ECLI:NL:RBLIM:2015:11405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
03/702835-12 en 03/279950-11 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door medewerker in openbare dienst met betrekking tot subsidies

Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als medewerker in openbare dienst bij [slachtoffer 1] werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van verduistering, valsheid in geschrift en witwassen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het onterecht toekennen van subsidies aan familieleden en vrienden, en het vervalsen van documenten ter onderbouwing van deze aanvragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door haar functie, als ambtenaar kan worden aangemerkt en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011 in totaal € 176.050,- verduisterd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meermalen verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen financiële schade had toegebracht aan de benadeelde partijen, maar ook aan de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/702835-12 en 03/279950-11 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J. Patelski, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 18 maart 2014, 24 maart 2015 en
1 september 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting van 1 september 2015 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/702835-12
Feit 1: samen met (een) ander(en) meermalen geldbedragen (tot een totaalbedrag van
€ 176.250,-) heeft verduisterd, dan wel samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] heeft opgelicht;
Feit 2: samen met (een) ander(en) meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 3: samen met (een) ander(en) meermalen geldbedragen heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 4: valsheid in geschrift heeft gepleegd.
03/279950-11
Feit 1: meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 2: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03/702835-12 heeft de officier gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten. Het merendeel van de feiten heeft verdachte bekend. Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte als medewerkster van [slachtoffer 1] geld heeft doorgesluisd naar haarzelf en de medeverdachten. Daarbij heeft ze hulp gehad van de medeverdachten door het ondertekenen van formulieren en het ter beschikking stellen van hun bankrekeningen.
Volgens de officier van justitie kan ook het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen worden verklaard. Haar verklaring dat ook andere medewerkers onder haar naam werkten, en de feiten dus ook gepleegd zouden kunnen hebben, wordt weerlegd door het feit dat de betreffende aanvragen door verdachte zijn geparafeerd.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat zij geldbedragen heeft overgemaakt naar haar eigen rekening en daarvan uitgaven heeft gedaan en dat zij geldbedragen heeft overgemaakt naar rekeningen van anderen, die dat geld vervolgens aan haar hebben gegeven. In beide gevallen is sprake van witwassen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ligt een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde feit volgens de officier van justitie in de rede.
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03/279950-11 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03/702835-12 heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit, nu verdachte geen ambtenaar of een ander “met enige openbare dienst belast” persoon is en zij het geld niet onder zich had en zodoende ook niet kon verduisteren. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde volgens de raadsman wel bewezen worden, met uitzondering van de aanvragen met een totaalbedrag van € 73.000,- die op de bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gestort. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte dat die aanvragen door een ander zijn ingediend aannemelijk is, gelet op het feit dat enige vorm van controle binnen [slachtoffer 1] ontbrak, ook andere medewerkers de inlogcodes van verdachte gebruikten en medeverdachte [medeverdachte 2] – die een relatie had met medeverdachte [medeverdachte 1] – gebruik maakte van de bankrekening van [medeverdachte 1] . Evenmin is er sprake van medeplegen, nu verdachte heeft verklaard dat zij de gefingeerde aanvragen heeft ingediend en het enkele ter beschikking stellen van een bankrekening door de medeverdachten onvoldoende is om van een wezenlijke bijdrage aan het strafbare feit te kunnen spreken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat dit feit in voortgezette handeling is gepleegd met het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit. Ook hier is geen sprake van medeplegen.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde witwasfeit heeft de raadsman aangevoerd dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het verwerven of voorhanden hebben van een goed dat onmiddellijk afkomstig is van een door de verdachte zelf begaan misdrijf niet gekwalificeerd kan worden als witwassen. Ten aanzien van de geldbedragen die door verdachte op haar eigen bankrekening zijn gestort is geen sprake van verhullen. Nu niet duidelijk is waar verdachte het geld voor gebruikt heeft, kan evenmin bewezen worden dat de geldbedragen door haar gebruikt of omgezet zijn. Verder is er geen sprake van medeplegen nu enige nauwe en bewuste samenwerking met anderen ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen standpunt ingenomen.
