In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en SNS Bank N.V. De zaak betreft een geschil over een hypothecaire geldlening die [eiseres] heeft afgesloten bij BLG Hypotheken, onderdeel van SNS. [eiseres] en haar partner zijn eigenaren van een woning, maar zijn in betalingsachterstand geraakt met de hypotheekrente. SNS heeft de overeenkomst van geldlening opgezegd en de woning te koop aangeboden via een executieveiling. [eiseres] vordert in deze procedure onder meer opschorting van de voorgenomen executie en een termijn voor herfinanciering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] jarenlang in verzuim is geweest met de betaling van de hypotheekrente en dat SNS op basis van artikel 3:268 BW het recht heeft om tot parate executie over te gaan. De rechtbank oordeelt dat de opzegging van de geldleningsovereenkomst en de opeising van het volledige geleende bedrag stand zal houden in een bodemprocedure. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af, omdat zij onvoldoende heeft aangetoond dat de opzegging van de overeenkomst onterecht was. De rechtbank concludeert dat SNS niet in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht en dat de belangen van SNS zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres].
De vordering van [eiser in het incident] om zich te voegen in de procedure wordt afgewezen, omdat deze te laat is ingediend. De rechtbank veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SNS.