ECLI:NL:RBLIM:2014:9726

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
03/700005-14 en 03/659142-14 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval, diefstallen, heling, verlaten plaats ongeval en rijden zonder rijbewijs

Op 11 november 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder een woningoverval en diefstallen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was op dat moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting De Geerhorst te Sittard. De zaak omvatte twee parketnummers: 03/700005-14 en 03/659142-14. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval, twee diefstallen, heling van een auto, verlaten van de plaats van een ongeval en rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van onrechtmatige aanhouding van de verdachte, ondanks de argumenten van de verdediging. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een hechtenis van vier weken voor het rijden zonder rijbewijs. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700005-14 en 03/659142-14 (ttzgev)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2014
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. K.D.M. Schepers, advocaat te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak met parketnummer 03/700005-14 is door de rechtbank eerder behandeld op de zitting van 15 april 2014. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter terechtzitting geschorst, vanwege het feit dat de verdachte ter terechtzitting door de officier van justitie werd aangehouden op verdenking van – kort gezegd – het plegen van een woningoverval. Deze verdenking heeft geleid tot een nieuwe strafzaak met parketnummer 03/659158-14.
Op 14 oktober 2014 heeft een pro forma behandeling plaatsgevonden in de nieuwe zaak
met parketnummer 03/659158-14. De rechtbank heeft beide tegen verdachte aanhangig gemaakte zaken vervolgens gevoegd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 oktober 2014, waarbij de officier van justitie, verdachte en diens raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/700005-14
Feit 1:een aanhanger heeft gestolen, dan wel heeft gepoogd om een aanhanger te stelen.
Feit 2:samen met (een) ander(en) diverse metalen goederen en/of een boormachine heeft gestolen uit een (leegstaande) boerderij.
Feit 3:een personenauto heeft gestolen, dan wel die personenauto heeft geheeld.
Feit 4:de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht.
Feit 5:met een personenauto heeft gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
03/659142-14
samen met (een) ander(en) een woningoverval heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de raadsvrouw is bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 03/700005-14, omdat de Nederlandse verbalisanten onrechtmatig zouden hebben gehandeld door verdachte op Duits grondgebied aan te houden. Tevens is het dossier onvolledig, omdat door de verbalisanten niet volledig is geverbaliseerd. Zo is bijvoorbeeld niets gerelateerd over het feit dat verdachte na zijn aanhouding is overgebracht naar een ziekenhuis, door wie dat is gebeurd en in welke toestand hij op dat moment verkeerde. Het had op de weg gelegen van het openbaar ministerie om het procesdossier aan te vullen met de ontbrekende stukken, maar dat is niet gebeurd.
De raadsvrouw heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat door de politie en
het openbaar ministerie ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort
is gedaan aan diens recht op een eerlijk proces. Het openbaar ministerie dient derhalve
niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vraag of de Nederlandse opsporingsambtenaren bevoegd waren op te treden op het grondgebied van Duitsland kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven.
Als die bevoegdheid op grond van het betreffende verdrag tussen Nederland en Duitsland
in casu niet zou hebben bestaan is dat immers geen omstandigheid waarop de verdachte zich kan beroepen. De regel dat Nederlandse politieagenten niet bevoegd zijn om op buitenlands grondgebied opsporingshandelingen en aanhoudingen te verrichten is immers geschreven vanuit het belang van de bescherming van de soevereiniteit van buitenlandse staten en dus niet ter bescherming van verdachte, zodat verdachte door het handelen van de verbalisanten niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad (de zogenaamde Schutznorm). De aanhouding van de verdachte is hoe dan ook niet onrechtmatig.
Het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het dossier onvolledig zou zijn wordt door de rechtbank eveneens verworpen, reeds omdat door de raadsvrouw onvoldoende is onderbouwd welke concrete stukken, die van belang zouden kunnen zijn voor enig relevant te nemen beslissing in deze strafzaak, aan het dossier ontbreken.
Nu ook overigens door de raadsvrouw van de verdachte geen feiten of omstandigheden
zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/700005-14
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
03/659142-14
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder voormeld parketnummer ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld (een woningoverval). De officier van justitie baseert haar standpunt op de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], het sporenonderzoek door de politie, het onderzoek van het NFI en de verklaring van verdachte, voor zover deze inhoudt dat hij bij de overval betrokken was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
03/700005-14
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat de verdachte weliswaar de aanhanger uit het weiland had getrokken, maar dat dit nog geen voltooide diefstal oplevert. De verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegd feit te worden vrijgesproken.
Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat, indien het feit wel is voltooid, de verdachte toch moet worden vrijgesproken omdat er sprake is van vrijwillige terugtred.
