pinnen. Hij is toen weer met de taxi vertrokken. Eerst naar de [adres] te Heerlen. Daar is een ING bank. Hij heeft daar duizend euro gepind. Toen is hij naar Tankstation [naam tankstation] in Heerlen gegaan om rookwaren te kopen. Hij heeft daar de bankpas gebruikt om te betalen en daar ook enkele honderden euro’s extra gepind. Bij terugkomst op de [adres] heeft [verdachte] de bankpas weer aan [medeverdachte] teruggegeven, met het restant van het gepinde geld. [verdachte] heeft verder verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de dood van het slachtoffer.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zij op 2 april 2013 bij frituur ‘[naam frituur]’, gelegen aan [adres] te Kerkrade, vlak voor sluitingstijd (ongeveer 22.00 uur) van de frituur, shag heeft gekocht. Getuige [getuige 2], uitbaatster van deze frituur, bevestigt dat [medeverdachte] in de frituur is geweest tussen 21.30 uur en 22.00 uur en daar sigaretten wilde kopen. Voor de 5 euro die zij toen bij zich had kon zij echter alleen shag kopen. Haar zoon [getuige 3] bevestigt deze verklaring.
[medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2014 verklaard dat zij en medeverdachte [verdachte] geld nodig hadden en dat zij daarom een plan hadden bedacht om bij het slachtoffer [slachtoffer] binnen te kunnen komen. Dat plan hield het volgende in. [slachtoffer] had nog geld tegoed van [medeverdachte]. [medeverdachte] zou doen alsof ze dat geld terug kwam brengen. Ze zou daarbij doen alsof ze een biljet van € 50,00 bij zich had. Omdat [slachtoffer] € 20,00 tegoed had, zou zij zou dan wisselgeld moeten pakken. Daarna zou een soort wisseltruc moeten plaatsvinden. [medeverdachte] had tegen [verdachte] gezegd dat [slachtoffer] haar geen geld zou geven. [verdachte] zou tegen [medeverdachte] hebben gezegd dat hij met [slachtoffer] zou gaan praten en haar zou beloven het dubbele terug te betalen. [medeverdachte] heeft vervolgens naar [slachtoffer] gebeld. Zij zou € 50,00 meenemen als zij € 30,00 wisselgeld zou hebben. Dat zou volgens [slachtoffer] geen probleem zijn. [medeverdachte] liep als eerste richting de woning van [slachtoffer], [verdachte] liep achter haar aan. [verdachte] ging aan de zijkant van de deur staan. [slachtoffer] maakte de deur slechts op een kier open en [medeverdachte] liep daarop beledigd weg. Toen riep [slachtoffer] dat ze toch binnen kon komen. [slachtoffer] liep voorop naar binnen, naar de woonkamer, en [medeverdachte] volgde haar. [medeverdachte] had de deur niet achter zich dicht gedaan, zodat het voor [verdachte] mogelijk werd de woning ongemerkt binnen te komen. In de woonkamer deed [medeverdachte] vervolgens alsof het biljet van € 50,00 op de grond viel, in de hoop dat [slachtoffer] al met het wisselgeld zou komen, maar dat gebeurde niet. Toen kwam [verdachte] en hij duwde [slachtoffer] naar achteren tegen de stoel. Zij viel op de grond. Volgens [medeverdachte] heeft [verdachte] aan haar gevraagd of zij de sjaal wilde pakken en haar vast wilde binden. Hij had haar handen vast. [medeverdachte] heeft de sjaal gepakt en heeft [slachtoffer] vastgebonden. Toen [slachtoffer] begon te schreeuwen, moest [medeverdachte] de sjaal om en eigenlijk in haar mond doen. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij de sjaal om de mond van [slachtoffer] heeft vastgemaakt/geknoopt. [verdachte] hield daarbij [slachtoffer] vast. [slachtoffer] hield haar handtas toen tussen haar benen geklemd.
[medeverdachte] heeft op 7 augustus 2013 bij de politie verklaard dat zij tot het einde erbij is geweest.
Onderzoek historische gegevens pintransacties
Uit de door ING bank NV verstrekte gegevens bleek dat met de bankpas op naam van [slachtoffer] de volgende transacties hadden plaatsgevonden:
3 april 2013 omstreeks 01.34.08 uur geldautomaat Rabobank [adres] te Kerkrade (geldopname 250 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.54.30 uur geldautomaat [naam supermarkt] [adres] te Heerlen (geldopname 1000 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.59.06 uur tankstation [naam tankstation] te Heerlen (betaling 547 euro).
Bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning aan de [adres]
Ter gelegenheid van de doorzoeking op 8 april 2013 werden in de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te Kerkrade enkele voorwerpen inbeslaggenomen, waaronder een zwarte damesportemonnee, aangetroffen op een stapel kleding in de slaapkamer. Aan de dochter, [betrokkene 2], en de zoon, [betrokkene 1], van het slachtoffer werden foto’s getoond van de beurs, die tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] werd aangetroffen. Zij verklaarden beiden dat ze met 100% zekerheid kunnen zeggen dat de beurs van hun moeder is en dat deze sedert het aantreffen van haar stoffelijk overschot vermist werd.
