ECLI:NL:RBLIM:2015:1674

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
03/702590-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van woninginbraak en veroordeling voor schuldheling na gebrek aan bewijs

Op 27 februari 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een woninginbraak en schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van woninginbraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraak in de woning van [slachtoffer] op 28 of 29 juni 2014. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachten gaven geen overtuigend bewijs van nauwe en bewuste samenwerking bij de inbraak. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de plaats delict niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor schuldheling van een fiets, die hij had gekocht van [medeverdachte]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was, gezien de omstandigheden waaronder de aankoop plaatsvond. De rechtbank legde een geldboete op van € 300,-, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het feit waarop deze vordering betrekking had, werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte opheffen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/702590-14
Datum uitspraak : 27 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de Rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
hierna te noemen: de verdachte.
Raadsvrouw is mr. S.M. Kurvers, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2015.
De rechtbank heeft op 13 februari 2015 gehoord de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, die ter terechtzitting verklaarde door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 of 29 juni 2014 te Hoensbroek, althans in de gemeente Heerlen, althans binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen (onder meer) een televisie (merk: LG) en/of meerdere, althans een, laptop(s), en/of een apple imac en/of een hoeveelheid geld en/of een geldkistje en/of een camera (merk: Canon) en/of een autosleutel (merk: [merknaam]) en/of een alarmkastje en/of diverse sleutels en/of diverse sieraden en/of een i-pad en/of een boormachine en/of een flex en/of een doppendoos en/of een autoradio (merk: JVC) en/of een playstation en/of een x-box en/of diverse computerspellen en/of een dvd-speler en/of een mobiele telefoon (merk: Galaxy S2) en/of een bonbonschaaltje en/of een horloge en/of een hoeveelheid zilveren munten en/of een boodschappentas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]en/of [rechtspersoon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2014 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, een fiets (Batavus Weekend) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan; de officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten bewezen.
Met betrekking tot het onder 1. tenlastegelegde stoelt zij haar oordeel - in combinatie met de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten in het voorbereidend onderzoek - op de melding van mevrouw [naam ], de moeder van de verdachte, luidende dat de verdachte samen met [medeverdachte] bezig is met de voorbereiding van een overval in Heerlen en op de inhoud van de uitgewerkte tapgesprekken waarin wordt gesproken over een woninginbraak bij iemand in de [adres 2], waar ‘
een [merknaam]’ voor de deur staat. Tijdens deze gesprekken wordt de mast die op een korte afstand van de [adres 2]is gesitueerd, aangestraald. De bewoner van de woning waar de inbraak heeft plaatsgevonden, de heer [slachtoffer], is in het bezit van een personenauto, merk [merknaam]. Voorts heeft de officier van justitie haar oordeel gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en op het feit dat een aantal van de in de aangifte vermelde goederen zijn aangetroffen in de woning van de verdachte en in de woning van twee andere personen, die eveneens worden verdacht te hebben deelgenomen aan de inbraak.
Het onder 2. tenlastegelegde acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte van [naam aangever], de verklaring van de verdachte omtrent de wijze waarop hij de fiets heeft verkregen en het aantreffen van de fiets bij de woning, waar de verdachte op dat moment verbleef.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het onder 1. tenlastegelegde bepleit. Zij heeft aangevoerd dat er geen bewijs bestaat voor een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de daders van deze inbraak. De raadsvrouw heeft gewezen op de verklaringen van de verdachte in het voorbereidend onderzoek, die neerkomen op het volgende. De verdachte is met [medeverdachte] meegefietst naar Hoensbroek, waar zij eerst op een bankje hebben gezeten en [medeverdachte], na een telefoongesprek met
[medeverdachte 2] is weggelopen. De verdachte heeft toen even op [medeverdachte] zitten wachten zonder dat hij wist waar [medeverdachte] mee bezig was. Er was geen afspraak gemaakt omtrent een woninginbraak.
Het gesprek dat weliswaar werd gevoerd met de telefoon van de verdachte, werd gevoerd tussen [medeverdachte] en [medeverdachte 2] en de sms-berichten op deze telefoon heeft de verdachte pas de volgende ochtend gelezen. Dat de verdachte moest opletten of er een personenauto, merk [merknaam] kwam aangereden kon te maken hebben met de afspraak die [medeverdachte] had met een jongen, welke afspraak de reden was dat [medeverdachte] naar Hoensbroek ging. Ook de omstandigheid dat de verdachte zag dat [medeverdachte] met een volle tas terugkwam, vond de verdachte niet opmerkelijk, omdat die tas aan [medeverdachte] kon zijn overhandigd door de jongen met wie hij een afspraak had.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte zich niet kon distantiëren van [medeverdachte], nu hij niet kon wegfietsen vanwege het feit dat zijn fiets op slot stond en door dat slot verbonden was met de fiets van [medeverdachte].