Mocht de rechtbank ook dit verweer verwerpen, dan dient de verdachte in ieder geval te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak en/of verbreking, nu niet is gebleken
dat de verdachte iets heeft vernield of geforceerd om bij de aanhangwagen te kunnen komen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde braak en/of verbreking, nu daarvoor in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat hij de Opel Corsa had geleend en dus rechtmatig onder zich had, aannemelijk kan worden geacht, nu hij – nog voordat aangifte werd gedaan van diefstal van zijn auto – kon benoemen wie de eigenaar van de auto was. De verdachte moet daarom integraal worden vrijgesproken van feit 3.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van
de bewezenverklaring van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
03/659142-14
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht voor de diefstal en het geweld en de bedreiging met geweld. Op basis van de gemaakte afspraken, de taakverdeling en het feit
dat de verdachte heeft gedeeld in de buit kan wel worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn twee mededaders, zodat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de aan hem ten laste gelegde overal.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (03/700005-14)
Op 4 januari 2014 heeft [benadeelde 1], woonachtig aan de [adres 1] te Sittard, bij de politie aangifte gedaan van diefstal van zijn aanhangwagen. Aangever heeft verklaard dat
zijn buurjongen op 4 januari 2012, omstreeks 20.30 uur, bij hem aan de deur stond. De buurjongen vertelde dat hij tijdens het wandelen met de hond even verderop in de straat
(de [adres 1]) een Deawoo Matiz met afgeplakte kentekenplaten had zien staan. De buurjongen vond dit vreemd en wilde dat even melden. Even later, omstreeks 21.00 uur, stond de buurjongen weer bij aangever aan de deur en vertelde dat even verderop weer dezelfde auto in de straat stond, met daarvoor een aanhangwagen. De buurjongen durfde
niet alleen te gaan kijken en vroeg of aangever met hem mee wilde lopen. Aangever had
zelf een aanhangwagen gestald in de wei naast het perceel [adres 1] [XX]. Toen hij
samen met zijn buurman langs dit weiland liep, zag hij dat het hekje van het weiland
omver was getrokken en dat zijn aanhanger even verderop op straat stond. Daarvoor
stond een auto. Aangever en zijn buurman liepen vervolgens naar de aanhangwagen
toe, waarop de auto wegreed. De buurman van aangever was achter de gele Daewoo
Matiz aangereden en had het kenteken van deze auto, zijnde [XX-XX-XX 1], genoteerd. [1]
Niet veel later zag een patrouille van de politie genoemde Daewoo Matiz rijden over
de Ceciliastraat te Sittard. De bestuurder van deze personenauto, zijnde de verdachte,
werd vervolgens aangehouden op verdenking ter zake van poging tot diefstal. [2]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 4 januari 2014 met de auto van
zijn zus naar de [adres 1] was gereden om de aanhangwagen, die in het weiland
stond, te stelen. Verdachte had het hekje, dat toegang gaf tot het weiland, los gehaald
en aan de kant gezet. Vervolgens had hij de aanhangwagen uit het weiland getrokken. [3]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast de verdachte op
4 januari 2014 met de auto van zijn zus naar de [adres 1] te Sittard is gereden met
de bedoeling om de aanhangwagen van aangever [benadeelde 1] te stelen. Ter plaatse heeft de verdachte het hekje van het weiland, waarin de aanhangwagen van aangever stond, uit
de grond gehaald en aan de kant gelegd. Vervolgens heeft hij de aanhangwagen uit het weiland getrokken en op de openbare weg geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank
levert dit een voltooide diefstal op, aangezien verdachte door de aanhangwagen uit het afgesloten weiland weg te halen en op de openbare weg te plaatsen, de aanhangwagen
aan de feitelijke heerschappij van de benadeelde heeft onttrokken. Nu de verdachte het hekwerk uit de grond heeft moeten trekken om bij de aanhangwagen te kunnen komen,
acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. De rechtbank merkt hierbij op dat zij het uit de grond trekken
van een hekwerk gelijk stelt aan het forceren van een hekwerk.
Gelet op het feit dat er sprake is van een voltooide diefstal, behoeft het beroep op
vrijwillige terugtred geen bespreking.
