ECLI:NL:RBLIM:2015:1042

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
03/700549-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor twee straatroven; veroordeling voor huisvredebreuk, diefstal, heling en gebruik maken van een paspoort t.n.v. iemand anders

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 februari 2015, is de verdachte vrijgesproken van twee straatroven, maar veroordeeld voor huisvredebreuk, diefstal, heling en het gebruik maken van een paspoort dat niet op zijn naam stond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op 26 mei 2014 schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk door zonder toestemming de woning van zijn ex-vriendin binnen te dringen. De rechtbank achtte niet bewezen dat hij daarbij geweld had gebruikt. Op 25 augustus 2014 heeft de verdachte een diefstal gepleegd in de woning van dezelfde ex-vriendin, waarbij hij haar bedreigde en haar telefoon en portemonnee meenam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook schuldig was aan heling van goederen die bij hem zijn aangetroffen, die afkomstig waren van een straatroof. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700549-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Raadsman is mr. N.T.G. Keulers, advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 10 december 2014 en 27 januari 2015, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk;
Feit 2:een diefstal met geweld heeft gepleegd;
Feit 3:een straatroof heeft gepleegd, dan wel dat hij goederen heeft geheeld;
Feit 4:een straatroof heeft gepleegd;
Feit 5:gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld Nederlands paspoort.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat hij bij feit 2 en 3 de primaire variant bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij op 26 mei 2014 de woning van [slachtoffer 1] heeft betreden met een sleutel. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van huisvredebreuk en heeft verklaard dat zij niet wilde dat verdachte in haar woning kwam. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat opeens de ex-vriend van [slachtoffer 1] in de woning stond, terwijl [slachtoffer 1] dat niet wilde. Tevens blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] dat zij doende waren met het ophangen van veiligheidsstangen voor de ramen, omdat [slachtoffer 1] bang was voor haar ex. Gelet op dit alles is de verklaring van verdachte, dat hij was uitgenodigd omdat hij verdovende middelen voor [slachtoffer 1] moest halen, volgens de officier van justitie ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij op 25 augustus 2014 in de woning van [slachtoffer 1] was en dat [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan van diefstal met geweld. Deze aangifte wordt ondersteund door de foto’s, waarop is te zien dat diverse goederen in de woning van [slachtoffer 1] zijn vernield. Tevens zijn de bankpas en de zorgpas, die volgens [slachtoffer 1] door verdachte zijn gestolen, naderhand bij de verdachte aangetroffen. De verklaring van de verdachte, dat hij deze passen van [slachtoffer 1] had gekregen om boodschappen te doen en medicijnen te halen, acht de officier van justitie volstrekt ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde straatroof heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan en dat een deel van de goederen die bij de straatroof zijn weggenomen naderhand bij de verdachte zijn aangetroffen. Het signalement dat aangeefster van de dader geeft, komt overeen met dat van de verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat de bedoelde goederen in een tas zaten die hij van een onbekende man heeft afgepakt als onderpand voor een terug te betalen geldbedrag. Die verklaring acht de officier van justitie ongeloofwaardig, nu verdachte die verklaring niet eerder heeft gegeven en deze niet controleerbaar is.
Ten aanzien van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de tijdens de straatroof weggenomen GSM naderhand is aangekocht door een belwinkel. Een medewerker van deze belwinkel heeft verklaard dat de GSM is verkocht door een man die zich legitimeerde met een paspoort op naam van [slachtoffer 3] en die als adres [adres 1] opgaf. Het is bekend dat verdachte zich vaak ophoudt op dat adres en dit ook als zijn adres opgeeft. Tijdens zijn aanhouding legitimeerde hij zich bovendien met het paspoort op naam van [slachtoffer 3]. Daarmee is zowel het bewijs voor feit 5, maar tevens voor feit 4 geleverd, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit en zich ten aanzien van de onder 3 subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster en de getuige uiteenlopen en dat enkel de aangeefster heeft verklaard dat door verdachte geweld is gebruikt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de aangifte van [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel en heeft verdachte verklaard dat hij de goederen van haar heeft gekregen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman naar voren gebracht dat het signalement dat de getuige [getuige 3] geeft niet overeenkomt met dat van de verdachte (verdachte is veel kleiner), dat er geen positieve identificatie van de verdachte heeft plaatsgevonden en dat het door [slachtoffer 2] gegeven signalement te algemeen is om met zekerheid te kunnen vaststellen dat verdachte de dader was.