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03/279950-11 heeft de raadsman enkel opgemerkt dat er sprake is van een voortgezette handeling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03/702835-12 [1]
Feiten 1, 2 en 3
Op 23 februari 2012 is namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan tegen verdachte wegens verduistering en valsheid in geschrift. In de aangifte is (onder andere) verklaard dat verdachte in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 oktober 2011 werkzaam was bij [slachtoffer 1] te Sittard. Als uitzendkracht werkte zij aan diverse subsidieregelingen, waaronder de Tijdelijke Subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen (MWA) en de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen (MMM). Zij beschikte als medewerker in openbare dienst over geldmiddelen die de overheid toebehoren en had toegang tot de systemen. [verdachte] heeft onterecht subsidies toegekend aan familieleden en vrienden waardoor [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 176.250,- is benadeeld. Na controle van de systemen is (namelijk) het volgende gebleken:
  • Op 2 juli 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [naam 1] (de vader van verdachte) op basis van een valse aanvraag en een vervalste factuur. De aanvraag is behandeld door verdachte.
  • Op 2 juli 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [naam 2] (de broer van verdachte) op basis van een valse aanvraag en een vervalste factuur. De GBA-uitdraai is door verdachte aangevraagd.
  • Op 31 mei 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [naam 3] (de moeder van verdachte) op basis van een valse aanvraag en een vervalste factuur. De aanvraag is ondertekend door [naam 3] .
  • Aan [naam 3] is eveneens een bedrag van € 750,- onterecht uitbetaald op basis van de MMM-regeling.
  • Aan [naam 4] (de schoonzus van verdachte) is onterecht een bedrag van
€ 750,- uitbetaald.
  • Op 2 juli 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [medeverdachte 2] (een vriendin van verdachte) op basis van een valse aanvraag en een vervalste factuur.
  • Aan [medeverdachte 2] is ook op 31 mei 2010 onterecht een bedrag van € 200,- uitbetaald op basis van een vervalste factuur.
  • Op 2 juli 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [naam 5] (vermoedelijk een vriend van verdachte) op basis van een vervalste factuur. De GBA-uitdraai is vooraf door verdachte aangevraagd.
  • Op 2 juli 2010 is door [slachtoffer 1] onterecht € 200,- subsidie verstrekt aan [naam 6] (vermoedelijk een vriendin van verdachte) op basis van een vervalste factuur. De GBA-uitdraai is vooraf door verdachte aangevraagd.
  • Op 31 mei 2010 en 2 juli 2010 is onterecht steeds een bedrag van € 200,- uitbetaald aan [naam 7] (vermoedelijk een vriend van verdachte) op basis van een vervalste factuur.
  • Op 31 mei 2010 is onterecht een bedrag van € 200,- uitbetaald aan [naam 8] (vermoedelijk een vriend van verdachte) op basis van een vervalste factuur.
  • Er is tevens een onterechte uitbetaling van € 750,- aan [naam 9] , wiens gegevens niet blijken te kloppen.
  • Het bankrekeningnummer van [naam 3] blijkt ook te zijn gebruikt voor een onterechte uitbetaling van € 1.000, op 17 december 2010. Het dossier is in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
  • Het bankrekeningnummer van [medeverdachte 2] blijkt ook te zijn gebruikt voor een onterechte uitbetaling van € 16.000,- op 14 december 2010. Het dossier is in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
  • Het bankrekeningnummer dat bij de aanvraag van [naam 9] is gebruikt, blijkt ook te zijn gebruikt voor onterechte uitbetalingen tot een totaalbedrag van € 31.800,-. De dossiers zijn in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
  • Op basis van een vervalste factuur is onterecht een bedrag van € 6.000,- uitgekeerd.
  • Op hetzelfde bankrekeningnummer zijn met betrekking tot vier dossiers, die door verdachte in het systeem zijn gezet, betalingen verricht tot een totaalbedrag van
€ 55.000,-. In het archief zijn de dossiers niet terug te vinden.
