ECLI:NL:RBLIM:2015:11379
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling en verrekening van huwelijkse voorwaarden in echtscheidingsprocedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 15 juli 2015, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man die gehuwd waren onder huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft verzocht om de benoeming van een notaris voor de verdeling en verrekening van hun gezamenlijke bezittingen, maar heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken. De man heeft primair betoogd dat partijen de huwelijkse voorwaarden de facto hebben uitgevoerd en dat er niets meer te verrekenen valt. Hij heeft een bedrag van € 69.649,27 en een vordering van € 75.000,00 genoemd, alsmede de verklaring dat de opgebouwde pensioenrechten niet verevend zullen worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen sinds 1 september 2013 niet meer samenwonen en dat de huwelijkse voorwaarden een jaarlijkse verrekening van netto-inkomsten uit arbeid voorschrijven. De man heeft betoogd dat hij en de vrouw hun financiën zodanig hebben beheerd dat er feitelijk aan het verrekenbeding is voldaan. De vrouw heeft deze stellingen betwist en stelt dat het wettelijk vermoeden van artikel 1:141 lid 3 BW van toepassing is, wat betekent dat het aanwezige vermogen op 1 september 2013 als uitgangspunt voor de verrekening moet dienen.
De rechtbank heeft de man in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen met bewijsstukken te onderbouwen en heeft de vrouw gevraagd haar verzoek met betrekking tot de inboedel toe te lichten. De beslissing is aangehouden in afwachting van de bewijslevering door de man en de toelichting van de vrouw. De rechtbank heeft benadrukt dat beide partijen de feiten naar waarheid dienen aan te voeren, zodat een rechtvaardige beslissing kan worden genomen.