Aangifte diefstal
[betrokkene 2] heeft mede namens haar broer [betrokkene 1] aangifte gedaan van diefstal uit de woning van hun moeder aan de [adres] Kerkrade. Uit de woning werden twee enveloppen met elk 50 euro erin vermist.
Het sporenbeeld en onderzoek aan dna
Naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] kwam een uitgebreid forensisch sporenonderzoek op gang. Enkele bevindingen van het forensisch onderzoek zijn hierboven, onder het kopje
Aantreffen en overlijden slachtoffer, al beschreven en enkele bevindingen zullen hierna – kort samengevat – besproken worden.
Er werd forensisch onderzoek verricht aan onder meer de beurs van het slachtoffer die in de woning van [medeverdachte] werd aangetroffen, de sjaal (uiteinde en knoop) die om de hals van het slachtoffer zat, de nagels van de linkerhand van het slachtoffer, het kussen waarop het slachtoffer (deels) met haar hoofd lag, en aan de kleding van het slachtoffer, die zij droeg toen zij werd aangetroffen (vest, witte trui en broek). De beurs, de sjaal, de nagels, het kussen en de kleding werden bemonsterd en veiliggesteld voor dna-onderzoek.
Op de beurs werd dna-materiaal aangetroffen dat matchte met het dna-profiel van verdachte [medeverdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het uiteinde van de sjaal en in de knoop van de sjaal werd celmateriaal aangetroffen. Het materiaal op het uiteinde van de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [medeverdachte] en minimaal een andere persoon. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker als het celmateriaal, dat aangetroffen is op het uiteinde van de sjaal, afkomstig is van het slachtoffer, [medeverdachte] en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]), dan wanneer het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]). Het celmateriaal op de knoop in de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [medeverdachte]. Geconcludeerd werd dat deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker zijn als dit celmateriaal afkomstig is van het slachtoffer en van [medeverdachte], dan wanneer dit materiaal afkomstig zou zijn van het slachtoffer en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]).
Op de vingernagels werd een dna-mengprofiel van minimaal twee vrouwen aangetroffen. Dit mengprofiel matchte met het dna-profiel van het slachtoffer en van [medeverdachte]. De matchkans bij [medeverdachte] bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het kussen werd een onvolledig dna-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. In dit profiel bevond zich dna dat overeenkwam met de kenmerken van het dna van het slachtoffer, van [medeverdachte] en van minimaal één onbekende persoon.. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker wanneer het celmateriaal inderdaad afkomstig is van het slachtoffer, van [medeverdachte] en van een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]), dan dat het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]).
Op het vest van het slachtoffer werden additionele dna-kenmerken die matchten met het dna van [medeverdachte] aangetroffen. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op de witte trui van het slachtoffer werd een dna-mengprofiel aangetroffen. Dat mengprofiel matchte met het dna van het slachtoffer, van [medeverdachte] en een andere persoon.
Ten slotte werd op de broek van het slachtoffer een dna-profiel aangetroffen dat matchte met het dna van [medeverdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Er is tevens forensisch onderzoek verricht aan de handschoenen, de trainingsbroek en het trainingsjack van [verdachte]. Bij de diverse onderzoeken aan die kledingstukken zijn geen sporen van [slachtoffer] aangetroffen.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] niet in de woning van [slachtoffer] is geweest. De rechtbank heeft buiten de verklaring van [medeverdachte] namelijk geen bewijsmateriaal in het dossier aangetroffen waaruit volgt dat [verdachte] tegelijkertijd met [medeverdachte] in de woning van het slachtoffer aanwezig was. Ook uit de vele dna-onderzoeken volgt geen enkele aanwijzing dat [verdachte] in de woning van [slachtoffer] is geweest.
Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer]. De enkele verklaring van [medeverdachte] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde te komen. De bewezenverklaring mag namelijk niet slechts op de verklaring(en) van slechts één getuige berusten. Er dient een bewijsmiddel uit andere bron aanwezig te zijn. De feiten en omstandigheden waarover [medeverdachte] heeft verklaard staan op zichzelf en vinden geen steun in enig ander bewijsmateriaal. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 1 vrijspreken.
Conclusies ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht gelet op de verklaring van verdachte, het aantreffen van de beurs van [slachtoffer] in de woning van de medeverdachte [medeverdachte]/, het aantreffen van de bankpas in de woning van de moeder van verdachteen de bevindingen van het onderzoek historische gegevens pintransactieswettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van geld, toebehorende aan [slachtoffer] door het meerdere malen gebruik maken van haar bankpas en pincode. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de bankpas en de daarbij horende pincode aan verdachte gegeven. Verdachte is vervolgens daarmee geld gaan pinnen en drank, rookwaar en drugs voor hen beiden gaan kopen. Het restant van het door hem gepinde geld heeft hij daarna aan [medeverdachte] gegeven.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] bij het in ontvangst nemen van de bankpas wist dat deze op naam van [slachtoffer] stond. Hij verklaart daar in eerste instantie bij de politie ook zelf over. Deze verklaring wordt door hem later niet expliciet betwist, ook al wijkt hij in een latere verklaring af van hetgeen hij in eerste instantie heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank probeert verdachte hiermee zijn rol in het geheel te verhullen. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan die latere verklaring voor wat betreft het moment van de verkregen wetenschap van de naamstelling van de bankpas.