ECLI:NL:RBLIM:2015:2009

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
03/720556-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag, veroordeling voor diefstal met pinpas van slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de dood van een 82-jarige vrouw en van diefstal met een pinpas. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij aanwezig was in de woning van het slachtoffer op het moment van haar overlijden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachte niet voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor diefstal, omdat hij samen met de medeverdachte gebruik had gemaakt van de bankpas van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de bankpas niet van de medeverdachte was, maar van het slachtoffer, en dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld had gepind. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, zonder voorwaardelijke straf, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/720556-13
Datum uitspraak : 11 maart 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijk onderzoek van de zaak op de terechtzittingen van 6 februari 2015 en 10 februari 2015.
Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het onderzoek is ter terechtzitting van 25 februari 2015 gesloten.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat - kort samengevat - na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake van (feit 1): gekwalificeerde doodslag samen met een ander gepleegd, of wanneer dat niet bewezen kan worden, terzake van het plegen van een moord samen met iemand anders en/of terzake afpersing en/of diefstal met geweld van een portemonnee, een bankpas met pincode en geld, met de dood van het slachtoffer tot gevolg,
en ter zake van (feit 2): diefstal van geld door middel van een gestolen bankpas met pincode, samen met een ander gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 1 integraal dient te worden vrijgesproken. Volgens de officier van justitie is verdachte niet in de woning van [slachtoffer] geweest en ook niet betrokken bij de dood van het slachtoffer. Die conclusie volgt uit de verklaringen die verdachte van meet af aan heeft afgelegd, welke verklaringen overeenkomen met de historische gegevens van het telecomonderzoek, en ook uit het forensisch onderzoek, dat verdachte op geen enkele manier op de plaats delict brengt.
Volgens de officier van justitie kan feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, in die zin dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] bij de diefstal van geld van [slachtoffer]. Verdachte heeft van [medeverdachte] een bankpas gekregen, met bijbehorende pincode. Met die bankpas en pincode is verdachte in de nacht van 2 op 3 april 2013 diverse malen geld gaan pinnen en goederen gaan kopen. Verdachte zag bij ontvangst van die bankpas al dat deze niet van [medeverdachte] was, maar op naam van [slachtoffer] stond. Dat verdachte kennelijk, nadat hij van de eerste keer geld pinnen en boodschappen doen terug kwam, en toen niet eens de moeite nam om [medeverdachte] te vragen waar zij die bankpas vandaan had en hoe het kwam dat hij zo veel geld kon opnemen, geeft al aan dat het ook verdachte die nacht om uitsluitend geldelijk gewin te doen is geweest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 1 integraal dient te worden vrijgesproken. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart wisselend, ongeloofwaardig en leugenachtig over de betrokkenheid van verdachte. Behalve deze verklaringen bevindt zich in het dossier geen enkel bewijs waaruit kan worden afgeleid dan wel vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer].
Volgens de raadsman dient verdachte eveneens van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van feit 2 is vereist dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Daarvoor dient vast te staan dat verdachte wist dat de bankpas door [medeverdachte] was gestolen van [slachtoffer] en dat de daarbij horende pincode was afgeperst. Uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij eerst bij gebruikmaking van de bankpas bij tankstation [naam tankstation] zag dat de bankpas niet op naam van [medeverdachte] stond, maar op naam van [slachtoffer]. Verdachte had daarvoor al geld gepind met de bankpas. Een nadien opgekomen wetenschap, al dan niet in voorwaardelijk opzicht, is volgens de raadsman onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daar komt nog bij dat volgens de Hoge Raad voorwaardelijk opzet niet past bij oogmerk.
3.3
Het oordeel van de rechtbankAantreffen en overlijden slachtoffer
Op 3 april 2013 kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omstreeks 10.33 uur de opdracht om te gaan naar de [adres] te Kerkrade. Aldaar aangekomen deelde [betrokkene 1] hen mede dat hij de zoon van de bewoonster was en dat zijn moeder, mevrouw [slachtoffer], was overleden. De verbalisanten betraden daarop de woning en zagen dat [slachtoffer] op de vloer van de woonkamer lag. Er zat (gestold) bloed op dan wel in haar linkeroor. Een kussen lag gedeeltelijk onder haar hoofd. Op dit kussen zat een bloedvlek. Om haar nek zat een sjaaltje. De thuiszorgmedewerkster [getuige 1] zag dat het sjaaltje vrij strak om de hals van [slachtoffer] zat. De knoop van deze sjaal zat aan de achterzijde van de nek. Huisarts F. Soomers heeft omstreeks 10.30 uur de dood bij [slachtoffer] geconstateerd en geconcludeerd dat het een niet-natuurlijke dood betrof.
Letsels bij [slachtoffer]
Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is (onder meer) aan een pathologisch onderzoek onderworpen.
De patholoog, dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, constateerde in het gelaat en elders aan het hoofd diverse, al dan niet uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen, plaatselijk met oppervlakkige huidbeschadigingen. In de slijmvliezen van de mond en in een groot deel van de tong, vanuit de rechtermondhoek richting kaakrand, bij de hals voorwaarts/overgang borstkas was eveneens sprake van al dan niet uitgebreide bloeduitstortingen. Aan de hals/nek bevond zich een circulair snoerspoor, bandvormig met een breedte variërend van 1,5 tot 2,5 cm met deels bleekheid centraal en deels vlekkige, rode huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstortingen. Die letsels zijn volgens de patholoog alle bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld, zoals bijvoorbeeld door meervoudig slaan (al dan niet met een en/of meerdere voorwerp(en), schoppen, stoten of anderszins kan ontstaan. De letsels aan de mond/neusregio zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch (zoals drukkend, botsend, belemmerend) geweld op de mond/neus regio, al dan niet (deels) met een ligatuur (gezien het bandvormig letsel aan de rechtermondhoek tot aan de kaakrand). Het circulair snoerspoor aan de hals/nek is bij leven ontstaan als gevolg van inwerking van (heftig) uitwendig mechanisch omsnoerend, samendrukkend geweld, al dan niet in combinatie met botsend geweld op de hals/nek, zoals door een strak omwikkeld object (stranguleren: zoals in het kader van ligeren, verhangen) of een combinatie daarvan. Gezien het verloop van dit snoerspoor (in een vlak) past het beeld volgens de patholoog meer bij ligatuurstrangulatie dan bij verhanging.
Volgens de patholoog kan het intreden van de dood van [slachtoffer] goed worden verklaard door verwikkelingen van verstikking (door doorgemaakt geweld op de hals en/of door belemmering van de luchtwegen; door geweld op de mond-neusregio, al dan niet in combinatie met mechanische belemmering van de ademhaling door druk op de borstkas), elk op zich dan wel in combinatie. De bij sectie vastgestelde recente hartspierschade en de vochtophoping in de hersenen worden verklaard als verwikkelingen van verstikking.
Tussenconclusie
Op grond van de bevindingen van de patholoog stelt de rechtbank vast dat de vele, bij [slachtoffer] geconstateerde letsels zijn toegebracht op het moment dat zij nog in leven was. Ook stelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de patholoog en de radioloog vast dat het intreden van de dood verklaard wordt door verstikking.
