ECLI:NL:RBLIM:2015:1478

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
03.654009-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van Salduz-voorschriften bij verhoor van minderjarige verdachte in zaak van woningoverval en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 13-jarige verdachte, die beschuldigd werd van een woningoverval in België en de diefstal van een reep chocolade in Nederland. De Belgische politie had bij het verhoor van de verdachte de Salduz-voorschriften niet nageleefd, wat leidde tot bewijsuitsluiting van de verklaring die de verdachte in België had afgelegd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de Salduz-voorschriften niet strikt van toepassing waren omdat de verdachte niet was aangehouden, het in het belang van de verdachte wenselijk was geweest om deze voorschriften te hanteren, gezien zijn jonge leeftijd en de ernst van de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad, omdat zijn voogd en oma op de hoogte waren van de mogelijkheid om een advocaat te raadplegen en hier geen gebruik van hadden gemaakt.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen op 28 maart 2014 in Lanaken (België) met geweld en bedreiging een woning was binnengekomen en geld en sieraden had gestolen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de diefstal van een reep chocolade op 13 augustus 2014 in Stramproy. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere schone strafblad. De deskundige had vastgesteld dat de verdachte leed aan een reactieve hechtingsstoornis en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, wat zijn gedrag had beïnvloed. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden op, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, en een taakstraf in de vorm van een leerproject, de cursus Tools4U Verlengd Plus.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Parketnummer : 03/654009-14
Datum uitspraak : 17 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken,
in de zaak van de minderjarige:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw is mr. A.J.M. Mertens, advocaat te Weert.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 3 februari 2015.
De rechtbank heeft op 3 februari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.
Tevens zijn toen gehoord, [oma verdachte], bijgestaan door een tolk, zijnde de oma van verdachte en de heer [voogd verdachte], voogd van verdachte.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Lanaken (België) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [C] en/of [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een van zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het gemaskerd met bivakmutsen binnendringen van de woning, gelegen aan de [adres binnengedrongen woning] en/of het (vervolgens) roepen tegen die [C] om geld en/of de kluis en/of juwelen en/of (een) telefoon(s) en/of
- het duwen van die [C] en/of
- het houden van de/een stroomstootwapen(s) op korte afstand van het lichaam van die [C] althans het richten van de/een stroomstootwapen(s) in de richting van die [C] in elk geval het tonen van de/een stroomstootwapen(s) aan die [C] en/of [D] en/of het (vervolgens) meermalen althans eenmaal activeren van de/het stroomstootwapen(s);
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Stramproy, in elk geval in de gemeente Weert, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een reep chocolade van het merk Kinder Bueno, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen. Nu het verweten feit in België is gepleegd heeft de rechtbank zich er van vergewist dat het feit ook in België strafbaar is
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onderzoek naar de overval door de Belgische politie heeft plaatsgevonden. Dat onderzoek kan door de Nederlandse rechter worden geëerbiedigd. De Belgische politie heeft echter de Salduz voorschriften niet nageleefd. Op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan die verklaring dan ook niet bijdragen aan het bewijs. De politie heeft geen advocaat kunnen vinden voor de 13-jarige verdachte. De oma van verdachte is gebeld maar deze kon niet naar Lanaken komen. De politie had op dat moment pas op de plaats moeten maken, nu verdachte gelet op zijn leeftijd geen afstand kon doen van zijn consultatierecht.
Daarop wordt de afhandeling van de zaak overgedragen aan Nederland en wordt verdachte nogmaals, daartoe uitgenodigd door de Nederlandse politie, alsnog gehoord. Verdachte is in Nederland niet aangehouden en dan gelden de Salduz voorschriften strikt genomen niet. Het is echter niet correct wat er is gebeurd. De Nederlandse politie had kunnen zien dat er geen advocaat is geraadpleegd. De in Nederland afgelegde verklaring van verdachte mag daarom niet gebruikt worden voor het bewijs.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat de overval en de diefstal van de chocolade op zich bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsvrouw gevoerde verweer als volgt.
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat de verklaring die door verdachte bij de Belgische politie is afgelegd op grond van schending van de Salduz voorschriften, uitgesloten dient te worden voor het bewijs.