Feit 2 (03/700005-14)
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 9 november 2012, omstreeks 15.20
uur, aan het wandelen was over de [adres 2] te Ohé en Laak. Toen zij de boerderij van haar ouders naderde, zag [getuige] voor de boerderij een kleine rode auto staan, waarvan de achterklep open stond. Bij de boerderij/schuur stonden twee jongens die vanaf het raam in
de schuur en vanaf de grond spullen aan het inladen waren in de rode auto. [getuige] zag dat in de kofferbak van de auto al een doos met spullen en een aantal andere goederen lagen en vroeg aan de jongens: “Weten jullie zeker dat dit de bedoeling is?”, waarop de twee jongens zeiden: “Dit ligt hier, wij zijn dit aan het pakken.” Toen [getuige] vervolgens tegen de jongens zei dat het huis van haar was en dat zij die spullen niet mochten pakken, stapten de jongens in de auto en reden zij weg met de spullen die op dat moment al in de auto lagen. [getuige] had vervolgens de politie gebeld en het kenteken van de rode auto ([XX-XX-XX 2]) doorgegeven. Ook had zij haar ouders ingelicht. [4]
Nog diezelfde dag deed [slachtoffer 3], zijnde de moeder van [getuige] en eigenaresse van de leegstaande boerderij gelegen aan de [adres 3] te Ohé en Laak, bij de politie aangifte gedaan van diefstal. [slachtoffer 3] verklaarde dat zij die bewuste dag, omstreeks 15.30 uur, van haar dochter had gehoord dat er was ingebroken in haar boerderij. Toen [slachtoffer 3] even later ter plaatse kwam, zag zij dat er verschillende soorten metalen goederen waren weggenomen. [5]
Kort na de melding van de getuige [getuige], werd de rode auto, voorzien van het kenteken [XX-XX-XX 2], door de politie gesignaleerd ter hoogte van de Schaloenstraat te Sittard. Bij het zien van de politie ging de bestuurder van de rode auto ervandoor. De politie zette direct de achtervolging in. Deze achtervolging eindigde uiteindelijk in Duitsland, doordat de rode auto in aanraking kwam met het achtervolgende politievoertuig en daardoor over de kop sloeg. De twee inzittenden van het voertuig werden vervolgens aangehouden. Dit bleken de verdachte en zijn broer [medeverdachte 2] te zijn. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 november 2012 samen met zijn broer aan het rondrijden was. In Ohé en Laak zagen zij oud ijzer langs de kant van weg liggen. Dit betroffen kranen en buisjes. Verdachte was vervolgens gestopt en had samen met zijn broer het oud ijzer in de auto geladen. Terwijl zij daarmee bezig waren, werden zij aangesproken door een vrouw die zei dat het haar woning was en dat zij de politie ging bellen. Hierop waren zij weggereden. [7]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met zijn broer oud ijzer had opgeladen. Dit oud ijzer lag langs de straat, op de stoep. Op enig moment werden zij aangesproken door een vrouw die zei dat het oud ijzer van haar was en dat zij de politie
ging bellen. Hierop was hij samen met zijn broer weggereden. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander diverse soorten metalen goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft gestolen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte en zijn mededader eveneens een boormachine hebben gestolen, omdat daarvoor in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat de verdachte en zijn mededader ook degene zijn geweest die de metalen goederen zelf
uitde leegstaande boerderij hebben weggenomen, dan wel dat zij deze goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking. Ook daarvoor is onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden. Er zijn immers geen getuigen die de verdachte en zijn mededader uit de boerderij hebben zien komen, noch
zijn er verse sporen van braak en/of verbreking geconstateerd. Ten slotte valt ook niet uit
te sluiten dat anderen - al dan niet na braak - de spullen langs de weg hebben klaargelegd.
Feit 3 (03/700005-14)
Op 14 december 2012 vond, langs de autobaan A2, op de parkeerplaats Roevenpeel te Weert een alcoholcontrole plaats. Tijdens deze controle werd een Opel Corsa, voorzien van het kenteken [XX-XX-XX 3] door de politie de parkeerplaats opgeleid. In plaats van te stoppen in een van de controlestraatjes verhoogde de bestuurder van de Opel Corsa zijn snelheid en reed hij weer terug de A2 op. Na een korte politieachtervolging gaf de bestuurder alsnog gevolg aan een stopteken en kon hij door de politie worden gecontroleerd. De bestuurder van de Opel Corsa bleek verdachte te zijn. De Opel werd door de politie in beslag genomen en nader onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat de bedrading van het contactslot van de auto aan
de onder/achterzijde was losgetrokken. [9]
Op 15 december 2012 meldde [benadeelde 2] zich op het politiebureau om aangifte te doen
ter zake van diefstal van zijn auto. Aangever verklaarde dat hij zijn auto, een Opel Corsa, voorzien van het kenteken [XX-XX-XX 3], op 13 december 2012 had geparkeerd in een van de parkeervakken tegenover het appartementencomplex aan de Penningstraat te Helmond. De auto was geheel intact en handmatig afgesloten. Toen aangever vervolgens op 15 december 2012 zijn medicijnen uit zijn auto wilde halen, kwam hij erachter dat zijn auto gestolen was. Aangever verklaarde desgevraagd dat hij zijn Opel Corsa aan niemand had uitgeleend en dat hij nog steeds in het bezit was van de autosleutels en de reservesleutels. [10]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte op
14 december 2012 in een gestolen personenauto heeft gereden. De rechtbank is – anders
dan de officier van justitie – van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen
in het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de diefstal van deze auto betrokken is geweest, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Nu de bedrading van het contactslot was losgetrokken en de verdachte niet in het bezit
was van de autosleutels, kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden bewezen dat
de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Opel op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verklaring van
de verdachte dat hij de auto had geleend en derhalve rechtmatig onder zich had acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu aangever heeft verklaard dat hij zijn auto aan niemand
had uitgeleend en de rechtbank geen enkele aanleiding ziet om aan deze verklaring te twijfelen.