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat voor zover de verdachte al enige bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de inbraak, aan deze bijdrage in elk geval niet zodanig gewicht kan worden toegekend dat van nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken.
Met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbankMet betrekking tot feit 1:
De rechtbank heeft op grond van het dossier in de onderhavige zaak en het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat op 28 of 29 juni 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer] gelegen aan [adres 2]. [slachtoffer] heeft verklaard dat bij deze inbraak een groot aantal goederen is ontvreemd.
Aan de verdachte is onder 1. ten laste gelegd dat hij zich als dader heeft schuldig gemaakt aan deze inbraak.
Naar aanleiding van de verklaring die is afgelegd door [naam ], de moeder van de verdachte, inhoudende dat haar zoon samen met anderen voornemens was een overval in Heerlen te gaan plegen, wordt door de politie nader onderzoek ingesteld naar de handelingen van de verdachte en de medeverdachten.
In de tapgesprekken die in het kader van dat onderzoek worden beluisterd, is te horen dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2]diverse keren telefonisch contact hebben met elkaar. Tijdens deze contacten worden gegevens uitgewisseld die kennelijk betrekking hebben op [slachtoffer], op hetgeen zich op bepaalde plaatsen in zijn woning zou bevinden en op de plekken waar deze [slachtoffer] zich in de nacht van 28 op 29 juni 2014 ophoudt.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte] met hem naar Hoensbroek is gefietst en dat zij daar op een bankje zijn gaan zitten, wachtend op een jongen met wie [medeverdachte] beweerdelijk zou hebben afgesproken. Na een telefoongesprek tussen [medeverdachte] en [medeverdachte 2] is [medeverdachte] even weggeweest. Hij heeft aan de verdachte gevraagd om hem te roepen als hij een personenauto van het merk [merknaam] zou zien rijden. Namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte zou hebben gedacht dan [medeverdachte] te moeten roepen omdat de jongen, met wie [medeverdachte] de afspraak had, daarmee zou komen aanrijden. Ook de volle tas, die [medeverdachte] bij terugkomst bij zich had, had volgens de verklaringen van de verdachte te maken met deze afspraak. De verdachte ontkent aldus elke betrokkenheid bij de inbraak.
[medeverdachte] heeft tijdens het verhoor door ambtenaren van de politie geen verklaring afgelegd; [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij sms-contact heeft gehad met [medeverdachte].
Er is geen bewijs voor het feit dat de verdachte in de woning van [slachtoffer] is geweest. Uit meergenoemde verklaring van [naam ] blijkt weliswaar van criminele intenties van de verdachte, maar zij verklaart over een voornemen dat betrekking zou hebben op een overval op een persoon, welke steeds veel contant geld op zak heeft. Verder is uit het dossier niet gebleken dat de verdachte een deel van de volgens de aangifte van [slachtoffer] omvangrijke en waardevolle buit heeft ontvangen. Weliswaar heeft de verdachte een horloge van [medeverdachte] ontvangen, maar volgens zijn zeggen wist hij niet waar dat horloge vandaan kwam. Ook de munten die hij van [medeverdachte] ontving om in te leveren bij muntenhandel [naam 6] zijn niet zonder meer te duiden als verdeling van de buit. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld dat hij hiervoor heeft ontvangen aan [medeverdachte] heeft afgegeven. Bewijs voor het feit dat, in tegendeel tot de verklaring van de verdachte, hij dat geld zelf heeft kunnen behouden is er niet. Nergens blijkt verder dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] niet naar Hoensbroek ging om daar een persoon te treffen, maar om daar een woninginbraak te plegen. Ook blijkt niet van betrokkenheid van de verdachte bij enige voorbereiding of uitvoering van deze woninginbraak.
De verdachte heeft niet deelgenomen aan de telefoongesprekken, die in de periode dat deze inbraak werd gepleegd met zijn telefoon zijn gevoerd. Volgens zijn verklaring heeft de verdachte de sms-jes, die door [medeverdachte 2] werden verzonden naar het telefoontoestel van de verdachte pas de volgende dag gelezen. Deze sms-jes waren volgens de verklaring van de verdachte bestemd voor [medeverdachte], die op dat moment van zijn telefoontoestel gebruik maakte.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op het tijdstip dat het tenlastegelegde feit werd gepleegd samen met [medeverdachte] in Hoensbroek was.
De rechtbank acht de feitelijke aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de plaats delict ten tijde van het plegen daarvan echter niet voldoende om te concluderen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen of medeplegen van deze woninginbraak.
