ECLI:NL:RBLIM:2015:10025

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
03/866408-13, 866394-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederspannigheid in verkeerszaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 1 december 2015, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 6 juli 2013, toen de verdachte met een bestelbus op de oprit van een woning in Lemiers reed en daarbij de bewoners, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], bedreigde door op hen in te rijden. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de intentie had om de slachtoffers te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel werd de bedreiging bewezen verklaard, omdat de slachtoffers vreesden voor hun leven. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een verkeersongeval waarbij hij doorreed na schade aan een andere auto te hebben veroorzaakt, en bestuurde hij een voertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/866408-13; 866394-15 (gevoegd ter terechtzitting)
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.S. Korteling, advocaat, kantoorhoudende te
's-Gravenhage. Hij neemt waar voor zijn kantoorgenoot mr. P.J. Hoogendam, raadsman van de verdachte.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2015. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866408-13
Feit 1: geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd door met een bestelbus op hen in te rijden;
Feit 2: zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding.
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866394-15
Feit 1: is doorgereden na een aanrijding te hebben veroorzaakt;
Feit 2: een motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
Feit 3: niet heeft voldaan aan de verplichting om medewerking te verlenen aan een ademonderzoek.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866408-13
De officier van justitie neemt op grond van de aangiftes door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in combinatie met foto 8 op pagina 43 aan dat verdachte op beide aangevers ingereden is. Op basis van het dossier is echter niet vast te stellen dat de slachtoffers hierbij gedood hadden kunnen worden, waardoor vrijspraak moet volgen voor de onder primair tenlastegelegde poging doodslag. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wel bewezen kan worden, omdat aannemelijk is dat de slachtoffers zwaar gewond hadden kunnen raken wanneer ze met de door de verdachte opgebouwde snelheid geraakt waren. Deze snelheid is weliswaar niet exact vast te stellen, maar wel staat vast dat het een kleine oprit was en dat de verdachte geen controle had over de door hem bestuurde auto.
Ook feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen op pagina 15 van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866394-15
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de plaats van een verkeersongeval heeft verlaten, gelet op de aangifte van [betrokkene 1] en de verklaring van [betrokkene 2] . Ook kan bewezen worden dat verdachte heeft gereden zonder geldig rijbewijs, gelet op het uittreksel waaruit de datum van de ongeldigverklaring van het rijbewijs blijkt. Uit de verklaring van [betrokkene 2] hieromtrent en het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2006 ook al veroordeeld is voor hetzelfde feit, volgt dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uit de processen-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het ademonderzoek, hetgeen hem verweten wordt onder feit 3, zodat volgens de officier van justitie ook dit feit bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866408-13
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende feitelijke omstandigheden blijken, op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van aangevers bestond of dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Voorts kan bij gebrek aan objectieve vaststellingen niet worden vastgesteld wat de snelheid was waarmee de verdachte heeft gereden. Ook daarom kan niet worden vastgesteld of er een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel bestond. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar jurisprudentie, te weten een vonnis van de (toenmalige) rechtbank Maastricht d.d. 18 juli 2012, LJN BX1730 en een vonnis van de (toenmalige) rechtbank Alkmaar van 23 juli 2010, LJN BN 4961. Bovendien blijkt volgens de raadsman uit het dossier niet dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans om de slachtoffers te doden dan wel zwaar te verwonden en dat hij deze kans bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde wederspannigheid heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866394-15