Feit 4 (03/700005-14)
Tijdens de hierboven genoemde alcoholcontrole op 14 december 2012 op de parkeerplaats Roevenpeel te Weert hoorde verbalisant [verbalisant 1], die net klaar was met het afnemen van een blaastest, zijn collega [verbalisant 2] roepen: “Stop, stop, stop, hij gaat er van door!!” [verbalisant 1] keek hierop in richting van zijn collega [verbalisant 2], die bij de eerste controlestraat stond, en zag dat een grijskleurige Opel Corsa hard uit de controlestraat kwam gereden. De bestuurder van deze Opel gaf flink gas en reed met hoge snelheid de parkeerplaats van het vrachtverkeer op. Aldaar haalde de Opel een ander voertuig in. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de Opel bij deze manoeuvre met de linkerkant de rechter achterkant van een geparkeerde vrachtauto raakte. De bestuurder van de Opel reed – na de aanrijding met vrachtauto – verder in de richting
van de uitrit van de parkeerplaats. [11] Na een korte politieachtervolging werd de bestuurder
van de Opel, zijnde verdachte, aangehouden. [12]
Op 17 december 2012 heeft [benadeelde 3], namens [naam]-Import-Export B.V. aangifte gedaan bij de politie ter zake van verlaten plaats ongeval. Aangever verklaarde dat hij van
de planner van het bedrijf had gehoord dat een oplegger van het bedrijf was aangereden op de parkeerplaats Roevenpeel, waarbij schade zou zijn ontstaan aan de oplegger. Aangever had deze schade inmiddels gezien en laten repareren in de werkplaats van zijn bedrijf. De persoon, door wiens gedraging de schade aan de oplegger was veroorzaakt, had de plaats
van ongeval verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij had gezien dat hij zijn spiegel kapot had gereden tegen de vrachtauto, maar hij niet had gezien dat hij tevens schade had veroorzaakt aan de vrachtauto. Omdat de verdachte dacht dat alleen hij schade had, was hij doorgereden.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte op
14 december 2012 op de parkeerplaats Roevenpeel te Weert, als bestuurder van een auto (Opel Corsa) een aanrijding met een geparkeerde vrachtauto heeft veroorzaakt. De verdachte was zich er daarbij van bewust dat hij met zijn spiegel de vrachtauto had geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte dan op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden
dat daarbij enige schade aan de vrachtauto was toegebracht. Desondanks is de verdachte doorgereden en heeft hij – zonder zijn identiteit kenbaar te maken – de plaats van het ongeval verlaten. Het onder 4 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend
worden bewezen.
Feit 5 (03/700005-14)
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen [14] , en
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 28 oktober 2014.
03/659142-14
Op 26 november 2013 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan ter zake diefstal met geweld en bedreiging met geweld. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 25 november 2013 samen met
haar dochter in haar woning was, gelegen aan de [adres 4] te Wessem. Omstreeks 01.30 uur waren zij beiden opgestaan om de kachel te voorzien van nieuwe kolen. Nadat
de kachel was gevuld liepen zij terug naar de slaapkamer. [slachtoffer 1], die voorop liep, hoorde haar dochter vervolgens zeggen dat zij iemand hoorde bij de voordeur. Direct daarna hoorde [slachtoffer 1] een klap en glasgerinkel. [slachtoffer 1] draaide zich om en zag dat er twee personen in haar woning stonden. De persoon die als eerste binnen was gekomen liep direct naar haar dochter. Deze persoon had een breekijzer in zijn hand. [slachtoffer 1] werd vervolgens door de tweede man vastgepakt en tegen het keukenblok geduwd. Deze persoon drukte een mes tegen haar buik en riep ondertussen: “Ik wil nu geld zien. Wij weten dat er geld in het kistje zit”. De andere persoon, die bij haar dochter stond riep dat ze geld wilden, want anders zouden de hersens ingeslagen worden. [slachtoffer 1] zei hierop tegen haar dochter dat ze het geld moest geven. Zij bedoelde daarmee het geldkistje dat in de afgesloten televisiekast in de woonkamer stond.