Datzelfde geldt ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde. Daarbij komt dat de getuige [getuige 2] in zijn eerste verklaring zegt dat hij de betreffende GSM heeft gekocht van een blanke man. Pas later verklaart hij dat hij van een andere medewerker heeft gehoord dat de betreffende GSM is verkocht door een man die zich legitimeerde met een paspoort ten name van [slachtoffer 3]. Aangezien dit een “de auditu-verklaring” betreft, kan deze niet bijdragen aan het bewijs. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij het betreffende paspoort pas enkele dagen voor zijn aanhouding heeft verkregen. Ten tijde van de verkoop van de telefoon had hij dit dus nog niet in zijn bezit en daarom kan hij dus ook niet degene zijn geweest die dit in de belwinkel heeft getoond.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 28 mei 2014 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van huisvredebreuk. Zij heeft verklaard dat zij op 26 mei 2014 in haar woning aan de [adres 2] was, samen met haar buurvrouw. Op een gegeven moment hoorde zij gerommel aan haar voordeur en zag zij dat haar ex-vriend [verdachte] de woning binnen kwam. Nadat zij hem duidelijk maakte dat hij weg moest gaan, weigerde hij dat. [2] De buurvrouw van aangeefster is als getuige gehoord en heeft verklaard dat zij in de woning van [slachtoffer 1] was toen plotseling een man de woning binnen kwam. De man gaf aan dat hij met [slachtoffer 1] wilde praten en [slachtoffer 1] gaf aan dat niet te willen. [slachtoffer 1] had haar al eerder verteld dat haar ex vaak haar woning binnenkwam en dat zij dat niet wilde. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 mei 2014 in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig was. [4]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 26 mei 2014 schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte in de woning kwam en dat zij tegen hem heeft gezegd dat ze dit niet wilde. Dit laatste wordt bevestigd door de getuige [getuige 1]. Verdachte heeft bevestigd dat hij die dag in de woning van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] aanwezig was. Door onder die omstandigheden niet te vertrekken heeft verdachte huisvredebreuk gepleegd.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat daarbij door verdachte is gedreigd of geweld is gebruikt en zal hem van die bestanddelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken. Zij overweegt daartoe dat het dreigen met en gebruik van geweld enkel uit de aangifte van [slachtoffer 1] naar voren komt. De getuige heeft daaromtrent niets verklaard, er is geen letsel bij aangeefster geconstateerd en verdachte ontkent dat hij haar heeft aangeraakt of bedreigd. Dit deel van de aangifte vindt derhalve geen steun in andere bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het geweldsbestanddeel te komen.
Feit 2
Op 25 augustus 2014 heeft [slachtoffer 1] wederom aangifte gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat zij die dag in haar woning aan de [adres 2] was toen haar ex-vriend [verdachte] plotseling voor de deur stond. Hij liep langs haar naar binnen. In de woning bedreigde hij haar met een mes en zei hij dat hij haar kapot zou steken als ze de politie zou bellen. Na een woordenwisseling pakte hij haar telefoon af en rende daarmee naar buiten. Daar haalde hij de geheugenkaart eruit, gaf de telefoon terug en rende weg. Bij thuiskomst ontdekte aangeefster dat hij ook haar portemonnee met daarin € 20,- en een ABN Amro bankpas had meegenomen. [5] Na zijn aanhouding op 26 augustus 2014 worden bij de fouillering van verdachte onder andere een micro SD kaartje, een VGZ zorgpas en een ABN Amro betaalpas ten name van [slachtoffer 1] en een Filmclub Clubcard aangetroffen. [6] Deze goederen worden door aangeefster [slachtoffer 1] herkend als haar eigendom. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 25 augustus 2014 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest. [8]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een portemonnee inhoudende geld, een ABN Amro bankpas en een geheugenkaart van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar ontkend deze spullen te hebben gestolen, maar de rechtbank hecht aan deze ontkenning geen geloof. Als verklaring voor het bezit van de pasjes van [slachtoffer 1] heeft verdachte aangevoerd dat hij deze pasjes al enige tijd geleden van [slachtoffer 1] had gekregen, zodat hij boodschappen voor haar kon doen en medicijnen kon halen bij de apotheek en dat hij ze daarna niet teruggegeven zou hebben. [slachtoffer 1] had er ook niet om gevraagd. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, nu een bankpas en een zorgpas belangrijke persoonlijke eigendommen zijn waarvan de rechtbank zich niet voor kan stellen dat aangeefster deze voor langere tijd aan verdachte zou afstaan waardoor zij er al die tijd geen gebruik van zou kunnen maken. Zeker niet nu zij en verdachte in die tijd niet meer samenwoonden en er de nodige onderlinge problemen en spanningen waren.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte bij de diefstal heeft gedreigd met een mes en heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] kapot zal steken. De rechtbank zal verdachte van die bestanddelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken. Zij overweegt daartoe dat het dreigen met het mes enkel uit de aangifte van [slachtoffer 1] naar voren komt. Verdachte ontkent dat hij haar heeft bedreigd. De aangifte vindt op dit punt derhalve geen steun in andere bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het geweldsbestanddeel te komen.
