In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft eiser, wonend te [woonplaats], een verzoek ingediend om inzage in bepaalde huurcontracten en correspondentie met betrekking tot parkeerplaatsen die door Mercedes Benz Customer Assistance Center Maastricht N.V. zijn gehuurd. De procedure is gestart na een dagvaarding op 7 december 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 december 2015. Tijdens deze zitting werd de behandeling gesloten vanwege ongepast gedrag van eiser, die eerder was gewaarschuwd.
Eiser vorderde dat Mercedes binnen acht dagen na het vonnis de huurcontracten van 389 parkeerplaatsen zou overleggen, of, indien deze niet bestonden, kopieën van relevante stukken en correspondentie te verstrekken. Mercedes heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering is gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar dat de gevraagde bescheiden geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij eiser partij is.
De kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond voor de gevorderde voorziening. Eiser stelde dat de bescheiden nodig waren voor andere lopende bodemprocedures, maar de rechter concludeerde dat er geen bewijsopdracht was gegeven die de onderhavige bescheiden relevant zou maken. De kans dat een dergelijke bewijsopdracht alsnog zou worden gegeven, werd als gering ingeschat.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mercedes, die tot de datum van het vonnis zijn begroot op € 600,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.P. van Unen op 18 december 2015.