Dat geldt niet voor de verklaring die verdachte ten overstaan van de politie in Nederland heeft afgelegd. Hoewel verdachte niet is aangehouden door de Nederlandse politie relateert de verbalisante in het proces-verbaal van verhoor van verdachte, dat verdachte op uitnodiging van de politie naar het politiebureau is gekomen. De verbalisante relateert voorts dat zij op 20 mei 2014 met de oma van verdachte heeft gebeld en heeft uitgelegd dat verdachte voor het verhoor overleg mocht hebben met een advocaat en dat een advocaat of de wettelijk vertegenwoordiger bij het verhoor aanwezig mocht zijn en dat dit ook in de uitnodigingsbrief van 22 mei 2014 stond. De oma van verdachte is bij het verhoor aanwezig geweest. Verdachte heeft voorts in zijn verhoor verklaard dat zijn voogd hem (verdachte) en zijn oma bij het politiebureau heeft afgezet. De voogd is in casu de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte. Aangenomen kan worden dat de voogd ermee heeft ingestemd dat het verhoor van verdachte in aanwezigheid van zijn oma zou plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte niet is aangehouden, er op zich geen sprake kan zijn van het overtreden van de Salduz voorschriften. De rechtbank is echter ook van oordeel dat het, bij een verdachte van de zeer jonge leeftijd (13 jaar) van de verdachte en bij de verdenking van een dergelijk ernstig feit, - ook als er geen sprake is van een aanhouding - wenselijk is dat die verdachte bijstand heeft van een raadsman tijdens het verhoor. De verdachte valt gelet op zijn nog jonge leeftijd en de ernst van het gepleegde delict, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten in de categorie A van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor.
Echter nu niet alleen de verdachte maar ook de oma (die de dagelijkse zorg voor de verdachte heeft) en zijn voogd op de hoogte waren van de mogelijkheid om een advocaat aanwezig te laten zijn bij het verhoor maar zij hierop geen beroep hebben gedaan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door deze handelswijze niet in zijn belang is geschaad. De rechtbank merkt daarbij op dat de oma wel aanwezig was bij het verhoor. Voorts is verdachte, ook ter zitting, gebleven bij zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaring.
4.3.2
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
De verklaring van [C] [2] ;
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [3] ;
De opsomming der in beslaggenomen goederen [4] : wapen met elektrische schok;
De verklaring van [A] [5] .
Ten aanzien van feit 2:
De aangifte van [X] namens Aldi [6] ;
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [7] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 28 maart 2014 te Lanaken (België) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en sieraden, toebehorende aan [A] en/of [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [C] en [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het gemaskerd met bivakmutsen binnendringen van de woning, gelegen aan de [adres binnengedrongen woning] en het roepen tegen die [C] om geld en de kluis en juwelen en een telefoon en
- het duwen van die [C] en
- het houden van stroomstootwapens op korte afstand van het lichaam van die [C], in elk geval het tonen van stroomstootwapens aan die [C] en [D] en het meermalen activeren van de stroomstootwapens;
2.
op 13 augustus 2014 te Stramproy, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een reep chocolade van het merk Kinder Bueno, toebehorende aan Aldi.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de kinder- en jeugdpsycholoog drs. A. Laurijssen-Timmers is omtrent de geestvermogens van verdachte op 7 oktober 2014 een rapport uitgebracht. De deskundige komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het meewerken aan hulp in het civiele kader.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat via hulpverlening veel voor verdachte kan worden gedaan. Het is voor verdachte echter heel zwaar als hem nog een voorwaardelijke jeugddetentie van 7 maanden boven het hoofd hangt. Een werkstraf is een meer passende straf omdat verdachte daar structuur kan worden geboden. Hij kan leren zich aan verplichtingen te houden en kan ook de nodige ervaring opdoen. Voorts dient rekening te worden gehouden met het feit dat de overval verdachte verminderd is toe te rekenen en dat hij een nacht op het politiebureau in België heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de diefstal van de reep chocolade merkt de raadsvrouw op dat oma al € 181,00 heeft betaald aan de Stichting Afrekenen Met Winkeldiefstal.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte en zijn twee mededaders, allen 13 jaar, komen met elkaar in contact en maken plannen om de woning van de vader van een van de mededaders (hierna zoon) te overvallen. De zoon weet dat zijn vader binnenkort op vakantie gaat en dat in de kluis van zijn vader geld en sieraden liggen. Hij weet ook de code van deze kluis. Kort voor de daadwerkelijk overval op de woning van de vader van de zoon, hebben verdachte en zijn medeverdachten via Facebook en Whatsapp contact over hoe zij die overval zullen gaan plegen. Zij maken plannen over de aanschaf van stroomstootwapens, pepperspray en bivakmutsen. De zoon koopt voornoemde spullen via internet. Ook spreken zij af hoe zij tijdens de overval te werk zullen gaan, waarbij de zoon al heeft aangegeven dat niet zijn ouders maar wel de oppas in de woning aanwezig is.
Op 28 maart 2014 gaat de zoon de woning van zijn vader binnen. De oppas en zijn jongere broertje (4 jaar) bevinden zich in de woning. Verdachte en zijn mededader bellen aan, waarna de deur door de zoon wordt geopend. Verdachte en zijn mededader betreden de woning en bedreigen de oppas en het jongere broertje. De meegenomen stroomstootwapens staan aan en maken een indringend geluid. Verdachte gaat, terwijl zijn mededader de oppas en het broertje onder bedwang houdt met een stroomstootwapen, met de zoon naar boven naar de kluis en haalt daaruit geld en sieraden. Als hij met de zoon weer naar beneden komt met de buit, slaat hij met zijn mededader op de vlucht.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn eigen belang, het geldelijk gewin, boven dat van de slachtoffers (met name de oppas en het broertje) heeft gesteld. De voorbereiding van de overval kan welhaast als “professioneel” worden gekenmerkt.
