3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit de inhoud van het dossier de overtuiging bekomen dat verdachte het onder feit 2 primair, subsidiair en onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Hierbij wordt het volgende overwogen.
Vrijspraakoverweging met betrekking tot feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is DNA-materiaal van medeverdachte [naam medeverdachte] op de jas van het slachtoffer aangetroffen. Verder is er een tas op de plaats delict aangetroffen welke DNA-materiaal van verdachte bevatte. Echter blijkens de aangifte van [naam slachtoffer 2] spreekt zij over twee mannelijke daders. Weliswaar heeft zij in eerste instantie verklaard dat de bestuurder eruit zag als een vrouw vanwege de slankheid en het lange haar, maar door de zwaardere stem dacht ze toch dat het een man geweest moest zijn. Ook verklaart zij later dat ze niet weet waarom ze eerst dacht dat de bestuurder een vrouw was, omdat het echt twee mannelijke daders waren en de tweede dader ook een mannenstem had. Tevens heeft zij verklaard dat de daders in een vreemde taal met elkaar spraken, niet zijnde Nederlands of Duits. Waarschijnlijk spraken zij Pools, aldus aangeefster. Echter niet is gebleken dat verdachte een andere taal spreekt dan Nederlands of Duits. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig om vast te stellen dat verdachte bij het delict als (mede)dader betrokken is geweest. Het enkel op de plaats delict aantreffen van een tas met daarop DNA-materiaal van verdachte maakt dit niet anders. Immers daarmee wordt niet vastgesteld dat verdachte zelf ter plaatse was en/of handelingen heeft verricht maar enkel dat zij mogelijk in contact is geweest met de aangetroffen tas. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2.
Vrijspraakoverweging met betrekking tot feit 4
Met de officieren van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van de kentekenplaat. Weliswaar is de kentekenplaat [nummer kenteken] in de woning van verdachte aangetroffen en blijkt uit het dossier dat de telefoon van verdachte in de nacht van de diefstal van vrijdag 19 september 2014 op zaterdag 20 september 2014 in de buurt van de plaats delict is aangestraald, maar onduidelijk is gebleven wie de kentekenplaat heeft gestolen en wat de eventuele rol van verdachte daarbij is geweest. Om deze reden zal verdachte voor feit 4 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 gepleegd op 19 september 2014
Aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft bij de politie– zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd:
“Vandaag 19 september 2014, omstreeks 3:00 uur, fietste ik samen met [naam persoon 1] naar huis van Nijmegen naar Malden. Wij fietsten over de Rijksweg te Malden. [naam persoon 1] sloeg bij de verkeerslichten van de hockeyclub rechtsaf. Ik moest nog een klein stukje fietsen naar huis en ben alleen verder gegaan. Toen ik ter hoogte van de rotonde fietste zag ik een persoon uit een mat grijze auto stappen. Deze auto stond aan de rechterzijde van de rijksweg met de neus in de richting van Malden op een parkeerplaats net voor de rotonde. De auto is hoger dan onze auto ( [merknaam auto] ). Ik zag dat de man een zwarte muts op had waaruit ogen geknipt waren. Ik dacht dit is niet goed en ben heel hard gaan schreeuwen omdat ik bang was voor deze persoon. Ik kan de man als volgt omschrijven: brede schouders, ongeveer 1.70-1.75 meter groot, zwarte kleding, sportief type, ik bedoel dat hij een driehoekig bovenlichaam had. Ik zag dat de man op mij af kwam rennen. Ik vond dat de man klein was, voor een man dan. Ik voelde dat hij tegen de linkerzijde van mijn nek duwde, ik denk met zijn hand. Ik viel met mijn fiets op de grond, deels in de berm/struiken. Ik bleef heel hard gillen. Ik voelde dat de man mij bij mijn linker bovenarm aanraakte en ook weer gelijk losliet. Ik zag dat de man naar de auto rende waar hij net daarvoor uitgestapt was, instapte en wegreed in de richting van het centrum van Malden.”
Uit het onderzoek telecommunicatieblijkt dat de mobiele telefoon van verdachte met telefoonnummer [nummer telefoon]op 19 september 2014 te 03:07:36 uur is aangestraald door een mast in Mook, in welk gebied de Rijksweg Nijmegen – Venlo is gelegen. Ook het telefoonnummer [nummer telefoon] is op 19 september 2014 te 03:08:37 uur aangestraald door een mast in Mook, in welk gebied de Rijksweg Nijmegen – Venlo is gelegen. Laatstgenoemd telefoonnummer is gekoppeld aan een telefoon die is aangetroffen bij verdachte bij haar aanhouding op 1 december 2014.