  • Op een bankrekening ten name van [medeverdachte 1] zijn onterecht betalingen verricht tot een bedrag van € 12.000,-. De dossiers zijn in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
  • Op een bankrekening ten name van [naam 10] (de partner van verdachte) zijn onterecht betalingen verricht tot een bedrag van € 35.200,-. De dossiers zijn in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
  • Op een bankrekening ten name van [naam 11] is onterecht een betaling verricht van € 14.800,-. Het dossier is in het systeem gezet door verdachte, maar niet in het archief terug te vinden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 september 2015 de aangifte namens [slachtoffer 1] bevestigd en verklaard dat zij verantwoordelijk is voor alle onterechte uitbetalingen van de subsidies met uitzondering van de bedragen € 6.000,-, € 55.000,- en € 12.000,- die op bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] terecht zijn gekomen. Van de door haar aan vrienden en bekenden ten onterechte uitbetaalde bedragen heeft zij van [medeverdachte 2] € 8.000,- gekregen, van [naam 10] € 15.000,- en van [naam 11] € 3.000,-.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat haar vader het aan hem uitbetaalde bedrag van
€ 200,- heeft gepind en aan haar heeft gegeven. [3] Van [naam 5] en van [naam 6] heeft zij de helft van het geld gekregen (€ 200,-). Verder heeft zij verklaard dat ze bedragen van € 3.000,-, € 2.800,-, € 3.000,-, € 2.000,-, € 3.000,-, 3.000,-, € 3.000,-, 6.000,- en € 6.000,- onterecht op haar eigen rekeningen heeft laten storten. Dat geld behoorde toe aan [slachtoffer 1] . [4] Met betrekking tot haar werkwijze heeft zij verklaard dat zij aanvragen valselijk in naam van personen en Verenigingen van Eigenaren opgemaakte en dat deze aanvragen door haar werden voorzien van een handtekening. Tevens vervalste zij facturen van (bouw)bedrijven ter onderbouwing van de subsidieaanvragen. [5]
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
In tegenstelling tot wat de raadsman heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medewerker van [slachtoffer 1] is aan te merken als een persoon die met een openbare dienst is belast, in de zin van artikel 359 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens vaste jurisprudentie moet de term ‘ambtenaar’ in dit artikel aldus worden uitgelegd dat daaronder tevens is begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Verdachte was als uitzendkracht in dienst bij [slachtoffer 1] . Zij beschikte als medewerker in openbare dienst over geldmiddelen die de overheid toebehoren en had toegang tot de systemen van die dienst en besliste op subsidieaanvragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij werkzaam was in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd en dat zij onder toezicht en verantwoording van de overheid werkte. Ondanks dat verdachte formeel in dienst was van een uitzendbureau was zij dus wel een “ander met enige openbare dienst belast persoon”, zoals in de tenlastelegging is gesteld.
Verduistering in de zin van genoemde artikel wordt door een ambtenaar/ander persoon in openbare dienst gepleegd als hij het geld onttrekt aan de ambtelijke bestemming. Ook daarvan is hier sprake. Verdachte maakte de aanvragen voor de subsidies en vervalste facturen en zette alles klaar in het systeem. Vervolgens tekende een andere medewerker de aanvragen af en werd er tot uitbetaling overgegaan. Het uitbetaalde geld was bedoeld als subsidiegeld. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft verdachte ervoor gezorgd dat het subsidiegeld onterecht werd uitgekeerd aan haarzelf en familieleden en vrienden en daarmee heeft ze dat geld onttrokken aan de ambtelijke bestemming.
De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachten, door hun rekeningnummer beschikbaar te stellen, de ontvangen geldbedragen te pinnen en cash aan verdachte te geven, een substantiële bijdrage hebben geleverd aan het plegen van dit feit, zodat medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte zich als medewerker in openbare dienst, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Bij optelling van alle in de aangifte genoemde onttrokken geldbedragen komt de rechtbank uit op een totaalbedrag van € 176.050,-. Verdachte heeft de onttrekking van het merendeel van die geldbedragen bekend. Ten aanzien van het totaalbedrag van € 73.000,- dat op rekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] is gestort, ontkent zij echter de betrokkenheid. Zij schetst een alternatief scenario, inhoudende dat die betreffende aanvragen buiten haar om door een ander zijn ingediend die de werkwijze kende, bijvoorbeeld medeverdachte [medeverdachte 2] . Deze aanvragen zijn behandeld door een andere medewerker van [slachtoffer 1] die, denkende dat het een correcte aanvraag betrof, de subsidie heeft toegekend. Dat de initialen van verdachte op de digitale bescheiden staan zegt niets nu de medewerkers van de afdeling immers over elkaars inlogcodes beschikten.
De rechtbank acht deze verklaring evenwel onaannemelijk. In theorie zou deze gang van zaken wellicht mogelijk zijn geweest, hoewel dan van bijzonder veel toeval sprake zou zijn geweest. Echter, onverklaarbaar is dan waarom ook van deze aanvragen geen onderliggende stukken in het archief zijn teruggevonden. De betreffende werknemers zouden dan immers over stukken hebben moeten beschikken waarvan zij dachten dat deze echt waren en zouden deze hebben opgeborgen. Dat is echter niet gebeurd. Net zo min als verdachte stukken heeft opgeborgen van haar vervalste aanvragen. Daarom gaat de rechtbank er van uit dat de gehele uitbetalingen ad € 73.000 het werk zijn van verdachte.
Overwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft hetgeen haar onder 2 ten laste is gelegd bekend.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat dit feit voortvloeit uit hetgeen onder 1 primair bewezen is verklaard, in die zin dat er sprake is van een voortgezette handeling.
Overwegingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan witwassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Zoals reeds onder 1 primair bewezen is verklaard, heeft verdachte meerdere geldbedragen verduisterd. Een deel van die geldbedragen, in de tenlastelegging weergegeven onder de eerste vijf gedachtestreepjes, heeft zij op bankrekeningen van anderen laten storten. Die anderen hebben vervolgens (een gedeelte van) die geldbedragen contant afgehaald en aan verdachte overhandigd. Door zo te handelen zijn er ten aanzien van die geldbedragen verhullingshandeling verricht.
De geldbedragen die in de tenlastelegging onder de laatste 10 gedachtestreepjes zijn weergegeven heeft verdachte op haar eigen bankrekening laten storten. Uit onderzoek aan haar financiële gegevens is gebleken dat de geldbedragen inmiddels niet meer op haar rekening staan. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij het geld gebruikt heeft om wat luxer te kunnen leven. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte het geld heeft uitgegeven en dus heeft omgezet.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in een periode van meer dan twee jaar meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zowel alleen, als samen met anderen. Gelet op de lange periode en het gegeven dat het om meerdere witwasgedragingen gaat acht de rechtbank dit voldoende om van gewoontewitwassen te kunnen spreken.
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2015;
  • de aangifte namens [slachtoffer 1]
03/279950-11 [7]
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft opgelicht gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2015;
  • de aangifte namens [slachtoffer 2]
- de overeenkomst van kredietverlening van [slachtoffer 3] [9] ;
- het feit dat de bankrekening van verdachte hiervoor is gebruikt [10] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/702835-12
1. primair
in de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, als (tijdelijk) medewerker in openbare dienst bij [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), opzettelijk geld dat zij in haar bediening onder zich had heeft verduisterd, hebbende zij telkens opzettelijk geldbedragen (tot een totaalbedrag van 176.050 euro), van [slachtoffer 1] , welk geld zij, verdachte, anders dan door misdrijf, immers uit hoofde van haar bediening als (tijdelijk) medewerker in openbare dienst bij [slachtoffer 1] , onder zich had - zich wederrechtelijk toegeëigend door dit geld telkens over te laten maken naar de bankrekeningen van haarzelf en/of haar mededaders en/of andere (aan verdachte gelieerde) personen welke niet tot genoemde geldbedragen gerechtigd waren;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens
a. aanvragen ter verkrijging van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen en/of
b. facturen/kwitanties van (bouw)bedrijven (ter onderbouwing van voornoemde subsidieaanvragen) en/of
c. besluiten tot verlening en vaststelling van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van haar mededader(s), valselijk
ad a: aanvragen ter verkrijging van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen, opgemaakt, welke valsheid onder andere hierin bestond dat die aanvragen door haar, verdachte, valselijk in naam van een of meer al dan niet gefingeerd(e) pers(o)n(en) en/of bedrij(f)(ven) en/of vereniging(en) werden opgemaakt en/of dat deze aanvragen (vervolgens) valselijk door haar, verdachte, werden voorzien van een handtekening welke handtekening moest doorgaan voor die van de in de aanvragen genoemde al dan niet fictieve aanvrager(s) en/of
ad b: facturen/kwitanties van (bouw)bedrijven wegens beweerdelijk door deze (bouw)bedrijven verrichte werkzaamheden opgemaakt (ter onderbouwing van voornoemde subsidieaanvragen), zulks terwijl genoemde werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht en/of
ad c: besluiten tot verlening en vaststelling van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen, opgemaakt, welke valsheid onder andere hierin bestond dat deze besluiten waren gebaseerd op valse aanvragen en/of valse facturen/kwitanties van (bouw)bedrijven,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
in de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011, in de gemeente Stein, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens geldbedragen (tot een totaalbedrag van € 26.400,-), te weten:
  • een geldbedrag van € 200,- van [naam 1] (dossier p. 231);
  • een geldbedrag van € 8.000,- van [medeverdachte 2] (dossier p. 261);
  • een geldbedrag van € 200,- van [naam 6] (dossier p. 288);
  • een geldbedrag van € 15.000,- van [naam 10] (dossier p. 297);
  • een geldbedrag van € 3.000,- van [naam 11] (dossier p. 297);
en meermalen alleen telkens geldbedragen (tot een totaalbedrag van € 32.550,-), te weten:
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 2.800,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 2.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 6.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 6.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 750,- (dossier p. 291-293);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij telkens wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
op 7 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen een werkgeversverklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte valselijk een werkgeversverklaring (gedateerd 7 november 2011) opgemaakt waarin onder andere -in strijd met de waarheid- was vermeld dat zij, verdachte, sedert 1 augustus 2009 voor onbepaalde tijd of in vaste dienst werkzaam was voor het [slachtoffer 1] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
03/279950-11
1.