Verklaring verdachte [verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 april 2013 vanaf 18.00 uur bij [medeverdachte] was op de [adres]. Zij woont schuin tegenover de woning waar ze het slachtoffer hebben gevonden. [verdachte] was alleen met [medeverdachte] in de woning. Zij is verslaafd aan drugs. Omstreeks 22.00 uur of 22.30 uur is [medeverdachte] weggegaan omdat ze shag en iets te drinken zou gaan halen. Ze is ongeveer een half uur tot 40 minuten weg geweest. [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] nog een paar keer heeft gebeld met zijn mobieltje (een Nokia). Toen zij terugkwam had ze alleen een pakje shag bij zich. Aangezien [verdachte] toch dorst had en iets te drinken wilde hebben, zei hij tegen haar dat hij met een taxi naar zijn moeder zou gaan. Op dat moment gaf [medeverdachte] hem opeens een bankpas van de ING bank. Op het pasje stond de naam [slachtoffer] kreeg toen ook van haar de pincode voor de pas. [verdachte] nam de bankpas aan en is toen met een taxi vertrokken. Hij is eerst met de taxi naar het [adres] te Kerkrade gereden, naar de Rabobank. Daar heeft hij 250 euro gepind. Vervolgens is hij met de taxi naar Duitsland gereden, naar het Shell tankstation. Hij heeft daar drank gekocht. Dit betaalde hij contant van het eerder gepinde geld. Onderweg is hij nog even gestopt om wat coke te kopen. Daarna is hij teruggegaan naar de [adres]. Daar heeft hij de taxi betaald en het bankpasje teruggegeven aan [medeverdachte], samen met het restant van het gepinde geld. Het viel hem vervolgens in dat hij nog zo’n tweeduizend euro van [medeverdachte] moest krijgen. Zij vond dit goed en gaf hem weer het bankpasje met de pincode. Zij zei dat hij het gehele bedrag dat op de rekening stond moest pinnen. Hij is toen weer met de taxi vertrokken. Eerst naar de [adres] te Heerlen. Daar is een ING bank. Hij heeft daar duizend euro gepind. Toen is hij naar Tankstation [naam tankstation] in Heerlen gegaan om rookwaren te kopen. Hij heeft daar de bankpas gebruikt om te betalen en daar ook enkele honderden euro’s extra gepind. Bij terugkomst op de [adres] heeft [verdachte] de bankpas weer aan [medeverdachte] teruggegeven, met het restant van het gepinde geld. [verdachte] heeft verder verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de dood van het slachtoffer.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zij op 2 april 2013 bij frituur ‘[naam frituur]’, gelegen aan [adres] te Kerkrade, vlak voor sluitingstijd (ongeveer 22.00 uur) van de frituur, shag heeft gekocht. Getuige [getuige 2], uitbaatster van deze frituur, bevestigt dat [medeverdachte] in de frituur is geweest tussen 21.30 uur en 22.00 uur en daar sigaretten wilde kopen. Voor de 5 euro die zij toen bij zich had kon zij echter alleen shag kopen. Haar zoon [getuige 3] bevestigt deze verklaring.
[medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2014 verklaard dat zij en medeverdachte [verdachte] geld nodig hadden en dat zij daarom een plan hadden bedacht om bij het slachtoffer [slachtoffer] binnen te kunnen komen. Dat plan hield het volgende in. [slachtoffer] had nog geld tegoed van [medeverdachte]. [medeverdachte] zou doen alsof ze dat geld terug kwam brengen. Ze zou daarbij doen alsof ze een biljet van € 50,00 bij zich had. Omdat [slachtoffer] € 20,00 tegoed had, zou zij zou dan wisselgeld moeten pakken. Daarna zou een soort wisseltruc moeten plaatsvinden. [medeverdachte] had tegen [verdachte] gezegd dat [slachtoffer] haar geen geld zou geven. [verdachte] zou tegen [medeverdachte] hebben gezegd dat hij met [slachtoffer] zou gaan praten en haar zou beloven het dubbele terug te betalen. [medeverdachte] heeft vervolgens naar [slachtoffer] gebeld. Zij zou € 50,00 meenemen als zij € 30,00 wisselgeld zou hebben. Dat zou volgens [slachtoffer] geen probleem