De rechtbank moet de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2.:
Op 6 juni 2014 heeft [naam aangever] aangifte gedaan van diefstal van haar fiets van het merk Batavus, type Weekend XN8, kleur dim grey 53. Deze fiets is gestolen op 25 mei 2014, vermoedelijk tussen 22.00 uur en 22.30 uur. De fiets heeft volgens de aangifte een waarde van € 799,- en was afgesloten met een ringslot. [2]
De verdachte heeft tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat hij de fiets, waarvan hem een foto werd getoond [3] waarop zichtbaar is dat de fiets van het merk Batavus, type Weekend, is en dat een fietsstoeltje daarop is bevestigd, vlak na 12 juni 2014 van [medeverdachte](de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) heeft gekocht voor € 150,-. Volgens deze verklaring wist [medeverdachte] dat de verdachte een fiets moest hebben en toonde hem de afgesloten Batavus, die in een fietsenstalling tegenover het politiebureau stond. De verdachte vond de fiets mooi, maar zei tegen [medeverdachte] dat hij eigenlijk een fiets met een kinderzitje nodig had. De dag erna stond deze fiets mét kinderzitje in de buurt van de woning van [medeverdachte] en toen heeft de verdachte deze tegen meergenoemde prijs van [medeverdachte] gekocht, aldus de verdachte in zijn verklaring. [4]
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit feit het volgende.
Nadat [medeverdachte] de betreffende fiets in de fietsenstalling, gelegen tegenover het politiebureau in Heerlen aan de verdachte heeft getoond, heeft de verdachte tegen [medeverdachte] gezegd dat hij een fiets met fietsstoeltje nodig had. De dag erna bevond de fiets zich in de buurt van de woning van [medeverdachte] en was voorzien van een dergelijk stoeltje. Deze levering “op bestelling” had bij de verdachte het vermoeden moeten doen rijzen dat de fiets niet op eerlijke wijze was verkregen. Bovendien was de verdachte ervan op de hoogte dat [medeverdachte] herhaaldelijk was veroordeeld voor het plegen van diefstallen, hetgeen dit vermoeden had moeten versterken. [5]
De rechtbank is aldus van oordeel dat de verdachte, toen hij de fiets van [medeverdachte] kocht, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem gekochte fiets van diefstal afkomstig was.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van deze fiets.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden, zoals deze zijn vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
2.
op 2 juli 2014 in de gemeente Heerlen een fiets (Batavus Weekend) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare feit:
schuldheling.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het volgende:
- de verdachte heeft, in tegenstelling tot [medeverdachte] en [medeverdachte 2], meegewerkt aan het politieonderzoek in deze zaak;
- hij heeft negen dagen in voorlopige hechtenis -met beperkingen- doorgebracht, hetgeen hem zeer zwaar is gevallen;
- hij heeft geen justitiële documentatie;
- hij heeft de zorg voor zijn dochtertje;
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een fiets. Door aldus te handelen heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De eigenaren van gestolen goederen worden steeds ten zeerste benadeeld. Ook de eigenaresse van de door de verdachte geheelde fiets heeft aanzienlijke schade opgelopen, nu zij ten tijde van de teruggave van de fiets heeft geconstateerd dat deze op diverse plaatsen ernstig beschadigd was.
De rechtbank rekent de verdachte zijn handelen ernstig aan.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een geldboete van € 300,- subsidiair zes dagen vervangende hechtenis opleggen. Deze straf acht zij passend en geboden.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres 2], vordert inzake feit 1. een schadevergoeding van € 5.855,-.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering en gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd tegen de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren, nu de verdachte voor het feit waarop deze vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen fietsslot verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het inbeslaggenomen fietsslot terug te geven aan de verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal gelasten het inbeslaggenomen fietsslot terug te gegeven aan de beslagene, nu met het voortduren van dit beslag geen strafvorderlijk belang wordt gediend.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het de onder 1. tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2. tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het onder 2. bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert, zoals dat hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte voor het onder 2 bewezenverklaarde
tot een geldboete van € 300,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zes dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [adres 2],
[adres 2] in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door de verdachte
ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan de beslagene van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
fietsslot, PRO-TEX, 2359016.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2015.
Buiten staat
Mr. M.E. Notermans en mr. P.H.M. Kuster zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/702590-14
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van de rechtbank van 27 februari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft aan de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan dit proces-verbaal, dat is vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. S.M. Kurvers, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Arrondissement Limburg, Politie Eenheid Limburg, District Parkstad, opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014070648 d.d. 18 augustus 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pag 725 van de doornummering.
3.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pag 685 van de doornummering.
4.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pag 680-681 van de doornummering.
5.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pag 673 van de doornummering.