Uit onderzoek van [bedrijfsnaam] in Den Haagis gebleken dat de auto met het Duitse kenteken [nummer kenteken] op 19 september 2014 om 01:07:55 uur, om 02:40:27 uur en om 03:04:41 is geregistreerd op de N844 te Nijmegen/Malden tussen Lierseweg en de Bovendorpseweg in zuidelijke richting. Dit kenteken hoort bij de [merknaam auto] waarin verdachte op 1 december 2014 is aangehouden.
Tijdens de aanhouding van verdachte is haar mobiele telefoon [merknaam gsm] inbeslaggenomen.Op deze telefoon zijn diverse geluidsopnamen aangetroffen. Deze geluidsopnamen zijn door een beëdigd tolk beluisterd en vertaald.
Gesprek 3 september 2014 te 6:57 uur:
[naam medeverdachte] : We wilden toch morgen een mooie geile blondine halen, weet je nog? Kun jij je dat nog herinneren?
Verdachte: Ja dat ben ik niet vergeten.
[naam medeverdachte] : Blondie heeft gelukt gehad. Dat wordt niks meer met jou.
Verdachte: We kunnen het nog altijd halen, jij stommerik.
Verdachte: En wat als ik de school zou observeren totdat de school uit is. Dan hebben we eerder een kans.
[naam medeverdachte] : Dan kun je eerder gezien worden. Wat we kunnen doen, eerst observeren.
Dan zoek je er een uit. Die volgen.
Verdachte: Nee, die ene eruit halen.
Gesprek 6 september 2014 te 8:55 uur:
[naam medeverdachte] : Ze komt! Hierheen.
Verdachte: Hier, hier in het bos?
[naam medeverdachte] : Nee, in deze richting. Waar is mijn schietijzer? Waar is mijn schietijzer?
Verdachte: Wat?
[naam medeverdachte] : Waar heb je het schietijzer?
Verdachte: Het schietijzer? Pas liever op, er was net een auto. Ik zou liever wachten en
een betere positie afwachten.
Gesprek 19 september 2014 te 13:59 uur:
[naam medeverdachte] : Ik verwijt jou helemaal niets. Ik ben hartstikke onder invloed van drugs,
[naam verdachte] gisteravond mislukt omdat we naar huis zijn gereden en vanmorgen mislukt omdat wij weer zijn teruggereden, toen heb jij gezegd dat jij geen zin
meer hebt naar huis, dat we rondrijden. Omdat jij altijd in slaap valt, [naam verdachte] ,
kan ik ze uiteindelijk ook alleen pakken. Wat is het probleem daarbij?
Verdachte: Omdat ik dan helemaal niets meekrijg, ik zou niet mee kunnen krijgen of jij..eh. Mijn enige zorg zou heel eerlijk zijn dat jij het dan zou doen en ik helemaal niets meekrijg en dat die dan alweer gaat en ik helemaal niets meekrijg, dat jij ook maar iets hebt gedaan. Ho, ho.
Gesprek 19 september 2014 te 13:59 uur:
Verdachte: Ik voel me echt niet goed, laat het ons tot morgen uitstellen.
[naam medeverdachte] : Wilde ik niet omdat ik gistermorgen al moest stoppen. Ik dacht dat jij
tenminste een keer volhoudt.
Verdachte: Bah, jij bent echt.. dacht dat je tenminste een keer volhoudt, ik heb zo vaak
volgehouden. Toen hebben wij urenlang, urenlang, urenlang, urenlang
gereden.
Ter terechtzitting van 24 november 2015 heeft verdachte verklaard:
“Vanaf september 2014 ging ik met [naam medeverdachte] mee rondrijden op zoek naar meisjes. Ik wist dat zijn doel was om meisjes te verkrachten. Voorafgaande aan dergelijke tochten zette ik spullen klaar, waaronder een verrekijker. Deze laatste was bestemd om potentiële slachtoffers te observeren.”