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt bij het tenlastegelegde onder feit 1 en ook niet ten aanzien van het rijden met een ongeldig rijbewijs, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er twee processen-verbaal van bevindingen zijn opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 6 juli 2013. Deze zijn nagenoeg identiek; ze dragen in ieder geval hetzelfde proces-verbaalnummer. Toch zit er een wezenlijk verschil in deze processen-verbaal. Uit de weergave op de pagina’s 14 en 15 van het dossier blijkt niet dat aan de verdachte een bevel is gegeven om medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Dit is slechts gevorderd. Op de pagina’s 35 en 36 staat vervolgens echter gerelateerd dat de medewerking is gevorderd en na weigering van de verdachte hieraan mee te werken, door de verbalisanten is bevolen. Gelet op deze discrepantie tussen de processen-verbaal kan niet vastgesteld worden dat er een bevel tot medewerking aan de verdachte is gegeven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866408-13
Feit 1
Feitenrelaas
Op 6 juli 2013 doet de heer [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaart dat hij op eerder die dag rond 03.00 uur wakker werd. Hij hoorde een stem buiten zijn woning. Daarop is hij naar buiten gelopen met een knuppel. Hij zag een auto op zijn oprit staan, die bijna tegen zijn garagepoort aan stond. [slachtoffer 1] probeerde met de bestuurder te praten, maar deze deed het portierraam niet open en deed de knopjes van de deur naar beneden. De man was aan het schelden en was agressief. [slachtoffer 1] probeerde om de man en de auto van zijn oprit af te krijgen. Hij heeft zijn knuppel gepakt en tegen het raam geslagen. De bestuurder reed vervolgens achteruit en kwam klem te zitten tussen de [straatnaam] en de woning van [slachtoffer 1] . Daarop reed de man weer vooruit en daarna vol gas achteruit. Hij stond toen weer vast op hetzelfde heuveltje. [slachtoffer 1] hoorde de man gas geven. Hij stond toen op ongeveer twee meter van de auto en zag de auto in een rechte lijn op zich afkomen. De bestuurder draaide niet weg, terwijl hier wel genoeg ruimte voor was. [slachtoffer 1] zag dat de man heel snel op hem af kwam gereden. Hij draaide zich om en zag toen dat zijn vriendin, [slachtoffer 2] , achter hem stond. Hij heeft haar de woning in geduwd. Hij zag de auto op zich af komen en is de woning in gesprongen. Hij zag vervolgens dat de auto hard achteruit reed en daarbij een hectometerpaaltje omver reed. Hij meent dat de auto een blauwe Mercedes Vito was, maar heeft het kenteken niet gezien. [2]
Tijdens een aanvullend verhoor op 6 juli 2013 verklaart [slachtoffer 1] dat hij vol zou zijn geraakt door de auto als hij was blijven staan waar hij stond. Hij zou dan zwaar letsel hebben opgelopen of erger. De man was erg agressief en door het dolle heen. Toen de man vol gas op hen inreed, stond het voertuig ongeveer twaalf meter van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af. Hij schat de snelheid toch zeker op 30 kilometer per uur. Hij had voorts de indruk dat de man onder invloed was van alcohol en/of drugs. [3]
Ook de vriendin van [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] , heeft op 6 juli 2013 aangifte gedaan. Zij verklaart dat er een onbekende auto op de oprit stond. Het was een donkerblauwe bestelauto, voorzien van het opschrift “Rent”. De rest van het opschrift weet zij niet meer. Zij zag [slachtoffer 1] met een bezemsteel tegen het portierraam slaan, teneinde de bestuurder te bewegen om uit te stappen. De bestuurder keek [slachtoffer 1] aan en [slachtoffer 2] meent dat de man gezien moet hebben dat [slachtoffer 1] daar stond. Zij zag en hoorde dat de man de auto startte en toen met hoge snelheid achteruit reed richting de Rijksweg. De auto slipte en kwam op een vluchtheuvel tot stilstand. Zij zag [slachtoffer 1] naar de auto lopen. Ineens gaf de bestuurder vol gas en reed vooruit richting [slachtoffer 1] en haarzelf. Zij stonden op dat moment op de oprit van hun woning. [slachtoffer 2] stond tussen de voordeur en [slachtoffer 1] in. [slachtoffer 1] draaide zich om, rende op haar af en duwde haar met kracht de hal van de woning binnen. De bestuurder reed op hen af en reed door, richting de garagepoort. Als ze niet aan de kant was gesprongen, dan had de auto haar aangereden. [4]
De verdachte wordt op 6 juli 2013 omstreeks 3:10 uur door verbalisanten aangetroffen in een blauwe Mercedesbus met opdruk “Blue Rent” in de straat waar de aangevers wonen. [5] Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelegen te [adresgegevens slachtoffers] , diverse bandensporen zijn aangetroffen, te weten remblokkeer- en driftsporen. [6]
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen kan worden. Voorts is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat ook voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling het bewijs ontbreekt. Zij overweegt daartoe als volgt.