in de periode van 7 oktober 2008 tot 7 juni 2010 in de gemeente Stein, meermalen opzettelijk heeft afgeleverd en voorhanden gehad een vervalste loonstrook en arbeidsovereenkomst en (SNS)-internet-bankafschrift en crediet-aanvraagformulier- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - terwijl zij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst, immers heeft zij de oorspronkelijke adres- en/of persoonsgegevens op genoemde documenten vervangen;
2.
in de periode van 7 oktober 2008 tot 7 juni 2010 in de gemeente Stein met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van geldsommen, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of in strijd met de waarheid ten behoeve van crediet-aanvragen een vals (SNS-)internet-bankafschrift en een valse loonstrook en een valse arbeidsovereenkomst ( [bedrijfsnaam] ) overgelgd en valse adres- en/of persoonsgegevens vermeld en een valse handtekening geplaatst op de crediet-aanvraagformulieren en een vals e-mailadres heeft gebruikt/vermeld, waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/702835-12
feit 1 primair: medeplegen van opzettelijk geld of geldswaardig papier dat hij in zijn bediening onder zich heeft verduisteren of toelaten dat het door een ander weggenomen of verduisterd wordt, meermalen gepleegd door de ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon;
feit 2: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
waarbij feit 1 een voortgezette handeling is van feit 2;
feit 3: medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd;
feit 4: valsheid in geschrift.
03/279950-11
feit 1: opzettelijk afleveren of voorhanden hebben van het valse of vervalste geschrift, als ware het echt en onvervalst, terwijl zij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd;
feit 2: oplichting, meermalen gepleegd;
waarbij feit 1 een voortgezette handeling is van feit 2.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelet op het feit dat verdachte haar leven inmiddels op de rails heeft, zij een vaste baan heeft, sinds 2012 niet meer met justitie in aanraking is geweest, een strafblad heeft waarop slechts een relevante veroordeling staat uit 2007 en dat zij openheid van zaken heeft gegeven en heeft meegewerkt aan het onderzoek. Daarnaast heeft de raadsman verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het gegeven dat [slachtoffer 1] en het [slachtoffer 1] , gelet op het totale gebrek aan controle, gefaald hebben en mede verantwoordelijk zijn voor het feit dat verdachte de fout in is gegaan. Ten slotte heeft de raadsman een beroep gedaan op een overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte was van september 2009 tot november 2011 als uitzendkracht werkzaam bij [slachtoffer 1] (onderdeel van [slachtoffer 1] ). Zij werkte daar aan diverse subsidieregelingen en had de bevoegdheid om aanvragen te registreren en behandelen en subsidies toe te kennen. Zij beschikte als medewerker in openbare dienst over geldmiddelen die aan de overheid toebehoren. Vanaf mei 2010 tot november 2011 heeft zij gelden van haar werkgever, zijnde de overheid, weten te verduisteren waardoor er ten onrechte geld op diverse rekeningen van verdachte en haar familie en vrienden is gestort. Dit deed verdachte door het valselijk opmaken of vervalsen van aanvragen, facturen en besluiten. Daardoor werden er subsidies uitgekeerd aan verdachte en haar familie en vrienden, waarop zij normaliter geen aanspraak zouden kunnen maken. Door de onterecht uitgekeerde bedragen of gedeelten daarvan vervolgens bij familieleden en vrienden te incasseren heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan witwassen. Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de tijd dat verdachte deze fraude heeft gepleegd, zij
€ 176.050,- heeft verduisterd. Verdachte heeft hiermee niet alleen financiële schade toegebracht aan [slachtoffer 1] , maar tevens aan de maatschappij.