Haar dochter liep vervolgens samen met de man met het breekijzer naar de slaapkamer en pakte de sleutel van het televisiekastje, dat in de woonkamer stond. Zij liep daarna samen
met de man naar de woonkamer. De man moest vervolgens de sleutel hebben. Hij maakte daarmee de televisiekast open en pakte het geldkistje eruit. Vervolgens renden de mannen
de woning uit. Toen zij naar buiten liepen, riepen zij nog: “We weten dat er nog meer geld ligt en we komen terug.” Volgens [slachtoffer 1] zat in het weggenomen geldkistje een envelop
met ruim € 3.000,- en diverse losse geldbiljetten. [15]
Ook de dochter van [slachtoffer 1], genaamd [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan ter zake van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij, nadat zij
met haar moeder de kachel had bijgevuld met kolen, ineens een klap hoorde. Zij draaide zich vervolgens om en zag dat er een breekijzer door het raam van de keukendeur geslagen werd en dat een persoon zijn hand door het kapotte raam stak en de deur opende. Vervolgens ging de keukendeur open en kwamen twee mannen de woning binnen (hierna: persoon 1 en persoon 2). Persoon 1 droeg een breekijzer in zijn hand en zei: “Ik moet dat geldkistje nu hebben.” Persoon 2 droeg een mes in zijn hand en ging bij de moeder van [slachtoffer 2] staan. [slachtoffer 2] zag dat persoon 2 het mes naar voren hield, in de richting van de buik van haar moeder en hoorde dat Persoon 1 zei: “Als je mij dat kistje niet geeft dan slaan we jouw hersens in en dan steken we je moeder neer.” [slachtoffer 2] zei dat zij geen kistje hadden, waarop persoon 1 zei: “Je hebt wel een kistje hier binnen, want ik weet het.” Persoon 1 maakte vervolgens de deurtjes van het dressoir open en pakte de portemonnee van [slachtoffer 2] uit
haar tas. In deze portemonnee zat haar Nederlandse identiteitskaart en haar rijbewijs. Na de portemonnee te hebben gepakt wees Persoon 1 in de richting van de woonkamer en zei: “Jij zegt mij waar het kistje staat” en “Als je niet zegt waar het kistje staat, sla ik je hersens in.” [slachtoffer 2] gaf aan dat de geldkist in het televisiekastje in de woonkamer stond, waarop persoon 1 deze kast probeerde te openen. Dit lukte echter niet omdat de kast op slot was. [slachtoffer 2] gaf aan dat de sleutel van het kastje in de slaapkamer lag en liep naar de slaapkamer. Persoon 1 liep achter haar aan en zei: “Als je mij die sleutel niet geeft, dan sla
ik je hersens in.” Haar moeder en persoon 2 stonden op dat moment nog steeds in de keuken. [slachtoffer 2] pakte de sleutel van het televisiekastje en liep daarna samen met persoon 1 terug naar de woonkamer. Aangekomen in de woonkamer zei persoon 1: “Nu moet je mij die sleutel geven.” [slachtoffer 2] gaf de sleutel af en zag dat de man vervolgens met zijn rechterknie op de stoel voor het televisiekastje leunde en het kastje open maakte. In de televisiekast stond het geldkistje. Persoon 1 pakte dit kistje en verliet daarna, samen met persoon 2 de woning. Terwijl zij naar buiten liepen zei persoon 1: “We komen nog terug want hier zit
nog meer geld.” [16]
Door de politie is op 26 november 2013 een sporenonderzoek verricht in de woning van aangeefster [slachtoffer 1]. Op de stoel in de woonkamer werden twee bloedsporen aangetroffen. Deze bloedsporen werden bemonsterd en veiliggesteld onder SIN-nummers AAFQ9526NL en AAFQ9527NL. [17] Beide bloedsporen zijn vervolgens naar het NFI gestuurd ten behoeve
van DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek bleek dat het DNA in het bloedspoor, voorzien
van SIN-nummer AAFQ9526NL, een match opleverde met verdachte [verdachte]. [18]
Naar aanleiding van de DNA-match werd de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht (woningoverval).
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 november 2013 samen met zijn
neefje, genaamd [medeverdachte 1], een auto had gestolen in Geleen. De daaropvolgende
nacht waren zij samen met nog een ander persoon, van wie verdachte de naam niet wilde noemen, naar de woning van [slachtoffer 1] gereden, waar volgens de medeverdachten veel geld zou liggen. Van tevoren hadden zij met elkaar afgesproken dat verdachte voor de woning
zou wachten in de vluchtauto en dat zijn neefje en die andere persoon de woning binnen zouden gaan. Tevens hadden zij afgesproken dat de verdachte dertig procent van de buit
zou krijgen. Zijn neefje en de andere persoon zouden de rest verdelen. Omstreeks 01.15
uur arriveerden zij bij de woning. De verdachte parkeerde de vluchtauto in de buurt van
het woonwagenkamp. Zijn neefje en de andere persoon pakten vervolgens het breekijzer,
de schroevendraaier en de handschoenen van de verdachte en liepen naar de woning. De verdachte bleef buiten wachten in de vluchtauto. Hij hoorde vervolgens een harde klap
en een hele harde gil. Vijf minuten later waren zijn neefje en de andere persoon alweer
terug bij de auto. Zij waren vervolgens samen weggereden richting België. De buit van
de overval betrof circa € 20.000,-. Verdachte had hiervan € 4.500,- gekregen. [19]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 25 november 2013 samen met de verdachte op bezoek was gegaan bij de vader van verdachte, genaamd [naam vader verdachte]. Op enig moment kwam ter sprake dat zij wat geld wilden gaan verdienen. [naam vader verdachte] wist dat er bij
twee oude vrouwen in Wessem veel geld was te halen en stelde voor om deze vrouwen
te overvallen. Verdachte stemde meteen in en uiteindelijk had ook [medeverdachte 1] ingestemd
om mee te gaan. De daaropvolgende nacht waren zij met zijn drieën in een gestolen auto
naar het woonwagenkamp in Wessem gereden. [naam vader verdachte] parkeerde de vluchtauto in de buurt
van het kamp, waarop de verdachte en [medeverdachte 1] uitstapten en naar de woning liepen. De verdachte sloeg vervolgens met een koevoet het raampje van de voordeur kapot en opende
de deur. Zij gingen vervolgens samen naar binnen. [medeverdachte 1] had een schroevendraaier bij zich waarmee hij de oude vrouw bedreigde. De verdachte deed helemaal paranoia en vroeg: “Waar is dat kistje, waar is dat kistje?” De verdachte was vervolgens met de jongere vrouw naar de slaapkamer gelopen, waar zij de sleutel hadden opgehaald van het televisiemeubel, dat in de woonkamer stond. Verdachte liep daarna naar het televisiekastje in de woonkamer, opende de kast met de sleutel en pakte het geldkistje uit de kast. Vervolgens hadden zij de woning verlaten en waren zij met [naam vader verdachte], die buiten zat te wachten in de auto, naar de woning van [naam vader verdachte] in Helmond gereden. In het geldkistje zat € 19.500,-. [20]
Bewijsoverwegingen
Die rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat
de verdachte op 26 november 2013 samen met twee anderen betrokken is geweest bij de overval op de woning, gelegen aan de [adres 4] te Wessem, waarbij tegen [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] geweld is gebruikt en is gedreigd met geweld.
