Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- een verzoekschrift met producties, ontvangen op 24 december 2014,
- een verweerschrift met producties, ontvangen op 5 februari 2015.
2.De feiten
per direct om de hierboven omschreven dringende reden, op staande voet ontslaat.(...)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
opzettelijkniet aan [personeelsadviseur] en/of de directeur heeft gegeven, maar dat hij nog voor zijn vakantie een project diende af te ronden en hij door de drukte is vergeten het exploot aan een van hen te geven.
opzettelijkachterhouden (verduisteren) van het exploot van 7 juli 2014 door [verweerder] is af te leiden. Het enkele feit dat [verzoekster] de twee exploten in de bureaula van [verweerder] heeft aangetroffen, is – mede bezien in het licht van de onweersproken stelling van [verweerder] over de afwezigheid van [personeelsadviseur] op dat moment en over de vakantiedrukte – onvoldoende om als
opzettelijkachterhouden door [verweerder] te kunnen kwalificeren.
opzettelijkachterhouden van dat exploot én de – onweersproken – stelling dat [verweerder] er geen belang bij had het exploot van 7 juli 2014 niet bij [personeelsadviseur] en/of de directeur te melden, leiden de kantonrechter tot het oordeel dat hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd geen dringende reden of verandering van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685 BW oplevert. Het door [verzoekster] verzochte zal dan ook worden afgewezen.