Hoewel nergens uit blijkt dat de intentie van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen sommige handelingen toch dusdanig gevaarzettend zijn dat reeds in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het gevolg wordt dan zogezegd op de koop toe genomen. Dat heet met een juridische term voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt. Het inrijden op personen kan onder omstandigheden zeker een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn rijgedrag voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen door de concrete handelingen van de verdachte en vervolgens of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een
feitelijkaanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij mag de aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging geen indicator vormen.
In het licht van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt de rechtbank in deze zaak tot de conclusie dat zij niet kan vaststellen of er een feitelijk aanmerkelijke kans bestond op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiervoor biedt het dossier namelijk te weinig feitelijk onderbouwde aanknopingspunten. Uit de verklaringen van de aangevers blijkt namelijk onvoldoende ten aanzien van het beschreven incident
  • met welke snelheid verdachte op hen af kwam gereden en op welke afstand hij van hen was, en
  • waar het voertuig van verdachte de aangevers had kunnen raken.
Aangevers verklaren hier weliswaar wel over, maar zij spreken in schattingen. Objectieve gegevens, bijvoorbeeld verkregen uit onderzoek naar het sporenbeeld of over de snelheid waarmee verdachte op hen kwam afgereden, ontbreken in het dossier.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
Mocht het zo zijn dat wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , dan hecht de rechtbank eraan op te merken dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van de aangevers op de koop toe heeft genomen, toen hij zich uit de voeten probeerde te maken. Bepalend voor dit oordeel zijn de hierboven opgesomde feitelijkheden ten aanzien van de snelheid, de plaats op de oprit van de verschillende betrokkenen en de mogelijke botsplaatsen.
Meer subsidiair is de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten laste gelegd. De rechtbank acht dit feit bewezen, omdat zij van oordeel is dat het handelen van de verdachte zoals dit uit de aangiftes volgt wel gekwalificeerd kan worden als een bedreiging. Uit de aangifte van zowel [slachtoffer 1] als van [slachtoffer 2] volgt dat zij vreesden voor hun leven. Voorts volgt uit de ter plaatse aangetroffen bandensporen dat de verdachte ongecontroleerd heeft gereden.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich op 6 juli 2013 met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [8] .
De verbalisanten hebben namelijk beschreven dat verdachte zich met meer dan geringe kracht met zijn lichaam tegen de bestelbus heeft afgezet, een verbalisant meerdere keren heeft getrapt en bespuugd en met beide voeten met kracht tegen een raam van de politieauto heeft getrapt.
De rechtbank merkt omtrent het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het volgende op. De raadsman heeft een onderscheid geconstateerd tussen voornoemd proces-verbaal en een ander proces-verbaal van diezelfde verbalisanten ten aanzien van het al dan niet geven van een bevel tot medewerking aan een ademanalyse. De rechtbank stelt vast dat dit onderscheid bestaat, maar dat dit niet tot gevolg heeft dat de overige bevindingen in voornoemd proces-verbaal –waarop de bewezenverklaring van het onderhavige feit rust– niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden. Hieromtrent is immers geen twijfel gerezen.
T.a.v. de strafzaak met parketnummer 03/866394-15
Feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op
6 juli 2013 een aanrijding heeft veroorzaakt en daarna is doorgereden, terwijl hij wist dat aan de personenauto van een ander schade was toegebracht, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 1] [9] ;
- de verklaring van de getuige [betrokkene 2] [10] .
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op
6 juli 2013 een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs, categorie B, ongeldig was verklaard, gelet op:
- het uittreksel uit het systeem van het CBR, waaruit blijkt dat het rijbewijs in oktober 2011 ongeldig is verklaard [11] ;
- het uittreksel van het strafblad van de verdachte d.d. 21 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij al meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld wegens rijden met ongeldig verklaard rijbewijs [12] .
