ECLI:NL:RBLIM:2015:10212

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
03-700175-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen tot het in vereniging begaan van een overval op een juwelier

Op 9 december 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen voor een overval op een juwelier. De verdachte, samen met twee medeverdachten, werd op 21 maart 2014 aangehouden in de nabijheid van de juwelierszaken. Bij de aanhouding werden verschillende voorwerpen aangetroffen, waaronder een nepvuurwapen en een busje pepperspray, die wezen op een voorgenomen overval. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten, en dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorbereiden van een misdrijf, te weten afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en beval zijn gevangenneming. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700175-14
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2015. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van strafbare voorbereidingshandeling-en die bestemd waren tot het in vereniging begaan van een nog te plegen overval op een juwelier.
Feit 2: een nepvuurwapen voorhanden heeft gehad.
Feit 3: een busje pepperspray voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zullen worden bewezen verklaard, gelet op de verklaring van de juwelier, de camerabeelden, de voorwerpen die bij de verdachten zijn aangetroffen ten tijde van hun aanhouding, het onderzoek aan wapens en munitie, de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is geen sprake van vrijwillige terugtred.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen.
[persoon 1] [2] , eigenaar van juwelierszaak [persoon 1] , heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij zich op 21 maart 2014 omstreeks 11:55 uur in zijn juwelierszaak bevond, gelegen aan de [adres 1] te Maastricht. Hij zag dat er een persoon voor zijn winkel stond en hij zag dat deze man de winkel binnen keek. De man droeg een tas die leeg leek te zijn en een pak. Hij leek uit het Oostblok te komen. De lege tas en zijn voorkomen wekten bij [persoon 1] argwaan. [persoon 1] is naar buiten gegaan om te kijken wat die persoon ging doen. Hij zag dat de jongen op dat moment bij juwelier [naam] stond. Hij zag dat er nog twee andere personen bij hem stonden, bij juwelier [naam] in het portiek. Hij zag dat alle drie de personen weer gingen lopen. Hij zag dat de mannen hem in de gaten hielden. [persoon 1] ’s werknemer [naam medewerker 1] is de mannen gevolgd.
[naam medewerker 1] [3] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat [persoon 1] hem vroeg of hij de verdachte personen wilde volgen. [naam medewerker 1] volgde deze personen en belde intussen de politie. Toen ze bij Het Bat waren, kwam de politie.
Verdachten [medeverdachte 2] [4] , [medeverdachte 1] [5] en [verdachte] [6] werden vervolgens aangehouden.
Verdachten werden gefouilleerd en onder verdachte [medeverdachte 1] werd een busje rode pepperspray aangetroffen en in beslag genomen. [7]
Onder verdachte [medeverdachte 2] werden een busje rode pepperspray [8] , een paar plastic handschoenen en diverse papiertjes met opschriften [9] aangetroffen en in beslag genomen. [10]
Onder verdachte [verdachte] werden een zwarte schoudertas [11] , een hamer [12] , een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (pistool) [13] en een busje rode pepperspray [14] aangetroffen en in beslag genomen. [15]
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp (pistool) is onderzocht door een verbalisant belast met onderzoek aan wapens en munitie. Uit dit onderzoek is gebleken dat het gaat om een speelgoedrevolver, dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een vuurwapen zoals bijvoorbeeld een revolver van het merk Taurus, model 669 Magnum. Het busje rode pepperspray is eveneens door deze verbalisant onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het gaat om een voorwerp dat is bestemd voor het afschieten van munitie met een weerloosmakende of traanverwekkende stof. [16]
De op 21 maart 2014 opgenomen
camerabeeldenvan Cameratoezicht Maastricht, van de juweliers [persoon 1] en [naam] en van de gemeente Maastricht werden uitgekeken. [17] Op deze camerabeelden werd waargenomen dat verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 21 maart 2014 rondliepen door de binnenstad en dat [medeverdachte 1] op enig moment de schoudertas aan verdachte [verdachte] overhandigde. Verder werd waargenomen dat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het portiek van juwelier [naam] stonden en dat het leek alsof de verdachte [medeverdachte 1] aan het telefoneren was. Verdachte [verdachte] stond buiten voor de toegangshal van [naam] . Ook werd waargenomen dat verdachte [verdachte] voor de etalage van juwelier [persoon 1] stond en de zaak naar binnen keek en vervolgens weer wegliep. Vervolgens werd waargenomen dat alle drie de verdachten wegliepen om uiteindelijk bij Het Bat te Maastricht uit te komen, alwaar zij door de politie werden aantroffen. [18]