Door de officier van justitie en de raadsvrouw wordt verschillend gedacht over de rol die verdachte heeft gehad bij deze woningoverval. De officier van justitie gaat op grond van het DNA-spoor ervan uit dat de verdachte in de woning is geweest en uitvoeringshandelingen heeft verricht voor de diefstal, het geweld en de bedreiging met geweld. De raadsvrouw van verdachte heeft daarentegen betoogd dat dient te worden uitgegaan van de verklaring van verdachte, inhoudende dat verdachte buiten heeft gewacht in de vluchtauto en dus niet hij, maar zijn twee mededaders de woning zijn binnengedrongen. Het DNA van verdachte is waarschijnlijk in de woning terecht gekomen via de handschoenen van verdachte die door (een van de) mededaders zijn meegenomen naar de woning. Op deze handschoenen bevond zich bloed van verdachte omdat hij deze gebruikt had bij een eerdere inbraak en hij zich daarbij had verwond.
Deze “sleeptheorie” van de verdediging klinkt vergezocht. De rechtbank moet echter aan de verdediging toegeven dat volgens een aangeefster de persoon die op de stoel heeft geleund (waarbij het bloedspoor werd veroorzaakt) een gezette persoon was. De rechtbank heeft zelf kunnen waarnemen dat verdachte een alles behalve gezette persoon is. Echter, de vraag of
de verdachte al dan niet zelf in de woning is geweest en zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht voor de diefstal, het geweld en de bedreiging met geweld kan naar het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring in het midden blijven. Immers:
 de verdachte heeft verklaard dat hij betrokken was bij de woningoverval,
 er was sprake van een gezamenlijk vooropgezet plan om de overval te plegen,
 de verdachte heeft voorbereidingen getroffen voor de overval, zoals het stelen van een vluchtauto,
 de verdachte heeft een aanzienlijk aandeel van de buit gekregen, en
 de verdachte heeft zich niet van de handelingen van zijn mededaders gedistantieerd.
Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking dat bij het plegen van de overval sprake is van medeplegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feitelijke handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging aan verdachte kunnen worden toegerekend in de zin van het tezamen en in vereniging plegen
van een strafbaar feit.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting nog het verweer gevoerd dat niet kan worden
bewezen dat bij voornoemde overval een portemonnee met inhoud is weggenomen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zij geen enkele aanleiding ziet
om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] dat haar portemonnee is weggenomen. Nu niet is vereist dat elk bestanddeel van de tenlastelegging dubbel moet worden belegd met bewijsmiddelen, kan ook dit deel van de tenlastelegging worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
03/700005-14
1.
op 4 januari 2014 te Sittard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
een weiland, gelegen aan de [adres 1] (naast perceel [XX]) heeft weggenomen, een
aanhangwagen, toebehorende aan [benadeelde 1] en zich daarbij de toegang tot dat weiland heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het hekwerk van dat weiland te forceren en via de aldus onstane opening die aanhangwagen uit het weiland weg te nemen;
2.
op 9 november 2012, in de gemeente Maasgouw tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verschillende soorten metalen goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3];
3. ( subsidiair)
in de periode van 13 december 2012 tot en met 14 december 2012, in de gemeente Helmond, in elk geval in Nederland, een personenauto voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
op 14 december 2012, in de gemeente Weert, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op parkeerplaats Roevenpeel, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [naam]-Import-Export B.V.) schade was toegebracht;
5.
op 14 december 2012, in de gemeente Weert, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A2, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
03/659142-14
op 26 november 2013 te Wessem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldkistje met als inhoud enig bedrag aan geld en een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2], toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat geldkistje en die portemonnee onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan,
dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- met een breekijzer door het raam van de keukendeur hebben geslagen en
- [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en vervolgens tegen het keukenblok hebben gedrukt en
- genoemde [slachtoffer 1] een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in haar buik hebben gedrukt, en
- op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Ik moet dat geldkistje nu hebben." en "Ik wil nu geld zien. Wij weten dat er geld in een kistje zit." en "Als je me dat kistje niet geeft dan slaan we jou de hersens in en dan steken we je moeder neer." en "Jij zegt mij waar het kistje staat." en "Als je niet zegt waar het kistje staat, sla ik je de hersens in." en "Als je mij die sleutel niet geeft dan sla ik je hersens in." en "Nu moet je mij die sleutel geven." en "We komen nog terug want hier zit nog meer geld.".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/700005-14
Feit 1 primair:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Feit 2:
diefstal.
