ECLI:NL:RBLIM:2015:11084

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
C/03/205835 / FA RK 15-1498 en C/03/207403 / FA RK 15-2000
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van voogdij over minderjarigen in het kader van huwelijksdwang en erkenning in de Nederlandse rechtsorde

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 november 2015 uitspraak gedaan over de verzoeken van de stichting ‘Stichting NIDOS Jeugdbescherming voor Vluchtelingen’ (hierna: Nidos) om een (tijdelijke) voogdij over twee minderjarigen te benoemen. De minderjarige moeder, geboren in 1998, en haar zoon, geboren in 2014, zijn in Nederland in het kader van gezinshereniging. Nidos heeft zich bereid verklaard om de voogdij over hen uit te oefenen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport geconcludeerd dat de ouders van de minderjarige moeder een gelijkwaardige relatie hebben en dat er geen zorgen zijn over de opvoeding van de minderjarige.

De rechtbank heeft echter twijfels over de rechtsgeldigheid van het huwelijk van de minderjarige moeder, dat in Syrië is gesloten. De Wet tegengaan huwelijksdwang, die op 5 december 2015 in werking treedt, heeft als doel om te verduidelijken wanneer de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank oordeelt dat het huwelijk van de minderjarige moeder met de vader van haar kind niet voor erkenning in aanmerking komt, omdat zij op het moment van het huwelijk niet de vereiste leeftijd van achttien jaar had bereikt.

De rechtbank benoemt Nidos tot voogd over beide minderjarigen, aangezien de ouders van de minderjarige moeder niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de griffier zal een afschrift van de beschikking aan het centrale gezagsregister toezenden. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 11 november 2015
Zaaknummers: C/03/205835 / FA RK 15-1498 en C/03/207403 / FA RK 15-2000
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven op de verzoeken van:
de stichting ‘Stichting NIDOS JEUGDBESCHERMING VOOR VLUCHTELINGEN’,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: Nidos,
in de zaak met nummer
C/03/205835 / FA RK 15-1498met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [1998],
wonend te [woonplaats],
kind van :
[belanghebbende],
de vader van de minderjarige,
en
[belanghebbende],
de moeder van de minderjarige,
beiden zonder bekende vaste woon-of verblijfplaats in of buiten Nederland.
in de zaak met nummer
C/03/207403 / FA RK 15-2000met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [2014],
wonend te [woonplaats],
kind van:
[belanghebbende],
de vader van de minderjarige,
en
[minderjarige]
de moeder van de minderjarige.

1.Het verloop van de procedures

Bij afzonderlijke verzoekschriften van 6 mei 2015, op 7 mei 2015 ter griffie ontvangen, heeft Nidos de rechtbank verzocht een (tijdelijke) voogd over voornoemde minderjarigen te benoemen.
Nidos heeft zich in beide zaken bereid verklaard deze (tijdelijke) voogdij over voornoemde minderjarigen uit te oefenen en heeft daartoe overgelegd een tweetal ondertekende bereidverklaringen, gedagtekend 6 mei 2015, alsmede een door de minderjarige [minderjarige] op 16 april 2015 ondertekende akkoordverklaring.
De raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft gereageerd bij brief van 12 augustus 2015. Als bijlage bij de brief is gevoegd het rapport van de Raad van 6 augustus 2015.
Op 29 oktober 2015 heeft in beide zaken een gevoegde mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar zowel [minderjarige] als [minderjarige] zijn verschenen en waar Nidos zich heeft doen vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger van de stichting] en [vertegenwoordiger van de stichting]. Namens de raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad].