Uit de verklaring van
[naam medewerker 2] [19] , medewerkster bij juwelierszaak [naam] , gelegen aan [adres 2] te Maastricht, alsmede uit de camerabeelden van deze juwelierszaak van 20 maart 2014 rond 11:30 uur [20] en rond 13:15 uur [21] , blijkt dat verdachten ook op 20 maart 2014 in deze juwelierszaak hebben rondgekeken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] [22] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij met [verdachte] en [medeverdachte 2] vanuit Litouwen naar Nederland is gekomen. Twee mannen boden hen werk aan. Ze kregen spullen om het werk uit te voeren. Dat was de pepperspray die ze bij zich hadden, de tas met de hamer er in die [verdachte] bij zich had en het speelgoedpistool dat [verdachte] bij zich had. Ook de kostuums die ze aan hadden, hadden ze gekregen. [medeverdachte 2] heeft gezegd dat er horloges gestolen moesten worden. [23]
Verdachte [verdachte] [24] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven - verklaard dat hen was medegedeeld dat ze de winkel moesten overvallen met gebruik van de pepperspray en dat ze de verkoper moesten vasthouden. Het aanwijzen van de juwelier ging via [medeverdachte 2] .
Bewijsoverweging.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met de beide medeverdachten op 20 en/of 21 maart 2014 te Maastricht schuldig heeft gemaakt aan de voorbereidingshandelingen zoals in de tenlastelegging genoemd, met het doel gezamenlijk een juwelier te gaan overvallen. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 21 maart 2014 een busje pepperspray en een nepvuurwapen voorhanden had.
Uit de getuigenverklaringen en de camerabeelden blijkt immers dat verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op 20 en op 21 maart 2014 bij twee verschillende juwelierszaken in Maastricht zijn geweest en hier zowel binnen als buiten rond hebben gekeken. Verdachten zijn uiteindelijk op 21 maart 2014 aangehouden op loopafstand van de betreffende juwelierszaken. Bij hun aanhouding bleken zij alle drie een identiek busje pepperspray bij zich te hebben, alsmede een neppistool, een hamer, plastic handschoenen en een lege schoudertas. In onderlinge samenhang bezien en in samenhang met het gedrag van de verdachte zoals dat is waargenomen, zijn dit voorwerpen die wijzen op een voorgenomen overval.
Mede gelet op de verklaringen van verdachte zelf en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] , dat zij opdracht hadden gekregen om een winkel in Maastricht te gaan overvallen,acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet op de strafbare voorbereidingshandelingen heeft gehad.
De rechtbank acht tevens medeplegen bewezen. Verdachten hebben immers alle drie, alleen of in wisselende samenstelling, de juwelierszaken bezocht en zij hebben alle drie een soortgelijk pepperspraybusje voorhanden gehad. De rechtbank leidt hier uit af dat zij samen op pad waren en dat geen van de verdachten een ondergeschikte rol heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wijze waarop verdachte en diens medeverdachten betrokken zijn geweest bij de uitvoering van het ten laste gelegde maakt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering tussen de drie verdachten, zodat het medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachten op 20 en 21 maart 2014 zoals hiervoor beschreven, leidt de rechtbank voorts af dat verdachten opzet op het medeplegen hebben gehad.
De rechtbank overweegt ten slotte dat geen sprake was van vrijwillige terugtred. Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte heeft bewerkstelligd dat het uitgesloten was dat met behulp van zijn voorbereidingshandelingen het aanvankelijk beoogde misdrijf nog begaan kon worden.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
omstreeks 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf, te weten het in vereniging plegen van afpersing (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of in vereniging diefstal met geweldpleging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht), met een of meer van zijn mededader(s), opzettelijk voorwerpen
en/of stoffen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, te weten
- busjes pepperspray en
- een hamer en
- een nabootsing van een vuurwapen (revolver) en
- plastic handschoenen
voorhanden heeft gehad;
2.
op 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, een wapen van categorie I onder 7°, te weten revolver merk Taurus model 669 Magnum, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
3.