zijn. [medeverdachte] liep als eerste richting de woning van [slachtoffer], [verdachte] liep achter haar aan. [verdachte] ging aan de zijkant van de deur staan. [slachtoffer] maakte de deur slechts op een kier open en [medeverdachte] liep daarop beledigd weg. Toen riep [slachtoffer] dat ze toch binnen kon komen. [slachtoffer] liep voorop naar binnen, naar de woonkamer, en [medeverdachte] volgde haar. [medeverdachte] had de deur niet achter zich dicht gedaan, zodat het voor [verdachte] mogelijk werd de woning ongemerkt binnen te komen. In de woonkamer deed [medeverdachte] vervolgens alsof het biljet van € 50,00 op de grond viel, in de hoop dat [slachtoffer] al met het wisselgeld zou komen, maar dat gebeurde niet. Toen kwam [verdachte] en hij duwde [slachtoffer] naar achteren tegen de stoel. Zij viel op de grond. Volgens [medeverdachte] heeft [verdachte] aan haar gevraagd of zij de sjaal wilde pakken en haar vast wilde binden. Hij had haar handen vast. [medeverdachte] heeft de sjaal gepakt en heeft [slachtoffer] vastgebonden. Toen [slachtoffer] begon te schreeuwen, moest [medeverdachte] de sjaal om en eigenlijk in haar mond doen. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij de sjaal om de mond van [slachtoffer] heeft vastgemaakt/geknoopt. [verdachte] hield daarbij [slachtoffer] vast. [slachtoffer] hield haar handtas toen tussen haar benen geklemd.
[medeverdachte] heeft op 7 augustus 2013 bij de politie verklaard dat zij tot het einde erbij is geweest.
Onderzoek historische gegevens pintransacties
Uit de door ING bank NV verstrekte gegevens bleek dat met de bankpas op naam van [slachtoffer] de volgende transacties hadden plaatsgevonden:
3 april 2013 omstreeks 01.34.08 uur geldautomaat Rabobank [adres] te Kerkrade (geldopname 250 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.54.30 uur geldautomaat [naam supermarkt] [adres] te Heerlen (geldopname 1000 euro);
3 april 2013 omstreeks 02.59.06 uur tankstation [naam tankstation] te Heerlen (betaling 547 euro).
Bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning aan de [adres]
Ter gelegenheid van de doorzoeking op 8 april 2013 werden in de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te Kerkrade enkele voorwerpen inbeslaggenomen, waaronder een zwarte damesportemonnee, aangetroffen op een stapel kleding in de slaapkamer. Aan de dochter, [betrokkene 2], en de zoon, [betrokkene 1], van het slachtoffer werden foto’s getoond van de beurs, die tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] werd aangetroffen. Zij verklaarden beiden dat ze met 100% zekerheid kunnen zeggen dat de beurs van hun moeder is en dat deze sedert het aantreffen van haar stoffelijk overschot vermist werd.
Aangifte diefstal
[betrokkene 2] heeft mede namens haar broer [betrokkene 1] aangifte gedaan van diefstal uit de woning van hun moeder aan de [adres] Kerkrade. Uit de woning werden twee enveloppen met elk 50 euro erin vermist.
Het sporenbeeld en onderzoek aan dna
Naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] kwam een uitgebreid forensisch sporenonderzoek op gang. Enkele bevindingen van het forensisch onderzoek zijn hierboven, onder het kopje
Aantreffen en overlijden slachtoffer, al beschreven en enkele bevindingen zullen hierna – kort samengevat – besproken worden.
Er werd forensisch onderzoek verricht aan onder meer de beurs van het slachtoffer die in de woning van [medeverdachte] werd aangetroffen, de sjaal (uiteinde en knoop) die om de hals van het slachtoffer zat, de nagels van de linkerhand van het slachtoffer, het kussen waarop het slachtoffer (deels) met haar hoofd lag, en aan de kleding van het slachtoffer, die zij droeg toen zij werd aangetroffen (vest, witte trui en broek). De beurs, de sjaal, de nagels, het kussen en de kleding werden bemonsterd en veiliggesteld voor dna-onderzoek.
Op de beurs werd dna-materiaal aangetroffen dat matchte met het dna-profiel van verdachte [medeverdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het uiteinde van de sjaal en in de knoop van de sjaal werd celmateriaal aangetroffen. Het materiaal op het uiteinde van de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [medeverdachte] en minimaal een andere persoon. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker als het celmateriaal, dat aangetroffen is op het uiteinde van de sjaal, afkomstig is van het slachtoffer, [medeverdachte] en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]), dan wanneer het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]). Het celmateriaal op de knoop in de sjaal had dna-nevenkenmerken die overeenkwamen met het dna van [medeverdachte]. Geconcludeerd werd dat deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker zijn als dit celmateriaal afkomstig is van het slachtoffer en van [medeverdachte], dan wanneer dit materiaal afkomstig zou zijn van het slachtoffer en een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]).
Op de vingernagels werd een dna-mengprofiel van minimaal twee vrouwen aangetroffen. Dit mengprofiel matchte met het dna-profiel van het slachtoffer en van [medeverdachte]. De matchkans bij [medeverdachte] bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op het kussen werd een onvolledig dna-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. In dit profiel bevond zich dna dat overeenkwam met de kenmerken van het dna van het slachtoffer, van [medeverdachte] en van minimaal één onbekende persoon.. Blijkens de conclusie van het vergelijkend dna-onderzoek zijn deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker wanneer het celmateriaal inderdaad afkomstig is van het slachtoffer, van [medeverdachte] en van een onbekende persoon (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]), dan dat het afkomstig is van het slachtoffer en twee onbekende personen (niet verwant aan het slachtoffer of [medeverdachte]).
Op het vest van het slachtoffer werden additionele dna-kenmerken die matchten met het dna van [medeverdachte] aangetroffen. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Op de witte trui van het slachtoffer werd een dna-mengprofiel aangetroffen. Dat mengprofiel matchte met het dna van het slachtoffer, van [medeverdachte] en een andere persoon.
Ten slotte werd op de broek van het slachtoffer een dna-profiel aangetroffen dat matchte met het dna van [medeverdachte]. De matchkans bleek kleiner dan 1 op 1 miljard te zijn.
Er is tevens forensisch onderzoek verricht aan de handschoenen, de trainingsbroek en het trainingsjack van [verdachte]. Bij de diverse onderzoeken aan die kledingstukken zijn geen sporen van [slachtoffer] aangetroffen.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] niet in de woning van [slachtoffer] is geweest. De rechtbank heeft buiten de verklaring van [medeverdachte] namelijk geen bewijsmateriaal in het dossier aangetroffen waaruit volgt dat [verdachte] tegelijkertijd met [medeverdachte] in de woning van het slachtoffer aanwezig was. Ook uit de vele dna-onderzoeken volgt geen enkele aanwijzing dat [verdachte] in de woning van [slachtoffer] is geweest.
Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer]. De enkele verklaring van [medeverdachte] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde te komen. De bewezenverklaring mag namelijk niet slechts op de verklaring(en) van slechts één getuige berusten. Er dient een bewijsmiddel uit andere bron aanwezig te zijn. De feiten en omstandigheden waarover [medeverdachte] heeft verklaard staan op zichzelf en vinden geen steun in enig ander bewijsmateriaal. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 1 vrijspreken.