2.De beoordeling

2.1.
[minderjarige] en haar zoon [minderjarige] zijn sinds 3 februari 2015 in het kader van de gezinshereniging in Nederland. Samen met de vader van [minderjarige], [belanghebbende], geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [1987], wonen zij in de [gemeente].
2.2.
Het verzoek van Nidos is erop gericht te voorzien in de voogdij over zowel de minderjarige moeder [minderjarige] als haar minderjarige zoon [minderjarige]. De raad heeft na onderzoek geconcludeerd dat de ouders van [minderjarige] een gelijkwaardige relatie hebben, dat [minderjarige] goed wordt verzorgd en dat er ook geen zorgen zijn over de opvoeding van [minderjarige]. Volgens de Raad verzet niets zich ertegen dat Nidos met de voogdij over [minderjarige] en [minderjarige] wordt belast.
2.3.
Uit de door de rechtbank geraadpleegde basisregistratie personen van de [gemeente] blijkt dat de minderjarige [minderjarige] op [2013] in Syrië is gehuwd met de vader van [minderjarige]. Ter mondelinge behandeling heeft Nidos toegelicht dat het college van de [gemeente] weliswaar tot inschrijving van het huwelijk is overgegaan op basis van, naar de rechtbank begrijpt, door [minderjarige] en [belanghebbende] ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte afgelegde en op schrift gestelde verklaringen maar dat daarmee de bij Nidos bestaande twijfels ten aanzien van het bestaan van het huwelijk niet uit de weg zijn geruimd.
2.4.
De twijfels van Nidos moeten naar het oordeel van de rechtbank worden bezien in het licht van de Wet van 7 oktober 2015 tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang). Blijkens de considerans van de wet, die op 5 december 2015 in werking zal treden, heeft deze mede tot doel te verduidelijken wanneer de erkenning van rechtsgeldig in het buitenland gesloten huwelijken in strijd is met fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde. In dat kader worden Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek op een aantal punten ingrijpend gewijzigd.
2.5
Volgens artikel 10:31, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat niet wijzigt, wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van het land van huwelijksvoltrekking rechtsgeldig is, in Nederland als zodanig erkend, tenzij de erkenning kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde, zo volgt uit het huidige artikel 10:32 BW. Op grond van artikel 10:32, aanhef en onder c BW, zoals dat artikelonderdeel met ingang van 5 december 2015 zal luiden, wordt, ongeacht het bepaalde in artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij sprake is van de hier niet aan de orde zijnde situatie dat de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2.6.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat naar inmiddels algemeen aanvaarde en met ingang van 5 december 2015 wettelijk verankerde uitgangspunten moet worden aangenomen dat het bestaan van een voor erkenning binnen de Nederlandse rechtsorde in aanmerking komende huwelijkse band tussen de minderjarige [minderjarige] en [belanghebbende] geen sprake kan zijn. Derhalve kan niet zonder meer worden aangenomen dat de minderjarige [minderjarige] meerderjarig is geworden op overeenkomstige wijze als in artikel 1:233 BW in het Nederlandse recht is geregeld. Dat het huwelijk volgens het toepasselijke Syrische recht wel rechtsgeldig tot stand is gekomen, kan aan het voorgaande niet afdoen.
2.7.
Nu de persoonlijke staat van een vreemdeling op grond van artikel 10:17 BW wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, althans, bij gebreke van dien, door zijn verblijfplaats, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [minderjarige], zolang zij de leeftijd van achttien jaren niet heeft bereikt, minderjarig is. Nu bovendien uit artikel 16 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 volgt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit wordt beheerst door het recht van de gewone verblijfplaats van de minderjarige terwijl voorts het bestaan of de verblijfplaats van de ouders van [minderjarige] onbekend is, moet worden aangenomen dat de ouders feitelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Het bepaalde in artikel 1:253r BW brengt dan mee dat het aan de ouders toekomende gezag (voorlopig) is geschorst. In het daardoor ontstane gezagsvacuüm zal de kinderrechter voorzien door Nidos, die zich daartoe schriftelijk bereid heeft verklaard, tot voogd over [minderjarige] te benoemen.
2.8.
De minderjarige [minderjarige] is op [2014] te [geboorteplaats] ([land]) geboren uit een minderjarige moeder die op grond van artikel 1:246 BW niet bevoegd is tot de uitoefening van het gezag over [minderjarige]. In het gezagsvacuüm zal de kinderrechter voorzien door Nidos, die zich daartoe schriftelijk bereid heeft verklaard, tot voogd over [minderjarige] te benoemen.
2.9.
De voogdij begint in beide gevallen daags nadat deze beslissing is verstrekt of verzonden.

3.De beslissing

De rechtbank:
benoemt tot voogdes over de minderjarigen:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [1998],
wonend te [woonplaats],
en
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [2014],
wonend te [woonplaats],
de stichting ‘Stichting Nidos Jeugdbescherming voor vluchtelingen’, gevestigd te Utrecht;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 11 november 2015.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.