Op basis van de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) past bij een fraude met een benadelingsbedrag van € 125.000,- tot € 250.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden. Gelet op het bedrag dat verdachte de overheid afhandig heeft gemaakt lijkt een gevangenisstraf van 10 tot 11 maanden in de rede te liggen. De rechtbank ziet echter reden deze straf te verhogen.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de fraude anderhalf jaar heeft geduurd. In die tijd heeft verdachte frequent frauduleuze handelingen verricht en verdachte is niet uit zich zelf gestopt. Evenmin heeft zij aanstalten gemaakt om het door haar verduisterde geld terug te betalen. Daar komt bij dat verdachte een gewaarschuwd mens was, aangezien zij in 2010 ook al met de politie in aanraking kwam voor het feit dat zij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] had opgelicht en valsheid in geschrift had gepleegd door op basis van vervalste documenten twee kredieten af te sluiten op naam van haar buurvrouw en zelf daarvan het geld op te strijken. Ook voor deze feiten dient verdachte zich nu te verantwoorden.
Op grond van dit alles acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden aan de orde. De rechtbank ziet wel nog reden deze straf enigszins te matigen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.
Voor een voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman en de reclassering is voorgesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding. Zoals uit het vorenstaande blijkt acht de rechtbank de feiten en de wijze waarop die feiten zijn begaan te ernstig voor een voorwaardelijke straf.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] )
De benadeelde partij [slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] ) vordert een schadevergoeding van € 176.250,-.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 3.918,-.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van
€ 8.722,33.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] )
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 164.772,64, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] )
De raadsman heeft primair tot afwijzing van de vordering geconcludeerd op grond van het feit dat het ontstaan van de schade geheel, of in overwegende mate, is veroorzaakt of mogelijk gemaakt door gedragingen van de benadeelde partij. Subsidiair heeft hij verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de behandeling ervan – gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij – een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 3]
De raadsman heeft primair bepleit dat de verleende volmacht ontoereikend is, waardoor de vordering dient te worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering onvoldoende duidelijk en onvoldoende onderbouwd is, waardoor deze dient te worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
[slachtoffer 2]
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering bepleit, omdat onduidelijk is of de benadeelde partij überhaupt schade heeft geleden gelet op het feit dat zij het openstaande bedrag van [slachtoffer 3] heeft ontvangen en het verzekeringsgeld heeft teruggevorderd. Subsidiair is de raadsman van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] )
Uit de vordering van de benadeelde partij in samenhang bezien met het dossier blijkt dat het gevorderde bedrag van € 176.250,- ziet op het totale bedrag dat door verdachte bij [slachtoffer 1] zou zijn verduisterd en/of witgewassen. Nu verdachte schuldig is bevonden aan het verduisteren van een bedrag van € 176.050,- is de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot verdachte hooguit toewijsbaar voor dit laatstgenoemde bedrag.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij mede door verdachte schade heeft geleden. Door [slachtoffer 1] zijn immers onterecht geldbedragen van in totaal € 176.050,- aan verdachte en aan haar gelieerde personen overgemaakt. Volgens de benadeelde partij is er door de medeverdachten in totaal reeds een bedrag van
€ 11.277,57 terugbetaald. Dat bedrag zal de rechtbank in mindering brengen op het toe te wijzen bedrag. Nu de verklaringen van verdachte en de medeverdachten uiteen lopen voor wat betreft wie welk deel heeft gehouden/gekregen, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 164.772,43. Voor het overige deel zal zij de vordering van de benadeelde partij afwijzen. Om te bevorderen dat het toegekende bedrag door verdachte wordt betaald, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[slachtoffer 3]
De vordering is ondertekend door [naam 12] . Op de machtiging is te lezen dat [naam 12] bevoegd is om namens [slachtoffer 3] alle rechtshandelingen te verrichten die samenhangen met de functie van fraudespecialist. Die machtiging is naar het oordeel van de rechtbank voldoende verstrekkend om daartoe te rekenen de bevoegdheid om een vordering als benadeelde partij in te dienen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij door verdachte schade heeft geleden. Verdachte heeft immers door middel van valsheid in geschrift de benadeelde partij bewogen tot de uitkering van een krediet ten bedrage van
€ 27.500,-. Op basis van de stukken in het strafdossier kan de rechtbank vaststellen dat [slachtoffer 3] op 24 februari 2009 € 18.060,50 aan verdachte heeft overgemaakt, dat er € 7.000 is gebruikt voor aflossing van het contract bij [slachtoffer 2] en dat € 2.439,50 is aangewend voor een verzekering. Volgens [slachtoffer 3] is van het rechtstreeks aan verdachte uitbetaalde bedrag ad € 18.060,50 een bedrag van € 14.143,22 op 16 maart 2009 teruggevorderd. Vervolgens vordert [slachtoffer 3] haar restant schade ad € 3.917,18.