Feit 3 subsidiair:
schuldheling.
Feit 4:
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 5:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
03/659142-14
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om ter zake van de overtreding: het rijden zonder rijbewijs (feit 5 op de dagvaarding met parketnummer 03/700005-14), aan verdachte vier weken hechtenis op te leggen. Ter zake van de overige door haar bewezen geachte strafbare feiten heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte de maatregel op te leggen van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) en wel voor de duur van twee jaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van zijn hardnekkige drugsverslaving af wil en zijn leven weer op orde wil krijgen. Oplegging van de ISD-maatregel biedt aan de verdachte de mogelijkheid om te worden behandeld met als doel dat hij in de toekomst niet opnieuw in aanraking zal komen met justitie. Bij oplegging van een gevangenisstraf wordt aan verdachte geen behandeling en/of hulpverlening geboden, waardoor de kans groter is
dat hij in de toekomst weer opnieuw met justitie in aanraking zal komen. Daar is noch de verdachte noch de maatschappij bij gebaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij jegens de slachtoffers geweld is gebruikt en is gedreigd met geweld. Met betrekking tot het gebruikte geweld overweegt de rechtbank nog dat het gebruik daarvan op voorhand zeer wel te voorzien was, ook voor verdachte. Wie immers in de nachtelijke uren een woning binnen gaat en daarbij een ruit inslaat moet erop rekenen dat hij met de wakker geworden bewoners wordt geconfronteerd. En dan is gebruik van geweld en/of de dreiging met geweld zeer wel denkbaar. Verdachte, die de plannen kende, moet zich dit hebben gerealiseerd. De rechtbank zal daarom het gebruikte geweld betrekken bij de hoogte van de straf voor verdachte.
Door het plegen van dit feit hebben verdachte en zijn mededaders de persoonlijke levenssfeer van de twee slachtoffers ernstig geschonden en daarmee tevens een grote inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben. De eigen woning is immers bij uitstek een plek is waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen.
Bovendien leiden woningovervallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte en zijn mededaders zijn geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en hebben alleen oog gehad voor hun eigen financieel gewin.
Naast voornoemd feit heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan nog een aantal andere vermogensdelicten, te weten twee diefstallen en een heling en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij had moeten weten dat door zijn toedoen aan een ander schade was toegebracht. Uit het handelen van verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom. Alles wijst erop dat verdachte van het plegen van vermogensmisdrijven een gewoonte heeft gemaakt uit puur financieel gewin.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs. Verdachte heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 1 oktober 2014 betreffende de verdachte blijkt bovendien dat de verdachte in het verleden reeds meermaals is veroordeeld tot vrijheidsstraffen voor het plegen van met name vermogensdelicten. Deze vrijheidsstraffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw diverse strafbare feiten
te plegen. De rechtbank is dan ook, mede gelet op de ernst en de veelvoud van de door de verdachte gepleegde feiten, van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij het bepalen van de hoogte van deze straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de door het LOVS opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor
de duur van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank kan geen ISD-maatregel opleggen, zoals door de raadsvrouw is verzocht, omdat deze uiteindelijk niet door de officier van justitie is gevorderd. Overigens blijkt uit vorenstaande overwegingen ook dat wat de rechtbank betreft een ISD-maatregel in dit geval niet meer aan de orde is.
Nu het onder 5 bewezenverklaarde feit (rijden zonder rijbewijs) een overtreding betreft zal
de rechtbank hiervoor een aparte straf opleggen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend, nu de verdachte in het verleden al drie keer eerder is veroordeeld voor tijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal daarom aan verdachte voor dit
feit een hechtenis voor de duur van vier weken opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.107,41 ter zake van feit 2 (03/700005-14).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 600,- ter zake van het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/659142-14.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 17.515,65 ter zake van het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/659142-14.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen voornoemd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet weersproken door of namens de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de vorderingen van de benadeelde partijen niet heeft betwist, kunnen
deze vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal alle drie de vorderingen hoofdelijk toewijzen, nu is gebleken dat de aan deze vorderingen
ten grondslag liggende en door de rechtbank bewezenverklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd met een ander of anderen.
Om te bevorderen dat de toegekende vorderingen door verdachte worden vergoed, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze.
De rechtbank zal de verdachte ten slotte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 62, 310, 311, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
3 primairten laste gelegde feit, vermeld op de dagvaarding met parketnummer 03/700005-14.
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
5is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;

Straffen

- veroordeelt de verdachte ter zake van feit 5 (03/700005-14) tot
een hechtenis voor
de duur van vier weken;
- veroordeelde de verdachte ter zake van de overige bewezenverklaarde feiten tot
een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging
van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen.
