Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 7
- de mondelinge behandeling op 12 februari 2015 met de pleitnota van [gedaagde]
2.De feiten
“De binnenplaats met bijbehorende stallen behoren niet tot het gehuurde. Hiervan wordt de brouwerij het gebruiksrecht verleend als opslagruimte/terras, zolang deze niet anderszins wordt gebruikt. Na twee jaar, gedurende welke de brouwerij het gebruiksrecht in ieder geval heeft, zal verhuurder een voorstel doen om de betreffende ruimte aan de brouwerij te verhuren,(…).
“De binnenplaats met bijbehorende stallen behoren niet tot het gehuurde. Hiervan wordt de huurder het gebruiksrecht verleend als opslagruimte/terras, zolang deze door de pandeigenaar niet anderszins wordt gebruikt. Uiterlijk na twee jaar, zal brouwerij een voorstel doen om de betreffende ruimte aan de huurder te verhuren.”
“Wij zullen u in de gelegenheid stellen de huidige huurovereenkomst uit te breiden met het huren van een nieuwe ruimte van ca. 50 m2 op de verhoging in de te renoveren voormalige stal onder de volgende condities (alle bedragen voor zover van toepassing excl. b.t.w.):- de huurprijs wordt verhoogd met € 500,00 per maand;- (…)- indien u in de betreffende ruimte een verdiepingsvloer met trap wenst, zal het hiervoor genoemde bedrag ad € 500,00 worden verhoogd naar € 750,00 per maand.Aan dit voorstel verbinden wij als voorwaarden dat wij met de pandeigenaar overeenstemming bereiken omtrent het huren van de betreffende ruimte, (…)”
3.Het geschil
a. de in diens bezit zijnde sleutels van de beide poorten bij [eiser] in te leveren;
b. de vergrendeling van beide poorten op te heffen en opgeheven te houden en [eiser] te allen tijde vrije toegang tot de binnenplaats met bijgebouwen via beide poorten te verlenen;
c. het door of in opdracht van [gedaagde] op de binnenplaats opgerichte schuurtje af te (doen) breken zonder schade aan de eigendommen van [eiser];
d. het gebruik van de poorten, de binnenplaats, de bijgebouwen en de verhoging achter het pand te beëindigen en deze te ontruimen en ontruimd te houden,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee na betekening van het vonnis in gebreke mocht blijven, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.De beoordeling
c. afbraak schuurtje
tweedevluchtroute dient te beschikken, maar hebben (ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling) niet met voldoende duidelijkheid gesteld dat het gehuurde over een permanent begaanbare
eerstevluchtroute beschikt. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat deze er (naast de hoofdingang, die naar zijn aard niet als vluchtroute geldt) niet is, en dat als zodanig de poort aan de achterzijde van de binnenplaats dient en geschikt is. Niettegenstaande de verbazingwekkende afsluiting van deze vluchtroute door degene die verplicht is hem te hebben (zie 2.6), [gedaagde] zelf, kan de toewijzing aan [eiser] van zijn vordering niet tot gevolg hebben dat aan de bedrijfsruimte de enige - voor exploitatie ervan als café wettelijk verplichte - vluchtweg wordt ontnomen. De vordering onder d. zal derhalve, op de hierna te formuleren wijze, aldus worden toegewezen dat [gedaagde] het recht op gebruik van de binnenplaats en de poorten voor zover nodig om de vluchtweg vanuit het café te realiseren, behoudt.