ECLI:NL:RBLIM:2015:1964

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
03/866293-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door verdachte in Limburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De tenlastelegging omvatte meermalen gepleegde ontuchtige handelingen met een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, alsook met een minderjarige onder de twaalf jaar. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 23 februari 2015 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer beoordeeld, evenals de aangifte en het proces-verbaal van de politie. De rechtbank concludeerde dat er belangrijke gebreken waren in het proces-verbaal, zoals het ontbreken van medisch onderzoek en onvolledige verslaglegging van verklaringen. Hierdoor was er twijfel over de waarheidsgetrouwe inhoud van de verklaringen. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar dat het tweede feit, de ontuchtige handelingen, wel bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar hem veroordeeld voor het tweede feit tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een forensische zorginstelling en toezicht door de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/866293-13
Datum uitspraak :
9 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Raadsvrouw is mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2015.
De rechtbank heeft gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 25 maart 2013 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen en/of te Hoensbroek in de gemeente Heerlen, in elk geval in de provincie Limburg, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer] ([geboortegegevens slachtoffer]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 25 maart 2013 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen en/of te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in elk geval in de provincie Limburg, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer] ([geboortegegevens slachtoffer]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)
- wrijven over vagina en kont en/of
- zuigen en/of likken aan borsten en/of
- likken aan vagina en/of
- knijpen in en/of betasten en/of wrijven over de billen van die [slachtoffer] en/of
- door hem, verdachte, doen betasten en/of doen vastpakken door die [slachtoffer] van de penis en/of zaadballen van hem verdachte en/of
- door hem, verdachte, zich aftrekken en (vervolgens) klaarkomen op die [slachtoffer];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 25 maart 2013 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen en/of te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in elk geval in de provincie Limburg, meermalen, althans eenmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], [geboortegegevens slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- over vagina en kont gewreven en/of
- aan borsten gelikt en/of gezogen en/of
- aan vagina gelikt en/of
- in de billen van die [slachtoffer] geknepen en/of die billen betast en/of daarover gewreven en/of
- zijn verdachtes, penis en/of zaadballen door die [slachtoffer] doen betasten en/of doen vastpakken en/of
- zich afgetrokken en (vervolgens) klaarkomen op die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, voor zover het betreft het inbrengen van de vinger in de vagina, en onder 2 primair, aanhef en de gedachtestreepjes 1 tot en met 4 en 6, is ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit. Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen welke verdachte erkent te hebben gepleegd; het betreft de handelingen genoemd achter de gedachtestreepjes 1 tot en met 4. Van het meer ten laste gelegde dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat het hier een verdenking betreft die, alleen al gelet op de inhoud van de verklaringen van verdachte, een grote inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer moet hebben gehad en waarvan het slachtoffer nog jaren de gevolgen zal moeten dragen.
De rechtbank ontkomt er echter niet aan om te beoordelen of op grond van de inhoud van het dossier, en dan voornamelijk op grond van de inhoud van het door de politie opgemaakte proces-verbaal, en het verhandelde ter terechtzitting kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank merkt op dat genoemd proces-verbaal van politie een aantal belangrijke gebreken vertoont. De rechtbank noemt in dit verband het ontbreken van een analyse van de qua inhoud verschillende verklaringen van het slachtoffer afgezet tegen de verklaringen die door verdachte zijn afgelegd. Voorts wijst zij op het niet verrichten van medisch onderzoek bij zowel het slachtoffer als de verdachte, welk medisch onderzoek meer duidelijkheid had kunnen verschaffen omtrent het al dan niet seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het hebben van erectieproblemen bij verdachte. Ook noemt zij de onvolledige verslaglegging van het gesprek dat de politie heeft gevoerd met onder anderen de moeder van het slachtoffer en de onvolledige weergave van het derde proces-verbaal van verhoor van verdachte. Tenslotte wijst zij op de omstandigheid dat er door verbalisanten gebruik is gemaakt van suggestieve en gesloten vragen.
De rechtbank verbindt aan deze gebreken het gevolg dat getwijfeld kan worden aan het waarheidsgehalte van de in deze zaak bij de politie afgelegde verklaringen. Dit leidt er toe dat de rechtbank enkel dat gedeelte van de verklaringen van verdachte en het slachtoffer voor het bewijs zal gebruiken voor zover deze verklaringen met elkaar overeenstemmen.
Met betrekking tot feit 1:
De rechtbank komt, gelet op het hiervoor overwogene tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, nu dit feit door verdachte zowel tijdens de verhoren bij de politie als ter terechtzitting is ontkend.
Met betrekking tot feit 2 primair:
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 februari 2015;
- de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie; [2]
- de aangifte door [aangever] namens [slachtoffer]; [3]
- het verslag studioverhoor [slachtoffer]. [4]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht met betrekking tot
feit 2 primairwettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 25 maart 2013 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, en te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, meermalen, met [slachtoffer], [geboortegegevens slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- wrijven over vagina en kont en
- zuigen en likken aan borsten en
- likken aan vagina en
- knijpen in en betasten en wrijven over de billen van die [slachtoffer] en
- door hem, verdachte, doen vastpakken door die [slachtoffer] van de penis van hem verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het onder feit 2 primair bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering. Met betrekking tot de duur van de daarbij te bepalen proeftijd heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Indien de rechtbank toch komt tot het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke straf, dan bepleit de raadsvrouw de oplegging van een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Door het bewezen verklaarde is een grote inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer kunnen worden belemmerd.
Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat het slachtoffer als stiefkleindochter aan de zorg van verdachte was toevertrouwd, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 januari 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Met betrekking tot de aan verdachte op te leggen straf is de rechtbank van oordeel dat, nu ontuchtige handelingen zijn bewezen, er sprake is van een ernstige inbreuk in de zin van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de dagen in verzekering doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een passende sanctie is.
Aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en moet meewerken aan een behandeling bij Radix-Mondriaan of een soortgelijke ambulante forensische zorg.
Met de oplegging van de straf als geheel wordt de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, terwijl door het opnemen van een voorwaardelijk deel hierbinnen de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een materiële schadevergoeding van € 840,92 en een immateriële schadevergoeding van € 5.800,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij door het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht conform het gevorderde bedrag van € 840,92. Deze schade is door de verdachte niet betwist.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade dan ook toewijzen.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op basis van het onderzoek ter terechtzitting tevens is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank verwijst daartoe naar bijlage 3 van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces.
De rechtbank zal de immateriële schade, gelet op de omstandigheid dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde feit, naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 2.500,00 onder afwijzing van het meer gevorderde.
Nu verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
taakstraf voor de duur van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich binnen drie werkdagen volgend op de uitspraak moet melden bij de Reclassering Nederland ([telefoonnummer]) en daarna zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich moet laten behandelen bij Radix-Mondriaan of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 3.340,92(zegge: drieduizend driehonderd en veertig euro en 92 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2013 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 43 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 maart 2015, zijnde mr. J.A.A.C. Claessen niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866293-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 9 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013032270 d.d. 26 juli 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo. artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Drie processen-verbaal van verhoor verdachte, resp. d.d. 2 juli 2013, 3 juli 2013 en 4 juli 2013, doorgenummerde pagina’s 124 tot en met 133, 134 tot en met 136 en 139 tot en met 147
3.Een proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 2 april 2013, doorgenummerde pagina’s 12 tot en met 20.
4.Een proces-verbaal bevindingen d.d. 19 juni 2013, doorgenummerde pagina’s 29 tot en met 99.