Feit 3
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de discrepantie tussen de twee processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] over het al dan niet geven van een bevel tot medewerking aan een ademanalyse, ertoe leidt dat de bedoelde processen-verbaal op dit specifieke punt niet kunnen meewerken tot het bewijs. Doordat in het ene proces-verbaal gerelateerd staat dat het bevel is gegeven, maar in het ander niet, bestaat er namelijk gerede twijfel of dit bevel wel aan de verdachte is gegeven. Daarmee kan ook niet bewezen worden dat de verdachte geen gevolg heeft gegeven aan een dergelijk bevel. De rechtbank spreekt de verdachte van dit feit daarom vrij.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. 03/866408-13 feit 1 meer subsidiair:
op 6 juli 2013 te Lemiers, in de gemeente Vaals, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is hij, verdachte, opzettelijk dreigend als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig (bestelbus) met dat voertuig ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] , welke [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich toen aldaar op korte afstand van het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig bevonden;
T.a.v. 03/866408-13 feit 2:
op 6 juli 2013 in Nederland, toen de aldaar dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 4] , hoofdagent van politie, hem, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 7 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem, verdachte, ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau te Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht af te zetten tegen een bestelbus om fixatie te voorkomen door voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en door opzettelijk gewelddadig te trappen/schoppen tegen voornoemde [verbalisant 1] en tegen een raam van een politiedienstvoertuig en door te spugen naar voornoemde [verbalisant 1];
T.a.v. 03/866394-15 feit 1:
op 6 juli 2013 te Vaals als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Maastrichterlaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten [betrokkene 1] ) schade was toegebracht;
T.a.v. 03/866394-15 feit 2:
op 6 juli 2013 te Vaals. terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Maastrichterlaan, als bestuurder een motorrijtuig, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03/866408-13 feit 1 meer subsidiair:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. 03/866408-13 feit 2:
Wederspannigheid, meermalen gepleegd
T.a.v. 03/866394-15 feit 1:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
T.a.v. 03/866394-15 feit 2:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de redelijke termijn ruim overschreden is, waardoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend is. Ook dient toepassing te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de raadsman verwezen naar de voortgangsrapportage van de reclassering d.d. 3 augustus 2015, waaruit blijkt dat het huidige toezicht goed verloopt en er al enige tijd geen recidive is geweest. De raadsman pleit voor oplegging van een taakstraf. Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf overbodig is, omdat de verdachte reeds onder toezicht van de reclassering staat, welk toezicht doorloopt tot 2017.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de nacht van 5 op 6 juli 2013 in een auto gereden, terwijl zijn rijbewijs al jaren ongeldig was verklaard. Tijdens deze rit heeft hij schade toegebracht aan een langs de weg geparkeerde auto, en is hij vervolgens doorgereden. Op enig moment is hij op een oprit bij een woning terecht gekomen, waar hij in zijn pogingen om weer op de rijbaan te geraken op de gealarmeerde bewoners is ingereden. Door zich aldus te gedragen heeft de verdachte in het holst van de nacht behoorlijke overlast veroorzaakt in de gemeente Vaals. Vervolgens is hij door de politie aangehouden, waarna hij zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door zich af te zetten tegen een auto, te trappen en te schoppen tegen de verbalisanten en het dienstvoertuig, en door een verbalisant te bespugen.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij zich niets meer van de bewuste nacht kan herinneren. Dit gegeven, in samenhang bezien met de verschillende verklaringen in het dossier over de toestand waarin de verdachte verkeerde, doet de rechtbank vermoeden dat de verdachte onder invloed van middelen een wilde rit heeft gemaakt. Het is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig maakt aan dit soort feiten. Uit het strafblad en de overige stukken in het dossier rijst het beeld op dat verdachte bij tijd en wijle een vervelend en hinderlijk sujet is dat vele mensen last en leed bezorgt.