Conclusies ten aanzien van feit 2 [1]
De rechtbank acht gelet op de verklaring van verdachte [2] , het aantreffen van de beurs van [slachtoffer] in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] [3] / [4] , het aantreffen van de bankpas in de woning van de moeder van verdachte [5] en de bevindingen van het onderzoek historische gegevens pintransacties [6] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van geld, toebehorende aan [slachtoffer] door het meerdere malen gebruik maken van haar bankpas en pincode. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de bankpas en de daarbij horende pincode aan verdachte gegeven. Verdachte is vervolgens daarmee geld gaan pinnen en drank, rookwaar en drugs voor hen beiden gaan kopen. Het restant van het door hem gepinde geld heeft hij daarna aan [medeverdachte] gegeven.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] bij het in ontvangst nemen van de bankpas wist dat deze op naam van [slachtoffer] stond. Hij verklaart daar in eerste instantie bij de politie ook zelf over. Deze verklaring wordt door hem later niet expliciet betwist, ook al wijkt hij in een latere verklaring af van hetgeen hij in eerste instantie heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank probeert verdachte hiermee zijn rol in het geheel te verhullen. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan die latere verklaring voor wat betreft het moment van de verkregen wetenschap van de naamstelling van de bankpas.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 2
meermalen, op 3 april 2013 in de gemeente Kerkrade en in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder hun bereik heeft gebracht door middel van een bankpas met bijbehorende pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
Feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 311 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de duur van het voorarrest ruimschoots voldoende is. Gelet op de beperkte juridische documentatie van verdachte is oplegging van een voorwaardelijke straf niet opportuun.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] zich meermalen schuldig gemaakt aan het wegnemen van geld van de bankrekening van [slachtoffer]. Nadat [medeverdachte] de bankpas met de daarbij horende pincode aan verdachte had gegeven, is hij meteen die nacht op diverse locaties in Kerkrade en Heerlen geld gaan pinnen. Verdachte heeft van het gepinde geld drank, rookwaren en drugs gekocht en die samen met [medeverdachte] geconsumeerd. Het restant van het gepinde geld heeft hij aan [medeverdachte] gegeven. Hij heeft dat alles zonder scrupules gedaan. Dat hij zich toen - al was het maar een fractie - heeft gerealiseerd dat hij met een pas pinde van iemand die iets verschrikkelijks was overkomen en dat hij dat niet moest doen, is de rechtbank niet gebleken.
Door deze diefstal is aan de gedupeerde(n) en/of financiële dienstverleners (financiële) schade en overlast bezorgd. Voor de nabestaanden van [slachtoffer] moet de gedachte dat iemand de rekening van hun moeder en oma heeft leeggeroofd, verschrikkelijk zijn. De verdachte heeft daar geen rekening mee gehouden, maar alleen aan zichzelf gedacht. Zijn enige doel was in zijn eigen behoeftes te voorzien. Dit gedrag is bijzonder verwerpelijk.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het strafblad betreffende verdachte d.d. 13 januari 2015, waaruit blijkt dat hij sinds 2003 niet meer is veroordeeld voor enig strafbaar feit. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden bij de op te leggen straf.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. De rechtbank zal geen voorwaardelijke straf met een proeftijd opleggen, omdat zij dit - anders dan de officier van justitie - in deze zaak niet opportuun acht.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partijen
[betrokkene 2]en
[betrokkene 1]zullen in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard omdat verdachte van de tenlastegelegde feiten onder 1 wordt vrijgesproken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
11 maart 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 3 april 2013, in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging door middel van een sjaal en/of ander geweld) uitgeoefend op het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld dan wel afpersing van een portemonnee en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s) en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 3 april 2013, in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging door middel van een sjaal en/of ander geweld) uitgeoefend op het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
en/of dat
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 3 april 2013, in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
B) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] (gewelddadig) heeft/hebben vastgepakt en/of op de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of (vervolgens) (krachtig) (fysiek) geweld (verwurging door middel van een sjaal en/of ander geweld) heeft/hebben uitgeoefend op het lichaam van die [slachtoffer], welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 3 april 2013 in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een bankpas met bijbehorende pincode, in elk geval door middel van een valse sleutel.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013034085 d.d. 23 september 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 6 april 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 520-521.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2013, doorgenummerde dossierpagina 40 en het geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 8 april 2013, doorgenummerde dossierpagina 114.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2013, doorgenummerde dossierpagina 872.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 453-454 en het geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 496.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 1850-1851 en andere geschriften, zijnde kopieën van afschriften betaalrekening ING, doorgenummerde dossierpagina’s 1879-1880.