Feit 3
Op 16 augustus 2014 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een straatroof, gepleegd te Maastricht door een man met een donkere huidskleur, waarbij haar schoudertas werd gestolen. Hierbij zijn onder andere een sleutelbos, een OV-chipkaart en een autosleutel gestolen [9] . Deze spullen zijn op 26 augustus 2014 tijdens de insluitingsfouillering bij de verdachte aangetroffen [10] en zijn door de aangeefster herkend als haar eigendom. [11] Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de straatroof ontkend en heeft verklaard dat de spullen van aangeefster in een tas zaten die hij als onderpand van een onbekende man heeft afgenomen.
De rechtbank overweegt dat in het dossier geen enkel bewijsmiddel voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de straatroof op 16 augustus 2014. Het enkele feit dat bij verdachte bijna twee weken later goederen worden aangetroffen die bij de straatroof zijn buitgemaakt, levert onvoldoende bewijs op dat het verdachte was die deze straatroof heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de straatroof, zoals die onder 3 primair ten laste is gelegd.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de goederen die bij hem zijn aangetroffen. Hij had immers ten tijde van de verwerving kunnen (en moeten) vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren, nu verschillende van de bij hem aangetroffen goederen op naam van iemand anders waren gesteld en het bovendien om goederen gaat waar iemand niet vrijwillig afstand van doet.
Feit 4
Op 14 augustus 2014 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van een straatroof, gepleegd te Maastricht door een negroïde man. Deze man fietste achter haar aan en trok op een gegeven moment aan haar schoudertas, waardoor zij beiden ten val kwamen. Na een worsteling pakte de man de tas en ging ervan door. In haar tas zat een portemonnee met daarin onder meer een klantenkaart van Hunckemöller en een GSM Samsung Galaxy S1.
Tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte op 26 augustus 2014 worden een aantal pasjes aangetroffen, waaronder een klantenkaart van Hunckemöller. Deze blijkt na onderzoek op naam te staan van aangeefster [slachtoffer 4]. Onderzoek naar de GSM van aangeefster levert op dat deze op 14 september 2014 in gebruik is bij [betrokkene]. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de betreffende telefoon is ingekocht door telefoonwinkel Militelecom te Heerlen en dat de man die deze telefoon aan de telefoonwinkel heeft verkocht zich legitimeerde met een paspoort ten name van [slachtoffer 3] en als adres [adres 1] opgaf. Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de straatroof.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat enkele van de spullen die bij de straatroof op 14 augustus 2014 zijn buitgemaakt twaalf dagen later bij de verdachte zijn aangetroffen. Dat is echter bijna twee weken later. Op de enkele grond van dit aantreffen kan de rechtbank daarom niet vaststellen dat de spullen door verdachte gestolen zijn.
Ten aanzien van GSM overweegt de rechtbank nog dat zij niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat verdachte de persoon is geweest die, met gebruikmaking van het paspoort ten name van [slachtoffer 3] en met opgave van het adres [adres 1], de buitgemaakte telefoon aan de telefoonwinkel heeft verkocht.
Maar zelfs als de rechtbank de officier van justitie zou volgen in zijn aanname dat die persoon wel verdachte is geweest, dan zou dat nog steeds geen onomstotelijk bewijs opleveren dat het ook verdachte was die de straatroof heeft gepleegd.
Gelet op dit alles acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden voor de betrokkenheid van verdachte bij de straatroof op 14 augustus 2014. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze straatroof, zoals die onder 4 ten laste is gelegd.
Feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld paspoort gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte [12] ;
- het proces-verbaal omtrent zijn aanhouding [13] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 26 mei 2014 in de gemeente Maastricht (in) een woning, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 1], wederrechtelijk is binnengedrongen;
2. primair
op 25 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende - onder meer - geld en een ABN-bankpas en een geheugenkaart toebehorende aan [slachtoffer 1];
3. subsidiair
in de periode van 15 augustus 2014 tot en met 26 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, een sleutelbos en een autosleutel en een ov-chipkaart voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij op 26 augustus 2014 in de gemeente Maastricht in het bezit was van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een ander identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, te weten een Nederlands paspoort, documentnummer NW9BK8580 en op naam gesteld van [slachtoffer 3] en opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit niet op zijn, verdachtes, naam gesteld reisdocument.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 2 primair:
diefstal;
feit 3 subsidiair:
schuldheling;
feit 5:
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument of Nederlandse identiteitskaart.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van het voorarrest.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerking gemaakt ten aanzien van de op te leggen straf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk, een diefstal uit een woning, schuldheling en gebruik maken van een paspoort van iemand anders.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het feit dat verdachte reeds meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest en al verschillende malen is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen ter zake van onder andere diefstallen en heling. Die veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het LOVS tot uitgangspunt genomen. Op basis hiervan geldt voor het in bezit hebben van een vals paspoort een gevangenisstraf van twee maanden. Voor een diefstal uit een woning en de heling van een tasje gaat de rechtbank tevens uit van een gevangenisstraf van twee maanden per feit. Voor huisvredebreuk neemt de rechtbank een gevangenisstraf van een maand als uitgangspunt, nu het gaat om een situatie waarbij de ene ex-partner de woning van de andere binnendringt.