Gelet op het vorenstaande en de ernst van de thans door verdachte gepleegde feiten, in samenhang bezien met zijn zeer omvangrijke strafblad, zou een gevangenisstraf de passende modaliteit zijn. In de overschrijding van de redelijke termijn en het van toepassing zijnde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet de rechtbank evenwel redenen om nu geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat verdachte sinds de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs al meerdere keren is veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs. In artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat een taakstraf niet mag worden opgelegd indien aan een verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf al een taakstraf is opgelegd. Dit is ook op de verdachte van toepassing. Een bijkomende voorwaarde is echter dat de eerder opgelegde taakstraf moet zijn verricht, dan wel de vervangende hechtenis ten uitvoer moet zijn gelegd. De rechtbank kan op basis van de beschikbare documentatie niet vaststellen of aan deze bijkomende voorwaarde is voldaan. Daarmee staat voornoemd artikel thans niet in de weg aan het opleggen van een taakstraf aan de verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden. Een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, maar dit acht de rechtbank passend omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. Met name de vrijspraak van de poging tot zware mishandeling legt hierbij gewicht in de schaal. Een bijkomende voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank niet passend, omdat de verdachte reeds onder toezicht van de reclassering staat tot 2017 en in het kader van dit toezicht succesvol behandelingen ondergaat, zoals uit het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 3 augustus 2015 blijkt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten in de strafzaak met parketnummer 03/866408-13 alsmede van het onder feit 3 in de strafzaak met parketnummer 03/866394-15 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter,
mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
1 december 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 6 juli 2013, te Lemiers in de gemeente Vaals, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig (bestelbus) met dat voertuig is ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , welke [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich toen aldaar op korte
afstand van het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig bevond/bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 6 juli 2013 te Lemiers, in de gemeente Vaals, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan (een perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig (bestelbus) met dat voertuig is ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , welke [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] zich toen aldaar op korte afstand van het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig bevond/bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 6 juli 2013 te Lemiers, in de gemeente Vaals, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is hij, verdachte, opzettelijk dreigend als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig (bestelbus) met dat voertuig ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , welke [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich toen aldaar op korte afstand van het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig bevond/ bevonden;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 6 juli 2013 in de gemeente Vaals, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant 1] , hoofdagent van politie en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie hem, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 7 en/of artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem, verdachte, ten spoedigste
voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau te Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht af te
zetten tegen een bestelbus om fixatie te voorkomen door voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 4] en/of door opzettelijk gewelddadig te trappen/schoppen tegen voornoemde Beckes en/of tegen een raam van een (politie)dienstvoertuig en/of door te spugen naar voornoemde [verbalisant 1] ;
Tenlastelegging bij de gevoegde strafzaak met parketnummer: 03/866394-15
1.
hij op of omstreeks 06 juli 2013 te Vaals als bestuurder van een motorrijtuig (autobus) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op Maastrichterlaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [betrokkene 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 06 juli 2013 te Vaals terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Maastrichterlaan, als bestuurder een motorrijtuig, (autobus), van die
categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 06 juli 2013 te Maastricht als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle
door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Regio Limburg Zuid, basiseenheid Mergelland, proces-verbaalnummer PL24242013071939, gesloten d.d. 5 augustus 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 30 of proces-verbaalnummer PL24242013071909, gesloten d.d. 29 juli 2013, pagina 1 tot en met 58.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 6 juli 2013, pagina 4 en 5 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 6 juli 2013, pagina 6 en 7 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 6 juli 2013, pagina 8 en 9 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2013, pagina 11 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2013, pagina 37 en 38 en de foto’s op pagina 43 en 44 van proces-verbaalnummer PL24242013071909.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2013, pagina 11 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2013, pagina 14 en 15 van proces-verbaalnummer PL24242013071939.
9.Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 1] d.d. 6 juli 2013, pagina 6 tot en met 8 van proces-verbaalnummer PL24242013071909.
10.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 6 juli 2013, pagina 19 van proces-verbaalnummer PL24242013071909.
11.Het schriftelijk bescheid, zijnde een uittreksel van het CBR en de bijbehorende emailcorrespondentie. Dit betreft nagekomen stukken, die geen onderdeel uitmaken van de doorgenummerde processen-verbaal.
12.Het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 oktober 2015.