Overwegingen:
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot verkrachting. Verdachte en medeverdachte zijn volgens verdachtes verklaring vanaf september 2014 op pad gegaan op zoek naar meisjes om te verkrachten. Blijkens de telefoongegevens en de gegevens van [bedrijfsnaam] was verdachte ten tijde van het onderhavige feit in de omgeving van Malden en in ieder geval in de buurt van het plaats delict. Verder blijkt uit de geluidsopnamen uit de telefoon van verdachte dat zij die dag op pad zijn geweest met het doel om meisjes te vinden en is er die ochtend een poging mislukt. De eerst ter terechtzitting gegeven verklaring van verdachte dat zij haar gesprekken met [naam medeverdachte] heeft opgenomen als bewijs tegen [naam medeverdachte] en om te voorkomen dat hij zijn doel zou verwezenlijken, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zo zijn de geluidsopnamen van september en is verdachte niet zelf naar de politie gegaan met de geluidsopnamen. Bovendien heeft verdachte tijdens haar verhoren na haar aanhouding hier ook niet over verklaard. Dat deed zij pas vanaf het moment dat zij met de aangetroffen geluidsopnamen werd geconfronteerd.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat geen bewijsmiddelen voorhanden zijn dat sprake is geweest van medeplegen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de geluidsfragmenten kan worden afgeleid dat verdachte actief heeft meegeholpen. Verdachte heeft spullen aangegeven en heeft actief meegezocht naar mogelijke slachtoffers. Zij stelt zelfs voor om bij een school te gaan observeren. Uit de geluidsfragmenten blijkt voorts dat haar grootste angst is dat medeverdachte [naam medeverdachte] een meisje verkracht terwijl zij bewusteloos is door de drugs. Zo verklaart ze dat haar enige zorg is dat ze er niets van meekrijgt. Bovendien dringt verdachte aan op het laten doorgaan van de plannen. Verdachte had wetenschap van het plan om meisjes te zoeken en te verkrachten, en heeft actief geholpen om het plan te verwezenlijken. Haar wetenschap en bewuste samenwerking blijkt mede uit het voorbereiden van de tochten, onder meer door de verrekijker klaar te zetten die bestemd was om potentiële slachtoffers te observeren. Zij wilde er zelf ook bewust bij zijn. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die op 19 september 2014 hebben gepoogd om het slachtoffer [naam slachtoffer 3] te verkrachten.
Ten aanzien van feit 1 gepleegd op 21 november 2014
Aangeefster [naam slachtoffer 1] verklaart bij haar aangifte– zakelijk weergegeven – het volgende:
“Vanmorgen, vrijdag 21 november 2014 omstreeks 9:15 uur ben ik thuis met mijn fiets weg gereden. Ik woon bij mijn ouders op het [adres gegevens ouders] . Ik ben vanaf het [adres gegevens ouders] , via de Tongerveldweg en het Tongerlosepad naar de Sevenumsdijk gefietst. Vervolgens reed ik naar de Goenjeweg (Sevenum) en daar is het gebeurd. Ik fietste alleen over deze weg en toen zag ik plotseling een man met een bivakmuts op me af komen. Ik zag dat de man in een van zijn handen een pistool had. Ik denk dat hij dat pistool in zijn linkerhand vasthield. Met de andere hand heeft hij me namelijk vast gegrepen. Ik werd door de man van de fiets af getrokken en ik viel op de grond. De man had me vast en trok mij mee naar een auto die daar aan de kant stond. Ik zag dat de kofferbak van die auto open stond. Hij trekt me naar de achterkant en duwt me in de kofferbak. Hij deed deze dicht en ging toen zelf achterin de auto zitten. Ik zag toen dat hij een tang in zijn hand had. Hij zette die tang in mijn linkerbeen en wilde door mij pijn te doen op die manier mijn gsm hebben. Ook sloeg hij mij diverse keren. Dat deed hij met zijn handen. Hij sloeg mij telkens met een vuist. Dit deed pijn en het ging ook erg bloeden. Ik zag dat de man ook plakband had. Dat was zwarte tape, een rol. Ik noem het duct-tape. Hij heeft ook iets van de rol open gemaakt en wilde dit op mijn mond plakken maar dat lukte hem niet. Ook had hij touw bij zich, meer een soort plastic. Ik denk dat hij me daarmee vast wilde binden maar ik pleegde te veel verzet en daarom lukte het niet. Ik moet zeggen dat toen ik even in de auto was het mij opviel dat hij allerlei spullen klaar had liggen en er een soort koffer aanwezig was met allemaal spullen erin. Daar zat die tang ook in. De man had ook de beschikking over een klein plastic flesje. Je kon er in knijpen. De man deed dat flesje in mijn mond en kneep er toen in. Ik proefde het wel maar ik herinner me dat ik het meeste heb uitgespuugd.
Op het moment dat de man mij naar de auto bracht toen ik net van de fiets af was getrokken zag ik een vrouw in de auto zitten. Die zat op de bijrijdersplek. Op het moment dat de man in de auto zat en ik in de kofferbak is zij achter het stuur gaan zitten en heeft de auto bestuurd. Ik kan met niet herinneren of de motor van de auto liep toen ik erin kwam. In ieder geval heeft de vrouw gedurende de hele tijd niets, helemaal niets gezegd. Zelfs niet op het moment dat de man haar opdracht gaf te stoppen met rijden even later.
