Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
wonende te [woonplaats] ,
1.Het verloop van de procedure
2.De wrakingsgrond
De beoordeling
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 16 november 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die betrokken was in een procedure tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2015 diende verzoekster een wrakingsverzoek in tegen de rechters mr. E.J.M. Driessen, mr. P.H. Brandts en mr. A.M. Koster-van der Linden, omdat zij zich vooringenomen voelden. Verzoekster stelde dat zij niet de kans kreeg om te reageren op de argumenten van de Raad voor de Kinderbescherming en andere partijen, wat volgens haar een schending van haar recht op een eerlijke behandeling inhield.
De wrakingskamer heeft op 9 november 2015 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de rechters hun standpunten hebben toegelicht. De rechters gaven aan dat verzoekster herhaaldelijk tussentijds wilde reageren, maar dat zij op haar beurt moest wachten. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking gebaseerd was op een misverstand en dat er geen objectieve of subjectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De wrakingskamer oordeelde dat de gang van zaken tijdens de zitting niet getuigde van vooringenomenheid en dat verzoekster niet voldoende feiten had aangedragen om haar wrakingsverzoek te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de rechters op een juiste manier de regie voerden tijdens de zitting en dat verzoekster niet op een eerlijke manier haar standpunten had gepresenteerd. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. P.H.M. Kuster en de leden mr. W.E. Elzinga en mr. A.M. Schutte, in aanwezigheid van griffier mr. K. Mahovic.