Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
nu precies is gemaakt’. De advocaat van de moeder heeft daaraan toegevoegd dat indien hij niet binnen vijf werkdagen nader zou vernemen hij de kwestie zou voorleggen aan de kinderrechter.
om op een constructieve wijze met moeder in gesprek te gaan waardoor er niet gesproken is kunnen worden over de wijze van omgang tussen [minderjarige] en moeder en de zorgen die Bjz hierbij heeft’. De moeder heeft daarop zoals tevoren aangekondigd de kwestie aan de rechtbank voorgelegd. Bij het op 16 november 2015 ter griffie ingekomen verzoekschrift verzoekt zij op de daartoe aangevoerde gronden ‘
een regeling vast te stellen zoals door de moeder gewenst, dan wel een dusdanige regeling als Uwe rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren’. Het verzoek steunt, blijkens de aanhef van het verzoekschrift, op artikel 1:265 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).