De oppas heeft verklaard dat zij aanvankelijk nog heeft gedacht dat het om een grap ging, maar ze begreep al snel dat het de daders menens was. Het slachtoffer heeft zich steeds bedreigd gevoeld doordat verdachte en zijn mededader bivakmutsen op hadden en in het bezit waren van stroomstootwapens die voortdurend een snerpend geluid maakten. Zij heeft zich gerealiseerd wat het voor haar, als hartpatiënt zou kunnen betekenen als de overvallers de stroomstootwapens daadwerkelijk hadden gebruikt. . Het slachtoffer spreekt voorts van de grootste nachtmerrie die een oppas kan overkomen. Dit vooral ook van uit de verantwoordelijkheid die zij had voor het broertje van de zoon.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat, gelet op het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2015, verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld.
De deskundige drs. A. Laurijssen-Timmers heeft op 13 oktober 2014 omtrent verdachte gerapporteerd.
Zij komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een reactieve hechtingsstoornis en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Die waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit en hebben zijn gedrag beïnvloed. Als gevolg daarvan is het feit verdachte verminderd toe te rekenen.
De dynamiek die er bestaat tussen verdachte en de andere jongeren (die ook een zekere spanningsbehoefte laten zien en grenzen zoeken) versterken elkaar in spanning en grenzen zoekend. Dat werkt voor verdachte grenzen verleggend. Verdachte redeneert vanuit zijn eigen perspectief op impulsieve wijze met een zeer beperkte gewetensvorming. Deze combinatie van factoren zorgen ervoor dat toekomstig delictgedrag hoog is.
Behandeling en begeleiding zou gericht moeten zijn op ombuiging en het opdoen van succeservaringen. Prognostisch is er sprake van een zorgelijk beeld als wordt gekeken naar de persoonlijkheidsproblematiek. Voortzetting van de ingezette hulpverlening vanuit het civiele kader is belangrijk. De risico’s voor recidive liggen vooral op het gebied van beïnvloedbaarheid binnen relaties. Voorgesteld wordt om met behulp van een erkende gedragsinterventie zoals Tools4U met verdachte te werken aan het compenseren van cognitieve en sociale vaardigheidstekorten die een rol hebben gespeeld bij de delictpleging.
Tevens wordt begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de hulpverlenende instanties, ook al zijn dat beslissingen die binnen het civiele kader worden genomen. Aandachtspunt hierbij is vrijetijdsbesteding.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van de rapportage van de deskundige, alsmede met haar conclusies en maakt deze tot de hare.
De raad voor de kinderbescherming adviseert de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen, waar een leerstraf, te weten Tool4U Verlengd Plus deel van uitmaakt, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg, de medewerking aan huisbezoeken inbegrepen.
De jeugdreclasseerder, tevens voogd van verdachte, heeft ter terechtzitting aangevoerd dat met verdachte is gesproken over het invullen van de vrijetijdsbesteding en dat het op school goed moet gaan. Het feit dat verdachte vandaag voor de rechtbank moet verschijnen heeft op verdachte een grote indruk gemaakt. Hij beseft dat hij veel te ver is gegaan. In de thuissituatie is Multi System Therapie ingezet. De oma van verdachte heeft huisregels opgesteld waaraan verdachte zich dient te houden. Nu is het zaak dit vol te houden.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat gelet op de ernst van het feit, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, een voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf is. De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie matigen op grond van de nog jonge leeftijd van verdachte en rekening houdend met het feit dat hij nu voor de eerste keer met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal daarom een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden opleggen. Als bijzondere voorwaarde zal verdachte zich dienen te houden aan de aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering worden gegeven.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten het volgen van een leerproject namelijk de cursus Tools4U verlengd Plus, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op veroordeelde daarbij te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • verstaat dat deze leerstraf zal dienen te zijn verricht binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzitter, mr. E.J.M. Boogaard-Derix en mr. J.J.M. Wassenberg, rechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2015.
Zijnde mr. J.J.M. Wassenberg buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2014027869 d.d. 3 juni 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Pagina 55-57
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 februari 2015: verklaring verdachte onder A
4.Een geschrift: Bijlage A bij proces-verbaal van politie Lanaken-Maasmechelen proces-verbaalnummer TG.11.LA.003209/2014 d.d. 31 maart 2014, pagina 113
5.Pagina 51-52
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2014 nummer PL2300-2014070507-1 (pag. 12)
7.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 februari 2015: verklaring verdachte onder A