2.2.Ter onderbouwing van haar vorderingen verwijst DB c.s. in het bijzonder naar het Besluit van de Europese Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van art. 101 VWEU en art. 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.344 – Spanstaal), hierna: “het Besluit”. De Samenvatting (PB C 339 van 19.11.2011) van het Besluit luidt onder meer als volgt:
“(1) Dit besluit is gericht tot 36 rechtspersonen die onderdeel vormen van 17 spanstaalondernemingen, omdat zij hebben deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk op artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Zij hebben deelgenomen aan de vaststelling van prijzen en volumes, de verdeling van klanten en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie in het kader van een kartel in de sector spanstaal (de producten „speciale strengen” en „draagkabels” uitgezonderd). Het kartel duurde van januari 1984 tot september 2002 en bestreek alle landen die in die periode de EU15 vormden, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Griekenland. Ook Noorwegen was bij het kartel betrokken. Het kartel staakte zijn activiteiten in 2002, toen de onderneming DWK/Saarstahl het bestaan ervan bekendmaakte op grond van de in datzelfde jaar ingevoerde clementieregeling van de Commissie (..).
(9) Deze zaak betreft een inbreuk op artikel 101 van het VWEU en, vanaf 1 januari 1994, op artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector spanstaal, met uitzondering van speciale strengen en draagkabels. Spanstaal bestaat uit lange, gekrulde metaaldraden en -strengen die in combinatie met beton op bouwwerven worden gebruikt voor het maken van funderingen, balkons of bruggen alsook bij ondergrondse bouwwerken en in de bruggenbouw.
(10) De betrokken leveranciers stelden prijzen en volumes vast, verdeelden klanten en wisselden commercieel gevoelige informatie uit in het kader van een kartel dat meer dan 18 jaar duurde, van tenminste 1 januari 1984 tot 19 september 2002. Daarnaast controleerden zij de afspraken op het gebied van prijzen, afnemers en volumes door middel van een systeem van nationale coördinatoren en bilaterale contacten. Sommige leveranciers waren tevens betrokken bij een speciale vorm van klantentoewijzing met betrekking tot een grote Scandinavische afnemer. De inbreuk vormt door zijn aard een van de ernstigste schendingen van artikel 101 van het VWEU.
(11) Het kartel betrof een geheel van pan-Europese regelingen en werd aanvankelijk aangeduid als „Club Zürich”, naar de stad in Zwitserland waar de eerste kartelbijeenkomsten werden gehouden, en later als „Club Europa”. Maar er waren ook twee regionale afdelingen, een in Italië („Club Italia”) en een in Spanje/Portugal („Club España”). De verschillende regelingen in het kader van het kartel vormden één enkele, complexe en voortdurende inbreuk omdat zij onderling verbonden waren door overlappingen van grondgebied, lidmaatschap en periode. Verder hadden zij hetzelfde doel en maakten zij gebruik van soortgelijke mechanismen. Immers, het doel van het kartel was de marktaandelen van de leveranciers te stabiliseren om prijsdalingen te voorkomen en prijsverhogingen te vergemakkelijken. Dit gebeurde door afspraken te maken over volumes, prijzen en/of de verdeling van klanten. Deze afspraken werden gecontroleerd en er werden compensatiemechanismen in het leven geroepen. Bovendien waren de deelnemers aan de verschillende regelingen op de hoogte van elkaars inspanningen om de marktaandelen/prijzen te stabiliseren en werden er pogingen ondernomen om overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk evenwicht en om gezamenlijk prijzen vast te stellen.
(12) De betrokken ondernemingen ontmoetten elkaar doorgaans in de wandelgangen van officiële branchebijeenkomsten in hotels in heel Europa. De Commissie bezit bewijsmateriaal met betrekking tot meer dan 550 kartelbijeenkomsten.
(20) De volgende geldboeten werden opgelegd ingevolge artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003:
1.
45 705 600 EUR
Voor ArcelorMittal Wire France SA en ArcelorMittal Fontaine SA, waarbij
ArcelorMittal Verderio Srl hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 32 353 600 EUR, en waarbij
ArcelorMittal SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 31 680 000 EUR.
2.
36 720 000 EUR
voor ArcelorMittal España SA, waarbij
ArcelorMittal SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 8 256 000 EUR, en
Emesa — Trefilería SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 2 576 400 EUR, en
Industrias Galycas SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 868 300 EUR.
3.
54 389 000 EUR
voor Global Steel Wire SA en Moreda-Riviere Trefilerías SA, welke ondernemingen beide hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld, waarbij
Trenzas y Cables de Acero PSC, SL hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 40 000 000 EUR, en
Trefilerías Quijano SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 4 190 000 EUR.
4.
12 590 000 EUR
voor Companhia Previdente — Sociedade de Controle de Participações Financeiras SA en SOCITREL — Sociedade Industrial de Trefilaria SA, welke ondernemingen beide hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
5.
22 000 000 EUR
voor voestalpine AG en voestalpine Austria Draht GmbH, welke ondernemingen beide hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
6.
8 874 000 EUR
voor Fapricela — Indústria de Trefilaria SA
7.
482 250 EUR
voor Proderac Productos Derivados del Acero SA
8.
46 550 000 EUR
voor Westfälische Drahtindustrie GmbH, waarbij
Westfälische Drahtindustrie Verwaltungsgesellschaft GmbH & Co. KG hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 38 855 000 EUR, en
Pampus Industriebeteiligungen GmbH & Co. KG hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 15 485 000 EUR.
9.
6 934 000 EUR
voor HIT Groep BV, waarbij
Nedri Spanstaal BV hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 5 056 500 EUR.
10.
0 EUR
voor Saarstahl AG en DWK Drahtwerk Köln GmbH, welke ondernemingen beide hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
11.
4 300 000 EUR
voor Rautaruukki Oyj en Ovako Bright Bar AB, welke ondernemingen beide aansprakelijk worden gesteld, waarbij
Ovako Hjulsbro AB hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 1 808 000 EUR, en
Ovako Dalwire Oy Ab hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 554 000 EUR.
12.
2 386 000 EUR
voor Italcables SpA, waarbij
Antonini SpA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 22 500 EUR.
13.
6 341 000 EUR
voor Redaelli Tecna SpA
14.
2 552 500 EUR
voor CB Trafilati Acciai SpA
15.
843 000 EUR
Voor I.T.A.S. — Industria Trafileria Applicazioni Speciali — SpA
16.
15 956 000 EUR
voor Siderurgica Latina Martin SpA,waarbij
ORI Martin SA hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van 14 000 000 EUR.
17.
3 249 000 EUR
voor Emme Holding SpA