ECLI:NL:RBLIM:2015:10656

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
4625132 CV EXPL 15-11653
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen een appartementseigenaar en de vereniging van eigenaren over het gebruik van gemeenschappelijke zaken

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft eiser, een appartementseigenaar, een kort geding aangespannen tegen de vereniging van eigenaren (VvE) van zijn appartementencomplex. De VvE had eerder besloten om eiser het gebruik van zijn privégedeelte en gemeenschappelijke zaken te ontzeggen vanwege overlast die hij zou hebben veroorzaakt. Dit besluit was genomen tijdens een vergadering op 21 mei 2014. Eiser had geprobeerd dit besluit te schorsen en te vernietigen, maar zijn verzoek was afgewezen door de kantonrechter op 14 oktober 2014. Eiser ging vervolgens in beroep tegen een vonnis van 7 oktober 2015, waarin hem opnieuw het gebruik van zijn privégedeelte werd ontzegd.

In het kort geding vorderde eiser schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 oktober 2015 totdat er een beslissing in hoger beroep zou zijn. De VvE voerde verweer tegen deze vordering. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiser moet worden beschouwd als een executiegeschil, waarbij de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis centraal staat. De rechtbank benadrukte dat inhoudelijke bezwaren tegen het veroordelende vonnis in een executiegeschil niet gehonoreerd kunnen worden, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat het vonnis van 7 oktober 2015 op een juridische of feitelijke misslag berustte. Eiser had weliswaar gesteld dat de tenuitvoerlegging desastreuze gevolgen voor hem zou hebben, maar deze stelling was onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de VvE. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P. Hoekstra en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 4625132 CV EXPL 15-11653
Vonnis in kort geding van 17 december 2015
in de zaak van
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A. Sarkis
tegen
de vereniging van eigenaren
GEBOUW [adres] TE MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.A. Vermeulen
Partijen zullen hierna [eiser] en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 3 december 2015
  • de van de zijde van de VvE ingebrachte productie
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 14 december 2015
  • de pleitnota van de VvE.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is gerechtigde van een appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van een appartement (met nummer [huisnummer] ) in het appartementsgebouw aan het adres [adres] te Maastricht en is uit dien hoofde lid van de VvE.
2.2.
Bij besluit van 21 mei 2014 heeft de vergadering van de VvE wegens door [eiser] veroorzaakte overlast besloten [eiser] het gebruik te ontzeggen van het privégedeelte ( [adres] [huisnummer] ) van het appartementencomplex, alsmede van het gebruik van de gemeenschappelijke zaken en rechten zoals opgenomen in artikel 27 lid 2 van het Splitsingsreglement.
2.3.
[eiser] heeft bij de kantonrechter van deze rechtbank verzocht het voormelde besluit te schorsen en te vernietigen, welk verzoek bij beschikking van 14 oktober 2014 is afgewezen. Genoemde beschikking is in kracht van gewijsde gegaan.
2.4.
Bij vonnis van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, van 7 oktober 2015 met registratienummer C/03/200655 / HA ZA 15-10, is - voor zover hier van belang - [eiser] , op vordering van de VvE, het gebruik van het privégedeelte ( [adres] [huisnummer] ) van het appartementencomplex ontzegd vanaf één maand na betekening van het vonnis, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het vonnis is op 29 oktober 2015 aan [eiser] betekend.
2.5.
[eiser] is tegen genoemd vonnis in beroep gegaan.
2.6.
Ter zitting heeft de VvE te kennen gegeven met [eiser] te hebben afgesproken de uitkomst van dit kort geding af te wachten alvorens tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 oktober 2015 over te gaan.

3.De vordering en het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het onder 2.4. genoemd vonnis totdat op het tegen dat vonnis gerichte hoger beroep is beslist.
3.2.
De VvE heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde - en niet weersproken - spoedeisende belang wordt voldoende aannemelijk geacht.
4.2.
De vordering van [eiser] is te beschouwen als een executiegeschil en valt onder de reikwijdte van artikel 438 Rv. Ten aanzien daarvan geldt als uitgangspunt dat de partij, aan wie de vordering bij - zoals hier het geval is - uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is toegewezen, bevoegd is tot tenuitvoerlegging van die veroordeling.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee, dat inhoudelijke bezwaren tegen het veroordelende vonnis in een executiegeschil niet gehonoreerd kunnen worden. Het mag geen verkapt hoger beroep zijn. Slechts indien sprake is van misbruik van genoemde bevoegdheid, kan tenuitvoerlegging van het vonnis worden verboden. In lijn hiermee is in reeds jaren bestendige rechtspraak (zie onder meer HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 “Ritzen/Hoekstra”) aanvaard dat van dat laatste sprake kan zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat het vonnis van 7 oktober 2015 op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag berust. [eiser] beroept zich (enkel) op het ontstaan van een noodsituatie aan zijn zijde indien het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Die stelling is echter onvoldoende gemotiveerd gebleven voor zover het gaat om ná het vonnis aan het licht gekomen feiten of omstandigheden waarmee de eerdere rechter geen rekening heeft kunnen houden. Dat de gevolgen van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 oktober 2015 desastreus zijn, zoals [eiser] ter zitting bij herhaling heeft aangevoerd, is op geen enkele wijze nader geconcretiseerd. Dit laatste geldt evenzeer voor zijn stellingen dat het op grond van zijn psychische gesteldheid niet mogelijk is om een huurwoning te betrekken en dat hij niet over de financiële middelen beschikt om een nieuw appartement te kopen. Dat [eiser] kampt met (ernstige) psychische problematiek staat vast, doch zonder nader toelichting - die hij niet geeft - valt niet in te zien waarom het voor hem onmogelijk is om een huurwoning te betrekken, terwijl hij verder in het geheel niets heeft gesteld omtrent zijn financiële situatie.
4.4.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering worden afgewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot de datum van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris advocaat.
4.6.
De door de VvE gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de gevorderde voorziening af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot de datum van dit vonnis begroot op € 600,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door de VvE aan de veroordeling onder 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK