Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling en de daarbij door [gedaagde] overgelegde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiser, eigenaar van een pand, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die mede-eigenaar is van een mandelige entree. Eiser vordert dat gedaagde de mandelige entree terugbrengt in de oorspronkelijke staat, nadat gedaagde wijzigingen heeft aangebracht zonder overleg met eiser. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de wijzigingen niet noodzakelijk waren en dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met artikel 3:170 BW, dat bepaalt dat het beheer van mandelige zaken gezamenlijk door de deelgenoten moet plaatsvinden. Eiser heeft aangetoond dat hij overlast ondervindt van de wijzigingen, die onder meer het overschilderen van muren en het vervangen van de toegangsdeur tot de frituur omvatten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat er overleg heeft plaatsgevonden over de wijzigingen en dat de aangebrachte veranderingen niet met toestemming van beide deelgenoten zijn gedaan. De vorderingen van eiser zijn toegewezen, en gedaagde is veroordeeld om de mandelige entree binnen twee weken in de oorspronkelijke staat te herstellen, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldoet. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten.