ECLI:NL:RBLIM:2015:1477

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
03-654008-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval door minderjarige verdachten met gebruik van geweld en bedreiging

In deze zaak staat een 13-jarige verdachte terecht voor een woningoverval die op 28 maart 2014 in Lanaken, België, heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft samen met twee medeverdachten de woning van de vader van een van hen overvallen. De overval werd voorbereid via communicatie op sociale media, waarbij plannen werden gemaakt voor de aanschaf van wapens en bivakmutsen. Tijdens de overval bedreigden de verdachten de oppas en het jongere broertje van de zoon van de eigenaar met stroomstootwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, strafbaar is voor het gepleegde feit, dat als ernstig wordt beschouwd vanwege het gebruik van geweld en de bedreiging van kwetsbare slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de Belgische context, waar minderjarigen niet strafrechtelijk worden vervolgd, en heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op te leggen, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en therapie. De rechtbank benadrukt het belang van hulp en ondersteuning voor de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, waarbij ook de geestelijke toestand van de verdachte in overweging is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Familie en Jeugd
Parketnummer : 03/654008-14
Datum uitspraak : 17 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedag verdachte] 2000,
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. R.G.J. Deuss, advocaat te Weert.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 3 februari 2015.
De rechtbank heeft op 3 februari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
Tevens zijn op 3 februari 2015 gehoord de moeder van verdachte en een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering van verdachte

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Lanaken (België) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [C] en/of [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een van zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het gemaskerd met bivakmutsen binnendringen van de woning, gelegen aan de [adres binnengedrongen woning] en/of het (vervolgens) roepen tegen die [C] om geld en/of de kluis en/of juwelen en/of (een) telefoon(s) en/of
- het duwen van die [C] en/of
- het houden van de/een stroomstootwapen(s) op korte afstand van het lichaam van die [C] althans het richten van de/een stroomstootwapen(s) in de richting van die [C] in elk geval het tonen van de/een stroomstootwapen(s) aan die [C] en/of [D] en/of het (vervolgens) meermalen althans eenmaal activeren van de/het stroomstootwapen(s);
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen. Nu het verweten feit in België is gepleegd heeft de rechtbank zich er van vergewist dat het feit ook in België strafbaar is;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen op het onderdeel “het richten van de/een stroomstootwapen(s) in de richting van die [C]”, na.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De verklaring van [C] [2] ;
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [3] ;
De opsomming der in beslaggenomen goederen [4] : wapen met elektrische schok;
De verklaring van [A] [5] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 maart 2014 te Lanaken (België) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en sieraden, toebehorende aan [A] en/of [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [C] en [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het gemaskerd met bivakmutsen binnendringen van de woning, gelegen aan de [adres binnengedrongen woning] en het roepen tegen die [C] om geld en de kluis en juwelen en een telefoon en
- het duwen van die [C] en
- het houden van stroomstootwapens op korte afstand van het lichaam van die [C] en het tonen van de stroomstootwapens aan die [C] en [D] en het meermalen activeren van de stroomstootwapens;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de kinder- en jeugdpsycholoog drs. A. Laurijssen-Timmers is omtrent de geestvermogens van verdachte op 13 oktober 2014 een rapport uitgebracht. De deskundige komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het meewerken aan hulp in het civiele kader.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat, hoewel het om een ernstig feit gaat, aangesloten dient te worden aan de afdoening van zulke zaken in België. Het Belgische jeugdrecht is gericht op het correctief optreden tegen een verdachte. Het opleggen van jeugddetentie zoals hier in Nederland, kent België niet. De raadsman is daarom van mening dat de straf van (voorwaardelijke) jeugddetentie in deze zaak niet passend is. Er dient meer gedacht te worden aan een voorwaardelijke werkstraf met daarnaast begeleiding door de jeugdreclassering ook als dat inhoudt het meewerken aan PMT. Voorts kan de geadviseerde leerstraf worden opgelegd. Het is voor verdachte belangrijk dat hij snapt dat wat hij gedaan heeft niet mag en dat hij aan zichzelf dient te werken om herhaling te voorkomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte en zijn twee mededaders, allen 13 jaar, komen met elkaar in contact en maken plannen om de woning van de vader van een van de mededaders (hierna zoon) te overvallen. De zoon weet dat zijn vader binnenkort op vakantie gaat en dat in de kluis van zijn vader geld en sieraden liggen. Hij weet ook de code van deze kluis. Kort voor de daadwerkelijk overval op de woning van de vader van de zoon, hebben verdachte en zijn medeverdachten via Facebook en Whatsapp contact over hoe zij die overval zullen gaan plegen. Zij maken plannen over de aanschaf van stroomstootwapens, pepperspray en bivakmutsen. De zoon koopt voornoemde spullen via internet. Ook spreken zij af hoe zij tijdens de overval te werk zullen gaan waarbij de zoon al heeft aangegeven dat niet zijn ouders maar wel de oppas in de woning aanwezig is.