Op een bepaald moment moesten we stoppen bij een T-splitsing. Ik heb nu net via google gezien dat we dus op de Snelkensstraat reden in de richting van de Maasbreeseweg. De bestuurster moest voorrang geven aan de auto op die weg. Ik keek toen snel waar we waren en toen herkende ik die plaats ook. Naast de ezels daar heb je een weggetje en daar reed de vrouw aansluitend in. Toen ging ze helemaal rechtdoor en toen moest ze stoppen van die man. Vrij snel nadat we begonnen te rijden heeft de man me bij zich gepakt op de achterbank. Toen de vrouw moest stoppen was hij denk ik van plan om me terug te duwen in de kofferbak van de auto. We stapten dan ook allebei uit de auto. Ik bedoel de man en ik. Hij wilde mij in de kofferbak duwen door me achter weer terug erin te zetten. Dat is ook het moment geweest dat ik heb kunnen vluchten. Hij had mij niet stevig genoeg vast en enkel aan mij haren. Daar trok hij aan maar toch wist ik weg te rennen.”
Verdachte heeft bij de politie– zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
“Ik heb alleen de fiets gepakt en aan de kant gezet omdat ik niet achteruit kon rijden. Ik stond met de neus van de auto in de richting van een muur of bomen. Rechtdoor kon dus niet, alleen achteruit. Ik ben toen zonder schoenen uitgestapt en heb die fiets aan de kant gezet. Toen ik die fiets weg heb gezet zat [naam medeverdachte] al met dat meisje in de auto. Ik moest van [naam medeverdachte] gaan rijden. Ik denk dat hij op seksueel gebied iets heeft willen doen. Zijn doel was denk ik verkrachting. Ik heb de auto schoongemaakt voor het huis van mij en [persoonsnaam] . Daarom heb ik de kabel van de stofzuiger in de kelder bij [persoonsnaam] aangesloten. [naam medeverdachte] sms’te mij de hele tijd dat ik eraan moest denken om de auto schoon te maken. Ik maakte die auto schoon zodat ik er niet van verdacht zou worden. De politie had bloed en die lange blonde haren kunnen zien.”
Ter terechtzitting van 24 november 2015 heeft verdachte verklaard:
“Vanaf september 2014 ging ik met [naam medeverdachte] mee rondrijden op zoek naar meisjes. Ik wist dat zijn doel was om meisjes te verkrachten.”
Overwegingen:
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot verkrachting van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] . Zoals reeds eerder is overwogen is uit het dossier en uit de verklaring van verdachte gebleken dat verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] vanaf september 2014 op pad zijn gegaan om meisjes te zoeken met het voornemen om ze te verkrachten. Ook op 21 november 2014 zijn verdachte en medeverdachte samen op pad gegaan. Op enig moment zagen zij het slachtoffer [naam slachtoffer 1] fietsen. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft het slachtoffer [naam slachtoffer 1] van haar fiets getrokken en mee de auto in gesleurd. Verdachte heeft de fiets van het slachtoffer aan de kant gezet en is gaan rijden. Het slachtoffer is mishandeld voordat zij wist te ontkomen. Uit voorgaande handelingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] .
Het verweer van de verdediging met betrekking tot het ontbreken van het opzet van verdachte op verkrachting van [naam slachtoffer 1] wordt verworpen. Voornoemd samenstel van feiten en omstandigheden kan niet anders worden gezien dan als een begin van uitvoering van verkrachting en uit dit samenstel van feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte opzet heeft gehad op de uitvoering van verkrachting van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] . Zij was immers op de hoogte van het doel van medeverdachte [naam medeverdachte] en wenste daarvan deelgenoot te zijn.
Ook het betoog van de verdediging dat verdachte het slachtoffer wilde redden en dat zij pas wakker werd op het moment dat het slachtoffer al in de auto zat, passeert de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat ze de fiets van het slachtoffer nog heeft verplaatst en zij heeft de auto bestuurd. Gelet op deze handelingen kan het niet zo zijn dat verdachte ‘out’ was. Zowel het slachtoffer als medeverdachte [naam medeverdachte] reppen voorts met geen woord over het openmaken van de kofferbak door verdachte om het slachtoffer te redden. Deze lezing van verdachte past ook niet in de waarnemingen van de getuige die verdachte niet bij de kofferbak heeft gezien, terwijl het slachtoffer zich met medeverdachte [naam medeverdachte] naast de auto bevond. Bovendien heeft verdachte daarna veel moeite gedaan en risico’s genomen om de auto schoon te maken. De verklaring van verdachte dat zij het slachtoffer wilde redden acht de rechtbank derhalve ongeloofwaardig.