Nu de rechtbank geen enkele reden ziet om van de genoemde uitgangspunten af te wijken, acht zij een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende straf.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 425,10 ter zake van feit 5, bestaande uit € 275,10 materiële schade (boetes NS € 65,70 en € 54,50, aanschaf nieuw paspoort en nieuwe identiteitskaart € 119,90 en kosten contactpersoon € 35,-) en
€ 150,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 287,15, bestaande uit de kosten van de boetes van de NS ad € 65,70 en € 54,50, de kosten van de aanschaf van een nieuw paspoort ad € 66,95 en € 100,- immateriële schade. Voor het overige dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat enkel de kosten van een nieuw paspoort voor toewijzing in aanmerking komen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering wordt als slachtoffer aangemerkt diegene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Met rechtstreekse schade wordt gedoeld op schade die het gevolg is van een gedraging die valt onder het belang dat het tenlastegelegde feit beoogt te beschermen (zie in deze zin b.v. HR 7 december 1993, NJ 1994, 244). De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 3] niet aan dit criterium voldoet. Het beschermd belang van het onder feit 5 tenlastegelegde is immers: 1) het openbaar vertrouwen. Dat wil zeggen: het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, en 2) het tegengaan van benadeling van overheid, bedrijven en burgers door gebruik van valste/vervalste documenten.
De schade die [slachtoffer 3] vordert ziet niet op schade die in dit kader is opgelopen. Om die reden is er geen sprake van rechtstreekse schade en kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. Het feit dat de raadsman heeft aangegeven dat verdachte de kosten van het paspoort wel wil betalen maakt dat niet anders.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 138, 231, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven maanden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;

Benadeelde partij

  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres 4], in zijn vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2014 in de gemeente Maastricht (in) een woning, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, terwijl hij, verdachte, zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen door die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en/of die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij toch wel
binnenkomt;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende - onder meer - geld en/of een ABN-bankpas, en/of een GSM en/of een geheugenkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het op dreigende wijze, in elk geval voor die [slachtoffer 1] dreigende wijze met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] te wijzen en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je kapot als je durft de politie te bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, een geheugenkaart (behorende bij een GSM) en/of FilmClub-clubcard en/of een OV-chipkaart en/of een VGZ-zorgpas en/of een betaalpas (van ABN AMRO) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die geheugenkaart wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, op de openbaren weg te weten de Annalaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende - onder meer - een rijbewijs, id-kaart, een ov-chipkaart, een creditkaart, een GSM, huissleutels en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het met kracht duwen tegen en/of trekken aan en/of slaan en/of vastpakken en/of op de grond gooien van die [slachtoffer 2];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2014 tot en met 26 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, een sleutelbos en/of een autosleutel en/of een ov-chipkaart heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van genoemde goederen wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
hij op of omstreeks 14 augustus 2014 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, te weten de [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (schouder)tas en/of identiteitspapieren en/of een telefoon (merk: Samsung) en/of een portemonnee en/of een ipod en/of een ketting en/of een camera en/of een bril en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 4] (per fiets) van achteren is genaderd en/of (vervolgens) (met kracht) aan de schoudertas van die [slachtoffer 4] heeft getrokken (waardoor die [slachtoffer 4] met haar fiets ten val is gekomen), en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 4] heeft geslagen (waardoor die [slachtoffer 4] opnieuw ten val is gekomen) en/of voornoemde tas (met inhoud) uit de hand(en) van die [slachtoffer 4] heeft gerukt, althans voornoemde tas heeft weggenomen;
5.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 in de gemeente Maastricht in het bezit was van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een ander identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, te weten een Nederlands paspoort, documentnummer NW9BK8580 en op naam gesteld van [slachtoffer 3] en opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit niet op zijn, verdachtes, naam gesteld reisdocument.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700549-14
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 10 februari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. N.T.G. Keulers, advocaat te Heerlen.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, leiding district Sittard, leiding districtsrecherche Sittard, met registratienummer PL2400-2014091806-12, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 195 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1], pagina 85-86.
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina 88-89.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2015.
5.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1], pagina 103-104.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1], pagina 112.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2015.
9.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2], pagina 129-130.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
11.Het proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 2], pagina 134.
12.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2015.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 17-19.