In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, heeft de eisende partij, Stichting Woonpunt, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2], echtgenoten en huurders van een woning. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 januari 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 februari 2015. Woonpunt vordert onder andere de ontruiming van de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en een verbod op het veroorzaken van overlast, waaronder bedreigingen en intimidatie van medewerkers van Woonpunt. De eisende partij stelt dat [gedaagde 2] in het verleden ernstige bedreigingen heeft geuit aan medewerkers van Woonpunt, wat heeft geleid tot een onveilige werksituatie.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar dat de gegrondheid van de klachten over bedreigingen door [gedaagde 2] niet voldoende is aangetoond. De rechter oordeelt dat de klachten niet zonder meer kunnen worden aangenomen, omdat er onvoldoende bewijs is overgelegd, zoals politie-rapporten. Hierdoor kan de primaire vordering tot ontruiming niet worden toegewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering tot het opleggen van een gedragsaanwijzing toegewezen. [gedaagde 2] wordt verboden om medewerkers van Woonpunt te bedreigen, met een dwangsom van € 500,00 per overtreding. De rechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is op 3 maart 2015 uitgesproken door mr. P.E. de Kort.