Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.De beoordeling van het bewijs
Verder heeft de raadsman gesteld dat de door [betrokkene 2] afgelegde verklaring, met name zijn op 14 januari 2014 afgelegde verklaring, eveneens voor het bewijs uitgesloten dient te worden. Primair is (verwijzend naar het arrest van het EVRM d.d. 10 juli 2012, appl. no. 29353/06 inzake Vidgen tegen Nederland) daartoe aangevoerd dat, aangezien bij het wegvallen van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de door [betrokkene 2] afgelegde verklaring van doorslaggevende betekenis kan zijn voor het bewijs, de verdediging [betrokkene 2], omdat hij zich tijdens zijn verhoor door de rechter-commissaris heeft beroepen op zijn verschoningsrecht, niet heeft kunnen ondervragen omtrent het beweerde aandeel van de verdachte. Daarbij komt dat [betrokkene 2] voorafgaand aan zijn verhoor op 14 januari 2014 door de politie kennelijk niet gewezen is op zijn verschoningsrecht als broer van de verdachte. Aangevoerd is dat reeds daarom genoemde verklaring van [betrokkene 2] voor het bewijs uitgesloten dient te worden, aangezien dit een schending van een eminent voorschrift van strafvordering inhoudt. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de verklaring van [betrokkene 2] in redelijkheid niet gebruikt mag worden voor het bewijs, nu aan het waarheidsgehalte van die verklaring ernstig getwijfeld moet worden.
- een wapen, van origine een gas/alarmpistool, merk EKOL, model Major 88, kaliber 9mm Knall, serienummer EM-11100383, omgebouwd tot een scherp schietend vuurwapen; het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e, van de Wet wapens en munitie (verder: WWM);
- vijf patronen van het merk M.F.S., kaliber 9mm P.A. Knall, van origine 9mm Kanll patronen welke dusdanig zijn getransformeerd dat er na ontploffing een loden projectiel middels de loop het wapen verlaat, zijnde munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de WWM;
- een pistool, van origine een gas/alarmpistool, merk Browning model GP DA8, kaliber 8mm Knall; dit gas/alarmpistool is omgebouwd tot een scherp schieten vuurwapen en is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing en is daarom een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de WWM;
- twee stroomstootwapens (Tasers) gelijkend op zaklampen; dit betreffen voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Derhalve zijn dit wapens in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 5e van de WWM.
S61024529536
serienummer S61024529536; en
uitgesloten;
AAET6697NL#03 DNA-mengprofiel, onbekende man A en [betrokkene 2];
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De oplegging van straf en/of maatregel
8.Het beslag
9.De benadeelde partij
- in de zaak met parketnummer 03/659515-13:
[slachtoffer 1]vordert een schadevergoeding van in totaal 4.000 euro ter zake van het in de zaak met parketnummer 03/659515-13 onder 1 ten laste gelegde feit, namelijk voor materiële schade een bedrag van 2.000 euro, te weten het bedrag dat van hem is afgeperst, en een bedrag van 2.000 euro voor immateriële schade ten gevolge van dit feit.
10.De wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat veroordeelde voor het einde van
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt,
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd moet melden bij de Reclassering Nederland, op het adres Bredeweg 28B te Roermond, en zich daarna moet blijven melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
teruggavevan het navolgende inbeslaggenomene, te weten:
teruggavevan het resterende inbeslaggenomen geldbedrag, te weten:
aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], ter zake van immateriële schade te betalen een bedrag van 1.000 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1],
te betaleneen bedrag van 1.000 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 december 2013 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
4 februari 2015.