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van
deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
21 dagenhechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres 6], [woonplaats 2] te betalen een bedrag van
€ 600,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2013 tot aan de
dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte
niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen.
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
€ 17.515,65te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2013 tot aan
de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte
niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen.
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
03/700005-14
1.
hij op of omstreeks 04 januari 2014, te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een weiland, gelegen aan de [adres 1] (naast perceel [XX]) heeft weggenomen, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat weiland heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het hekwerk van dat weiland te vernielen, althans te forceren en via de
aldus onstane opening die aanhangwagen uit het weiland weg te nemen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2014, te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een weiland, gelegen aan de [adres 1] (naast perceel [XX]) weg te nemen een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat weiland te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking met dat oogmerk het hekwerk van dat weiland heeft vernield, althans geforceerd en via de aldus onstane opening die aanhangwagen uit het weiland heeft gereden/getrokken, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 9 november 2012, in de gemeente Maasgouw tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (leegstaande) boerderij heeft weggenomen verschillende soorten metalen goederen en/of een boormachine (merk AEG), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2012 tot en met 14 december 2012, in de gemeente Helmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan J.M. van Wetten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2012 tot en met 14 december 2012, in de gemeente Helmond, in elk geval in Nederland, een personenauto heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 14 december 2012, in de gemeente Weert, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op parkeerplaats Roevenpeel, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan
een ander (te weten [naam]-Import-Export B.V.) schade was toegebracht;
5.
hij op of omstreeks 14 december 2012, in de gemeente Weert, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A2, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
03/659142-14
1.
hij op of omstreeks 26 november 2013 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldkistje met als inhoud enig bedrag aan geld en/of een portemonnee inhoudende een identiteitskaart en/of een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldkistje en/of die portemonnee onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan, dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met een breekijzer, in elk geval met een hard voorwerp, door het raam van de keukendeur hebben/heeft geslagen en/of
- deze [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgepakt en (vervolgens) tegen het keukenblok hebben/heeft gedrukt en/of
- genoemde [slachtoffer 1] een mes, in elk geval een scherp voorwerp in haar buik hebben/heeft gedrukt, althans een mes, in elk geval een scherp voorwerp, hebben/heeft getoond en/of
- ( op dreigende toon) tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Ik moet dat geldkistje nu hebben." en/of "Ik wil nu geld zien. Wij weten dat er geld in een kistje zit." en/of "Als je me dat kistje niet geeft dan slaan we jou de hersens in en dan steken we je moeder neer." en/of "Jij zegt mij waar het kistje staat." en/of "Als je niet zegt waar het kistje staat, sla ik je de hersens in." en/of "Als je mij die sleutel niet geeft dan sla ik je hersens in." en/of "Nu moet je mij die sleutel geven." en/of "We komen nog terug want hiet zit nog meer geld.";

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer PL2441/2014001377, van de regiopolitie Limburg Zuid, pag. 4.
2.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met procesverbaalnummer PL2441/2014001377, van de regiopolitie Limburg Zuid, pag. 10 en 11.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer PL2441/2014001377, van de regiopolitie Limburg Zuid, pag. 14 en 15.
4.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige], als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer PL233E/2012108894, van de regiopolitie Limburg Noord.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer PL233E/2012108894, van de regiopolitie Limburg Noord.
6.Het door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer PL233E/2012108894,
7.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer PL233E/2012108894, van de regiopolitie Limburg Noord.
8.Het proces-verbaal van verhoor van de (mede)verdachte [medeverdachte 2], als bijlage gevoegd bij
9.Het door verbalisant [verbalisant 5] op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van relaas, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer PL2611/2012059588, van het Korps Landelijke Politiediensten, pag. 11 t/m 13.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer PL2611/2012059588, van het Korps Landelijke Politiediensten, pag. 23 en
11.Het door verbalisant [verbalisant 1] op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, als
12.Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, als bijlage gevoegd bij het procesdossier
13.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (namens [naam]-Import-Export B.V.), als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer PL2611/2012059588, van het
14.Het door verbalisant [verbalisant 6] op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer PL2611/2012059588, pag. 44.
15.De processen-verbaal van aangifte en van verhoor van benadeelde [slachtoffer 1], als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van de Politie Eenheid Limburg, pag. 12-13 en 17-18.
16.De processen-verbaal van aangifte van benadeelde [slachtoffer 2], als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van de Politie Eenheid Limburg, pag. 20-21 en 25-28.
17.Het door verbalisant [verbalisant 7] op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van de Politie Eenheid Limburg, pag. 32.
18.Het aanvullend rapport naar aanleiding van een DNA-match van het Nederlands Forensisch Instituut, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van
19.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, als bijlage gevoegd bij het procesdossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van de Politie Eenheid Limburg, pag. 104-111.
20.Het proces-verbaal van verhoor van (mede)verdachte [medeverdachte 1], als bijlage gevoegd bij het dossier met proces-verbaalnummer 2013106377, van de Politie Eenheid Limburg, pag. 176-180.