7.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte en zijn twee mededaders, allen 13 jaar, komen met elkaar in contact en maken plannen om de woning van zijn vader te overvallen. Verdachte weet dat zijn vader binnenkort op vakantie gaat en dat in de kluis van zijn vader geld en sieraden liggen. Hij weet ook de code van deze kluis. Kort voor de daadwerkelijk overval op de woning van zijn vader, hebben verdachte en zijn medeverdachten via Facebook en Whatsapp contact over hoe zij die overval zullen gaan plegen. Zij maken plannen over de aanschaf van stroomstootwapens, pepperspray en bivakmutsen. Verdachte koopt voornoemde spullen via internet. Ook spreken zij af hoe zij tijdens de overval te werk zullen gaan.
Op 28 maart 2014 gaat de zoon de woning van zijn vader binnen. De oppas en zijn jongere broertje bevinden zich in de woning. De mededaders van verdachte bellen aan, waarna de deur door verdachte wordt geopend. De mededaders betreden de woning en bedreigen de oppas en het jongere broertje. De meegenomen stroomstootwapens staan aan en maken een indringend geluid. Een van de mededaders houdt, terwijl verdachte en de andere mededader boven in de woning naar de kluis gaan, de oppas en het broertje in bedwang onder dreiging van het stroomstootwapen. Als verdachte en zijn mededader weer naar beneden komen met de buit, slaan zijn mededaders op de vlucht.
De rechtbank overweegt dat de officier van justitie aan de medeverdachten het – strafrechtelijk veel zwaardere – ‘medeplegen van diefstal met geweld in een woning’, ten laste heeft gelegd en aan verdachte “slechts” het strafrechtelijk vele lichtere ‘medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven, althans zware mishandeling’. Het verschil is daarin gelegen dat het technisch juridisch niet mogelijk is om aan verdachte het zwaardere feit, medeplegen van diefstal met geweld in een woning ten laste te leggen, nu, gelet op de familierelatie tussen verdachte en het slachtoffer, diens vader, als eigenaar van de goederen een klacht had moeten indienen. Dit heeft hij, niet gedaan; hij heeft slechts als getuige een verklaring afgelegd. Hoewel verdachte, zoals hij zelf ook verklaart, een belangrijke rol heeft gespeeld in de voorbereiding van het strafbare feit, wordt hem niet dit feit verweten, maar het minder ernstige feit van medeplegen van bedreiging met zware mishandeling . Bij de strafbepaling zal de rechtbank echter wel rekening houden met de bij verdachte bekende feiten en omstandigheden waaronder die bedreiging zou gaan plaatsvinden en ook heeft plaatsgevonden,
De rechtbank overweegt voorts dat, hoewel verdachte niet zelf de oppas en zijn broertje van 4 jaar heeft bedreigd met de stroomstootwapens, er sprake is van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking in hetgeen is voorgevallen, dat verdachte daar medeverantwoordelijk voor is. De bedreiging was een onderdeel van het voorop gezette plan van verdachte en zijn mededaders om de woning van de vader van verdachte te overvallen. Het was verdachte die de stroomstootwapens via internet heeft gekocht en aan zijn mededaders heeft gegeven. Verdachte heeft zijn mededaders de toegang tot de woning verschaft terwijl hij wist dat die de wapens bij zich hadden en terwijl hij wist dat de oppas en zijn broertje thuis waren.
De rechtbank neemt verdachte zijn gedrag zeer kwalijk. De slachtoffers (met name de oppas en het broertje) zijn heel hevig geschrokken van de bedreiging met de stroomstootwapens.
De oppas heeft verklaard dat zij aanvankelijk nog heeft gedacht dat het om een grap ging, maar ze begreep al snel dat het de daders menens was. Het slachtoffer heeft zich steeds bedreigd gevoeld doordat verdachte en zijn mededader bivakmutsen op hadden en in het bezit waren van stroomstootwapens die voortdurend een snerpend geluid maakten. Zij heeft zich gerealiseerd wat het voor haar, als hartpatiënt zou kunnen betekenen als de overvallers de stroomstootwapens daadwerkelijk hadden gebruikt. Het slachtoffer spreekt voorts van de grootste nachtmerrie die een oppas kan overkomen. Dit vooral ook van uit de verantwoordelijkheid die zij had voor het broertje van de zoon.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat, gelet op het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2015, verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De deskundige drs. A. Laurijssen-Timmers heeft op 13 oktober 2014 omtrent verdachte gerapporteerd.
Zij komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een zeer ongelijkmatige intelligentieprofiel met disbalans tussen de twee hersenhelften en tekortschietende executieve functies. Vanuit neurologisch standpunt wordt de problematiek beschreven als zijnde een informatieverstrekkingsstoornis die een Niet Verbale Leerstoornis (NLD) wordt genoemd. De complexe ouder-kindrelatieproblemen bestaan sinds vele jaren. Deze stoornis speelde ook ten tijde van het ten laste gelegde feit. De deskundige adviseert de verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De deskundige acht het risico op een soortgelijk delict niet zo hoog. Het feit echter dat het feit zich heeft afgespeeld in de woning van zijn vader en verdachte mogelijk de initiator is geweest, is verontrustend. Toch vindt de deskundige het van belang dat wordt uitgezocht of er nog meer onderliggende factoren meespelen. De onevenwichtige ontwikkeling, tekortkomingen op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, informatieverwerkingsproblemen, tekortkomingen op het sociaal-emotioneel adaptief vermogen wijzen op in aanleg gelegen problematiek. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van een multidisciplinair team, dat naast procesdiagnostiek (om een eventuele autisme verwante problematiek uit te sluiten) een behandeling kan bieden die zowel individueel als systeemgericht is. De forensische (poli)behandelkliniek De Catamaran lijkt hiervoor een uitgesproken optie. Er wordt begeleiding van de jeugdreclassering geadviseerd, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de hulpverlenende instanties, ook al zijn dat beslissingen die later mogelijk binnen het civiele kader worden uitgevoerd. Aandachtspunt is zijn huidige schoolgang.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de gedragsdeskundige en neemt de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank acht verdachte aldus verminderd toerekeningsvatbaar.
De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg en dat de verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van een bepaalde zorginstelling te stellen, te weten De Catamaran te Eindhoven.
De jeugdreclassering heeft ter zitting aangegeven dat de behandeling van deze zaak bij verdachte tot veel spanning heeft geleid. Verdachte heeft zich begeleidbaar opgesteld. De voorgestelde behandeling dient in een verplicht kader vormgegeven te worden. Er is al lange tijd hulpverlening ingeschakeld voor verdachte. De ouders van verdachte hadden aanvankelijk ieder hun eigen gedachten over het vormgeven van de hulp aan verdachte. Toen verdachte in december 2014 geld wegnam bij zijn oma hebben de ouders een ommezwaai gemaakt en zijn zij gezamenlijk achter de ambulante behandeling bij Catamaran gaan staan.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijk jeugddetentie dient te worden opgelegd voor de duur van 6 weken. De rechtbank legt daarmee, gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld, een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht gelet op de ernst van het feit een taakstraf zoals door de raadsman is bepleit, onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte gedurende de proeftijd dient te worden begeleid door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte meewerkt aan een ambulante behandeling door De Catamaran of een soortgelijke instelling.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.