Uitspraak
4.De rechtbank overweegt als volgt.
8.Het beroep is ongegrond.
9.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren op 29 april 1958, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser ontvangt sinds 10 september 2007 een uitkering op grond van de Wet WIA. Hij is in mei 2010 in loondienst gaan werken bij een rijschool in Genk, België. Na een ziekmelding op 11 oktober 2012 en beëindiging van het dienstverband op 28 november 2012, ontving eiser een ziekengelduitkering van de Socialistische Mutualiteit in België, die per 21 oktober 2013 eindigde. Eiser heeft vervolgens een werkloosheidsuitkering ontvangen op basis van zijn status als grensarbeider onder de EG-verordening 883/2004.
Eiser heeft op 9 oktober 2014 verzocht om een garantie-uitkering en/of herziening van zijn WIA-dagloon, omdat hij meende dat er sprake was van een periode van ziekte van 104 weken vanuit zijn dienstverband. De verweerder heeft echter in het primaire besluit van 6 november 2014 en het bestreden besluit van 12 maart 2015 geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor deze uitkeringen, omdat hij niet verzekerd is voor het Nederlandse recht en de wachttijd van 104 weken niet is volgelopen.
Tijdens de zitting op 17 november 2015 heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat er sprake is van ongeoorloofde discriminatie, maar dit standpunt werd niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het primaire standpunt van verweerder juist was en dat er geen aanleiding was om het subsidiaire standpunt te beoordelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 december 2015, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.