Op 28 maart 2014 gaat de zoon de woning van zijn vader binnen. De oppas en zijn jongere broertje (van 4 jaar) bevinden zich in de woning. Verdachte en zijn mededader bellen aan, waarna de deur door de zoon wordt geopend. Verdachte en zijn mededader betreden de woning en bedreigen de oppas en het jongere broertje. De meegenomen stroomstootwapens staan aan en maken een indringend geluid. Verdachte houdt, terwijl zijn mededader en de zoon naar boven naar de kluis gaan, de oppas en het broertje in bedwang onder dreiging van het stroomstootwapen. Als zijn mededader en de zoon weer naar beneden komen met de buit, slaat hij met zijn mededader op de vlucht.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn eigen belang, het geldelijk gewin, boven dat van de slachtoffers (met name de oppas en het broertje) heeft gesteld. De voorbereiding van de overval kan welhaast als “professioneel” worden gekenmerkt.
De oppas heeft verklaard dat zij aanvankelijk nog heeft gedacht dat het om een grap ging, maar ze begreep al snel dat het de daders menens was. Het slachtoffer heeft zich steeds bedreigd gevoeld doordat verdachte en zijn mededader bivakmutsen op hadden en in het bezit waren van stroomstootwapens die voortdurend een snerpend geluid maakten. Zij heeft zich gerealiseerd wat het voor haar, als hartpatiënt zou kunnen betekenen als de overvallers de stroomstootwapens daadwerkelijk hadden gebruikt. Het slachtoffer spreekt voorts van de grootste nachtmerrie die een oppas kan overkomen. Dit vooral ook van uit de verantwoordelijkheid die zij had voor het broertje van de zoon.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat, gelet op het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2015, verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De deskundige drs. A. Laurijssen-Timmers heeft op 13 oktober 2014 omtrent verdachte gerapporteerd.
Zij komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een persisterende aanpassingsstoornis met gedragsproblemen die inmiddels zijn uitgemond in een oppositionele gedragsstoornis als de meest op de voorgrond tredende symptomen.
Als gevolg van de voortdurend aanwezig stressfactoren heeft hij zijn gevoelsleven sterk onderdrukt en negatieve gevoelens afgeweerd. Om hier mee om te gaan stelt hij zich stoer, spanning zoekend, impulsief en gemakkelijk beïnvloedbaar op. Hij handelt en redeneert vervolgens impulsief en opportunistisch zonder rekening te houden met eventuele slachtoffers. Dit speelde ook ten tijde van het ten laste gelegde feit. Hoewel er bij het ten laste gelegde feit sprake lijkt van een meer planmatig karakter, is het de beperking in de keuzevrijheid om anders te handelen gezien zijn stoornissen dat er voor pleit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De stresservaringen die verdachte voortdurend opdoet als gevolg van life-events en het ziektebeeld van moeder zijn nog actueel. Het omgaan met de daarbij behorende gevoelens verloopt verstoort. Er wordt voorgesteld om met een voor verdachte meer toegankelijke en minder verbale behandelingsvorm zoals bv. PMT (Psychomotore therapie) te starten. Daarna kan met een individuele behandeling verder met hem worden gewerkt aan de onderliggende oorzaken. Verdachte dient te leren hoe hij moet omgaan met de ziekte van zijn moeder en welk gedrag gewenst en ongewenst is. Om te voorkomen dat verdachte weer terugvalt op verkeerde vrienden wordt de gedragsinterventie Tools4U geadviseerd. Daarnaast adviseert de deskundige bij een (deels) voorwaardelijk jeugddetentie, begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen en in dat kader voornoemde behandeling.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van de rapportage van de deskundige, alsmede met haar conclusies en maakt deze tot de hare.
De raad voor de kinderbescherming heeft gerapporteerd dat zijn bevindingen overeenkomen met die van Bureau Jeugdzorg en met de bevindingen in het rapport van voornoemde deskundige. De raad adviseert de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen, waar een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd Plus deel van uitmaakt, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht door Bureau Jeugdzorg ook als dat inhoudt deelnemen aan PMT.
