Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.Standpunt van verzoeker
3.Standpunt van de rechter
mr. Van Dinter had aangegeven niet voor gedaagde 2 op te treden, eerst diende te worden beoordeeld of de niet verschenen gedaagde rechtsgeldig is opgeroepen. Uit het feit dat verzoeker het pleidooi hieromtrent op papier had gesteld, heeft de rechter afgeleid dat de gestelde vraag niet onbegrijpelijk was en dat verzoeker van mening was dat de betekening enige toelichting behoefde. De rechter heeft in het feit dat mr. Van Dinter aanvankelijk het woord nam over de verstekverlening maar hiervan verder afzag nadat hij door de rechter op zijn eerdere standpunt was gewezen, geen grond gezien om aan te nemen dat gedaagde 2 toch door mr. Van Dinter werd vertegenwoordigd. Met betrekking tot de toepassing van de artikelen 114 en 115 Rv en het procesreglement heeft de rechter haar visie gegeven, die haar heeft doen concluderen dat de dagvaarding van gedaagde 2 niet met inachtneming van de in dit geval vereiste vier weken is betekend. Voor zover ter zitting is gesproken over een betekening in de Franse taal en door een Luxemburgse deurwaarder, heeft de rechter haar visie gegeven en betoogd dat dit niet af doet aan het feit dat reeds was geconstateerd dat de dagvaardingstermijn niet in acht was genomen.