Uit deze becijferingen – met name van de restant schade - leidt de rechtbank af dat ook de aflossing ad € 7.000,- en de verzekeringspremie zijn teruggevorderd.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.917,18. Voor het overige deel zal zij de vordering van de benadeelde partij afwijzen. Om te bevorderen dat het toegekende bedrag door verdachte wordt betaald, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij door verdachte schade heeft geleden. Verdachte heeft immers door middel van valsheid in geschrift de benadeelde partij bewogen tot de uitkering van een krediet. Op basis van de stukken in het strafdossier kan de rechtbank vaststellen dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten bedrage van € 6.390,66. Hiervoor, bij bespreking van de vordering van [slachtoffer 3] , heeft de rechtbank al overwogen waarom zij van oordeel is dat dit bedrag niet is afgelost middels de geldlening bij [slachtoffer 3] .
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot genoemd bedrag ad € 6.390,66 en voor het overige deel zal zij de vordering van de benadeelde partij afwijzen. Om te bevorderen dat het toegekende bedrag door verdachte wordt betaald, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

De in beslag genomen klapper met bankbescheiden zal de rechtbank teruggeven aan verdachte, nu het strafvorderlijk belang zich daartegen niet langer verzet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 56, 57, 225, 326, 359 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen klapper met bankbescheiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 september 2015.
Buiten staat
Mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
03/702835-12
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011, in de gemeente Sittard-Geleen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen), als (tijdelijk) medewerker in openbare dienst bij [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), opzettelijk geld dat zij in haar bediening onder zich had heeft verduisterd,
hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk een of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van 176.250 euro), van [slachtoffer 1] , welk geld zij, verdachte, anders dan door misdrijf, immers uit hoofde van haar bediening als
(tijdelijk) medewerker in openbare dienst bij [slachtoffer 1] , onder zich had - zich wederrechtelijk toegeëigend door dit geld (telkens) over te (laten) maken naar de bankrekening(en) van haarzelf en/of haar mededader(s) en/of een of meer andere (aan verdachte gelieerde) perso(o)n(en) welke niet tot genoemd(e) geldbedrag(en) gerechtigd was/waren;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011, in de gemeente Sittard-Geleen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1]
), heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van 176.250 euro), hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (telkens) een of meer aanvra(a)g(en) voor subsidieregelingen ter verkrijging van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen valselijk opgemaakt en/of vervalst, bestaande die valsheid/vervalsing onder meer uit
- het valselijk op naam van een of meer al dan niet gefingeerde perso(o)n(en)en/of bedrij(f)(ven) en/of vereniging(en) opmaken en ondertekenen van een of meer subsidieaanvraagformulier(en) en/of
- het valselijk opmaken van een of meer factu(u)r(en)/kwitantie(s) van een of meer (bouw)bedrij(f)(ven) ter onderbouwing van die subsidieaanvra(a)g(en) en/of hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (vervolgens) valselijk een of meer besluit(en) tot verlening en vaststelling van subsidie opgemaakt (gebaseerd op genoemde valse subsidieaanvra(a)g(en))
en/of hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (vervolgens) (op basis van voornoemd(e) vals(e) subsidieverlening(en) wederrechtelijk subsidiegelden (laten) uitbetalen op een of meer bankrekening(en) van haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of een of meer andere (aan verdachte gelieerde) perso(o)n(en) welke niet tot genoemd(e) geldbedrag(en) gerechtigd was/waren, waardoor voornoemd [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
a. een of meer aanvra(a)g(en) ter verkrijging van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen en/of
b. een of meer factu(u)r(en)/kwitantie(s) van een of meer (bouw)bedrij(f)(ven) (ter onderbouwing van voornoemde subsidieaanvra(a)g(en)) en/of
c. een of meer besluit(en) tot verlening en vaststelling van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, (telkens) valselijk
ad a: een of meer aanvra(a)g(en) ter verkrijging van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen, opgemaakt, welke valsheid onder andere hierin bestond dat die aanvra(a)g(en) door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk in naam van een of meer al dan niet gefingeerd(e) pers(o)n(en) en/of bedrij(f)(ven) en/of vereniging(en) werd(en) opgemaakt en/of dat deze aanvra(a)g(en) (vervolgens) valselijk door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) werden voorzien van een handtekening welke handtekening moest doorgaan voor die van de in de aanvra(a)g(en) genoemde al dan niet fictieve aanvrager(s) en/of