De jeugdreclasseerder heeft ter terechtzitting aangevoerd dat met verdachte is gesproken over wat goed voor hem is, school, sport en gezin. Verdachte moet de waarde daarvan gaan inzien. Verdachte is heel beïnvloedbaar in negatieve en in positieve zin. Het is zorgelijk dat verdachte, hoewel er in de aanloop naar het strafbare feit verschillende momenten zijn geweest waarop dat had gekund, niet is gestopt. Verdachte heeft het afgelopen jaar goed zijn best gedaan en is ten positieve veranderd. Hij heeft zijn goede kanten laten zien.
De raadsman heeft, gelet op het onderscheid tussen de België en Nederland waar het gaat om de afdoening van strafbare feiten gepleegd door minderjarigen, bepleit om een (voorwaardelijke) werkstraf op te leggen en geen (voorwaardelijke) jeugddetentie, omdat dit meer aansluit bij de Belgische afdoening.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 7 eerste lid van het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging (EVOS) is geregeld dat strafvervolging slechts kan worden ingesteld in de aangezochte Staat indien het feit waarvoor strafvervolging is verzocht ware het op het grondgebied van die Staat begaan een strafbaar feit zou hebben opgeleverd en in dat geval aan de dader eveneens krachtens de wet van die Staat een sanctie had kunnen worden opgelegd, ook wel “dubbele strafbaarheid” genoemd. Ingevolge artikel 25 van het EVOS dient de rechtbank de in Nederland op het strafbare feit gestelde sanctie toe te passen, tenzij deze hoger is dan die in België.
De rechtbank overweegt voorts dat België geen strafrechtelijke afdoening kent van door minderjarigen gepleegde strafbare feiten. In België is de afdoening van “als misdrijf omschreven feiten” gepleegd door minderjarigen vooral gericht op het nemen van jeugdbeschermingsmaatregelen om zo herhaling te voorkomen. Die maatregelen betreffen niet alleen verdachte maar ook zijn ouders of zijn omgeving. Zo kan een verdachte als voorlopige maatregel in een open of gesloten instelling worden geplaatst. Op grond van het feit dat de verdachte de Nederlandse nationaliteit had en woonachtig was in Nederland konden er geen Belgische jeugdbeschermingsmatregelen worden toegepast omdat deze onuitvoerbaar en ook niet controleerbaar zouden zijn. De Belgische justitie heeft op grond daarvan verdachte in vrijheid gesteld en de strafzaak overgedragen aan de Nederlandse justitie ter verdere afdoening.
De strafrechtelijke afdoening van strafzaken in Nederland is er op gericht dat verdachten hulp en steun wordt geboden om herhaling van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. Dit wordt onder meer gedaan door aan verdachten voorwaardelijk sancties op te leggen, waaraan bijzondere voorwaarden worden verbonden die die hulp en steun vormgeven.
De rechtbank is gelet op vorenstaande dan ook van oordeel dat, ware verdachte in België woonachtig geweest, het, gelet op de ernst van het feit, niet ondenkbeeldig zou zijn dat aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen zouden zijn opgelegd. De rechtbank acht dan ook, anders dan de raadsman, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voldoende aansluiten bij een eventueel in België te nemen vrijheid beperkende maatregel.
Gelet op de ernst van het feit – een overval in een woning met gebruik van geweld en met dreiging met geweld - acht de rechtbank, ondanks de zeer jeugdige leeftijd van de verdachte een jeugddetentie op zijn plaats. De rechtbank zal die jeugddetentie echter, gelet op de nog jeugdige leeftijd van verdachte èn het feit dat hij voor de eerste keer met justitie in aanraking is gekomen, beperken tot 3 maanden. Daarmee legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering opleggen, waarbij verdachte tevens dient mee te werken aan de Psychomotore therapie (PMT)
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten het volgen van een leerproject namelijk de cursus Tools4U verlengd Plus, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal uren van de leerstraf stellen op 35 uren en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde(n) dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering ook als dat inhoudt meewerken aan Psychomotore therapie (PMT);
- draagt deze reclasseringsinstelling op veroordeelde daarbij te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 35 uren,subsidiair 17 dagen jeugddetentie, bestaande uit een leerstraf, te weten het volgen van de cursus Tools4U Verlengd Plus;
verstaat dat deze leerstraf zal dienen te zijn verricht binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzitter, mr. E.J.M. Boogaard-Derix en mr. J.J.M. Wassenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2015.
Zijnde Mr. J.J.M. Wassenberg buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2014027869 d.d. 3 juni 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Pagina 55-57
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 februari 2015: verklaring verdachte onder A
4.Een geschrift: Bijlage A bij proces-verbaal van politie Lanaken-Maasmechelen proces-verbaalnummer TG.11.LA.003209/2014 d.d. 31 maart 2014, pagina 113
5.Pagina 51-52