op 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van voorbereiden van medeplegen van afpersing en medeplegen van diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor een overval op een of meerdere juweliers. Dergelijke overvallen veroorzaken in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid. Slachtoffers van zulke overvallen kunnen nog langdurig last hebben van nadelige gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte is hierdoor niet weerhouden en heeft slechts gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin. Verdachte heeft daarnaast een nepvuurwapen en een busje pepperspray voorhanden gehad. (Vuur)wapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving. Daarom is rechtbank van oordeel dat streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens zoals nepvuurwapens en busjes pepperspray. De rechtbank houdt voorts ten nadele van verdachte rekening met het gegeven dat hij vanuit Litouwen naar Nederland is gekomen om deze strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter in Nederland is veroordeeld. Uit de informatie van Interpol blijkt dat verdachte in Litouwen in 2011 is veroordeeld voor “robbery”. Echter, nu de inhoud van dit feit en de strafoplegging onbekend zijn, kan de rechtbank niet ten nadele van verdachte rekening houden met deze veroordelingen.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting volgens welke voor een overval op een winkel met licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren aan de orde is. Nu het om voorbereidingshandelingen van dit feit gaat, dient deze straf met de helft te worden verminderd. De op te leggen straf is dan ook lager dan door de officier van justitie geëist, onder meer omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om ten nadele van verdachte af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten.
Alles overwegende acht de rechtbank voor de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten oplegging van een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank zal voorts, nu zij tot een bewezenverklaring is gekomen van de aan verdachte verweten feiten, ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive met onmiddellijke ingang de gevangenneming van verdachte bevelen.

7.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zijnde een hamer (goednummer 2320237), moet worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, daar het aan verdachte toebehoort en met behulp van dat voorwerp het feit is begaan en/of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zijnde traangas (goednummer 2320231) en een wapen (goednummer 2320229), moeten worden onttrokken aan het verkeer.
Het inbeslaggenomene is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, daar met behulp van dat inbeslaggenomene het feit is begaan en/of is voorbereid, terwijl het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 46, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Gevangenneming
- beveelt met ingang van heden de gevangenneming van verdachte;
Beslag
  • verklaart verbeurdhet volgende in beslag genomen voorwerp:
    een hamer (goednummer 2320237).
  • onttrekt aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • traangas (goednummer 2320231);
  • een wapen (goednummer 2320229);
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. M.T.A.C. Russel en
mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2015.
Buiten staat
Mr. M.T.A.C. Russel en mr. C.C.W.M. Aretz zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het/een misdrijf, te weten het (in vereniging) plegen van afpersing (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of (in vereniging) diefstal met geweldpleging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht), in elk geval van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk voorwerpen
en/of stoffen, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf, te weten
- busjes pepperspray en/of
- een hamer en/of
- een nabootsing van een vuurwapen (revolver) en/of
- plastic handschoenen
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, een wapen van categorie I onder 7°, te weten revolver merk Taurus model 669 Magnun, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 21 maart 2014, in de gemeente Maastricht, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, High Impact Crime Team, proces-verbaalnummer 2014032264, gesloten d.d. 19 augustus 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 246.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2014, pagina’s 39 tot en met 41.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2014, pagina’s 42 en 43.
4.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 maart 2014, pagina’s 142 en 143.
5.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 maart 2014, pagina’s 196 en 197.
6.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 maart 2014, pagina’s 82 en 83.
7.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 25 maart 2014, pagina’s 59 tot en met 65.
8.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 52 en 53.
9.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 54 tot en met 56.
10.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 25 maart 2014, pagina’s 59 tot en met 65.
11.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 46 en 47.
12.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 44 en 45.
13.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 50 en 51.
14.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 maart 2014, pagina’s 48 en 49.
15.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 25 maart 2014, pagina’s 59 tot en met 65.
16.Proces-verbaal opgemaakt door Politie Eenheid Limburg, Divisie Regionale Recherche, Forensische Opsporing, Expertise Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 10 april 2014, pagina’s 123 tot en met 125.
17.Proces-verbaal uitlezen camerabeelden d.d. 5 april 2014, pagina’s 13 tot en met 24.
18.Raam-proces-verbaal d.d. 19 augustus 2014, pagina 6.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 maart 2014, pagina’s 31 en 32.
20.Proces-verbaal uitlezen camerabeelden d.d. 1 april 2014, pagina’s 33 tot en met 38.
21.Proces-verbaal uitlezen camerabeelden d.d. 5 april 2014, pagina’s 25 tot en met 30.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 maart 2014, pagina’s 208 tot en met 213.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 april 2014, pagina’s 214 tot en met 241.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 22 april 2014, pagina’s 103 tot en met 122.