ad b: een of meer factu(u)r(en)/kwitantie(s) van een of meer (bouw)bedrij(f)(ven) wegens beweerdelijk door deze (bouw)bedrij(f)(ven) verrichte werkzaamheden opgemaakt (ter onderbouwing van voornoemde subsidieaanvra(a)g(en)), zulks terwijl genoemde werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht en/of
ad c: een of meer besluit(en) tot verlening en vaststelling van subsidie in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen aan woningen, opgemaakt,
welke valsheid onder andere hierin bestond dat dit/deze besluit(en) was/waren gebaseerd op een of meer valse aanvra(a)g(en) en/of een of meer valse factu(u)r(en)/kwitantie(s) van (bouw)bedrij(f)(ven), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 30 november 2011, in de gemeente Stein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft zij, verdachte, (meermalen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een of meer (gro(o)te) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van € 58.950,-), te weten:
  • een geldbedrag van € 200,- van [naam 1] (dossier p. 231);
  • een geldbedrag van € 8.000,- van [medeverdachte 2] (dossier p. 261);
  • een geldbedrag van € 200,- van [naam 6] (dossier p. 288);
  • een geldbedrag van € 15.000,- van [naam 10] (dossier p. 297);
  • een geldbedrag van € 3.000,- van [naam 11] (dossier p. 297);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 2.800,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 2.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 3.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 6.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 6.000,- (dossier p. 291-293);
  • een geldbedrag van € 750,- (dossier p. 291-293);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een
hoeveelheid geld gebruik gemaakt, terwijl zij (telkens) wist dat (dit) (deze) geld(bedragen) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was (waren) uit enig misdrijf;
4.
zij op of omstreeks 7 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland een werkgeversverklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk een werkgeversverklaring (gedateerd 7 november 2011) opgemaakt waarin onder andere -in strijd met de waarheid- was vermeld dat zij, verdachte, sedert 1 augustus 2009 voor onbepaalde tijd of in vaste dienst werkzaam was voor het [slachtoffer 1] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
03/279950-11
1.
zij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2008 tot 7 juni 2010 in de gemeente Stein, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) loonstrook en/of arbeidsovereenkomst en/of (copie)paspoort en/of (SNS)-internet-bankafschrift en/of een verzekeringsovereenkomst en/of crediet-aanvraagformulier(en)- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst, immers heeft zij de oorspronkelijke adres- en/of persoonsgegevens op genoemd(e) document(en) vervangen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2008 tot 7 juni 2010 in de gemeente Stein, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van (een)geldsom(men), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid ten behoeve van (een) crediet-aanvra(a)g(en) een vals (SNS-)internet-bankafschrift en/of een valse loonstrook en/of een valse arbeidsovereenkomst ( [bedrijfsnaam] ) en/of een valse verzekeringsovereenkomst overgelegd en/of valse adres- en/of persoonsgegevens vermeld en/of een valse handtekening geplaatst op het/de crediet-aanvraagformulier(en) en/of een vals e-mail-adres heeft gebruikt/vermeld, waardoor [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het stamproces-verbaal van politie Limburg Zuid, district Sittard, betreffende het onderzoek “ [onderzoeksnaam] ”, met proces-verbaalnummer 2012020884, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1350.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 793 en de bijlage op pagina 799.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 230-231.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina’s 288 en 291-292.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina’s 286-290.
6.Het proces-verbaal aangifte van [naam 13] namens [slachtoffer 1] , pagina’s 39-46.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het stamproces-verbaal van politie regio Limburg Zuid, district Sittard, BE Stein-Beek-Schinnen, afdeling basis politiezorg, met proces-verbaalnummer PL2440 2009030967-1, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 275.
8.Het geschrift inhoudende de aangifte van [naam 14] namens [slachtoffer 2] , pagina 151-153.
9.Het geschrift inhoudende een overeenkomst van kredietverlening van [slachtoffer 3] , pagina 189.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 229.