ECLI:NL:RBLIM:2014:9707

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
3559996 CV EXPL 14-11711
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van woning en huurachterstand

Op 11 november 2014 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen Parkstad Bewindvoering B.V. en Wonen Zuid. De eiseres, Parkstad Bewindvoering B.V., trad op als bewindvoerder van een huurder die in huurachterstand verkeerde. De zaak volgde op een eerder verstekvonnis van 15 oktober 2014, waarbij de huurovereenkomst tussen Wonen Zuid en de huurder was ontbonden en Parkstad Bewindvoering q.q. was veroordeeld tot ontruiming van de woning. De ontruiming was aanvankelijk gepland voor 10 november 2014, maar werd uitgesteld tot 19 november 2014 in afwachting van de uitkomst van het kort geding.

In het kort geding vorderde Parkstad Bewindvoering q.q. een verbod op de executie van het verstekvonnis, stellende dat er ten onrechte verstek was verleend. De kantonrechter oordeelde dat Parkstad Bewindvoering q.q. niet had aangetoond dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het eerdere vonnis. De kantonrechter concludeerde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden en dat de huurder niet had voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Bovendien werd gesteld dat de huurder, ondanks zijn financiële situatie, had kunnen anticiperen op de mogelijke gevolgen van het vonnis.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van Parkstad Bewindvoering q.q. af en veroordeelde hen in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 600,00. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om tijdig en adequaat te reageren op juridische procedures en de gevolgen van niet-betaling van huur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer 3559996 CV EXPL 14-11711
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 11 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARKSTAD BEWINDVOERING B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam],
kantoorhoudend te Brunssum,
eiseres,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten,
en
de stichting
WONEN ZUID, h.o.d.n. Wonen Zuid regio Parkstad & Heuvelland,
kantoorhoudend te Heerlen,
gedaagde,
gemachtigde D. van Weersch, werkzaam bij Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders.
Partijen zullen hierna Parkstad Bewindvoering q.q. en Wonen Zuid genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 november 2014,
- de mondelinge behandeling op 7 november 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Bij verstekvonnis van de kantonrechter van 15 oktober 2014, met kenmerk 3212242 / CV EXPL 14-7583, is op vordering van Wonen Zuid – onder meer – de huurovereenkomst tussen Wonen Zuid en de heer [naam] (hierna: [naam]) betreffende de woning met verdere aanhorigheden staande en gelegen te [adres], ontbonden, en is Parkstad Bewindvoering q.q. veroordeeld tot de ontruiming van de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Wonen Zuid binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens is Parkstad Bewindvoering q.q. veroordeeld tot betaling van € 2.212,62 inzake huurachterstand en € 436,54 voor elke maand of gedeelte daarvan vanaf 1 september 2014 zolang de woning niet is ontruimd en ter vrije beschikking is gesteld.
2.2.
Het verstekvonnis is op 27 oktober 2014 betekend aan [naam], waarmee de ontruiming in feite werd aangezegd tegen maandag 10 november 2014. Ter zitting heeft Wonen Zuid medegedeeld dat de ontruiming wordt uitgesteld tot woensdag 19 november 2014, rekening houdend met onderhavige procedure in kort geding, en om [naam], zonodig, de gelegenheid te geven om vrijwillig en zonder verdere kosten de woning te ontruimen.
2.3.
Parkstad Bewindvoering q.q. heeft, gelet op de kosten en in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure in kort geding, (nog) geen verzetdagvaarding uitgebracht.
2.4.
Parkstad Bewindvoering q.q. vordert een verbod de executie van het vonnis te vervolgen c.q. voort te zetten, dan wel schorsing van de executie van het vonnis totdat de bodemrechter in de verzetprocedure heeft geoordeeld, met veroordeling van Wonen Zuid in de kosten van de procedure.
2.5.
Parkstad Bewindvoering q.q. stelt ter onderbouwing van haar vordering voorop dat ten onrechte verstek is verleend. Op de aangezegde dag van de rolzitting – 10 september 2014 – is haar medewerker mevrouw [naam medewerker] (hierna: [naam medewerker]), zo stelt Parkstad Bewindvoering q.q., per abuis naar de verkeerde zaal gestuurd en pas na geruime tijd gewacht te hebben en zich opnieuw bij de bodebalie te hebben gemeld, is zij verwezen naar de juiste zittingzaal. Aldaar heeft zij tegenover de rolrechter mondeling verweer gevoerd onder aanbieding van een regeling. Volgens Parkstad Bewindvoering q.q. heeft de rolrechter [naam medewerker] medegedeeld dat haar voorstel zou worden doorgeleid naar Wonen Zuid. Kennelijk is dit niet gebeurd omdat vervolgens een verstekvonnis is gewezen.
Parkstad Bewindvoering q.q. stelt dat het regelingsvoorstel nog steeds van kracht is, althans dat wordt aangeboden dat [naam] bereid is € 2.500,00 ineens af te lossen op de huurachterstand en dat hij € 50,00 per maand zal afbetalen op de restschulden, onder volledige voldoening van de lopende huur. Gesteld wordt dat [naam] beschikt over een vast inkomen uit Ziektewetuitkering en recht heeft op huurtoeslag en dat de budgetberekening een positief spaarsaldo van € 70,00 per maand laat zien.
Parkstad Bewindvoering q.q. stelt dat er spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde maatregel is.
2.6.
Wonen Zuid stelt dat haar beleid zeer strikt is en dat geen uitzonderingen worden gemaakt. Ook indien Parkstad Bewindvoering q.q. 10 september 2014 kennis had genomen van voornoemd voorstel, dan zou dat, zo stelt Wonen Zuid, niet zijn aanvaard. Wonen Zuid stelt dat voorafgaand aan deze zitting het voorstel nog telefonisch is besproken met [naam medewerker] en ook toen duidelijk is gemaakt dat het te laat was om nog een regeling te treffen.
Wonen Zuid stelt geen vertrouwen in [naam] als huurder te hebben en evenmin in Parkstad Bewindvoering q.q. als bewindvoerder. Wonen Zuid stelt dat het vonnis van 15 oktober 2014 niet heeft geleid tot betaling van de huurachterstand of anderszins. Wonen Zuid stelt dat zij belang heeft het oplopen van de huurachterstand te beperken en neemt eventuele problemen met het verhaal van haar vordering voor lief.
2.7.
[naam] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de ontruiming ernstige gevolgen zal hebben voor hemzelf, maar vooral voor zijn minderjarige kind, waarover hij niet het gezag heeft, dat eenmaal in de veertien dagen een weekend bij hem verblijft.

3.De beoordeling

3.1.
De spoedeisend vloeit voort uit de aard van de zaak.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de kort geding procedure geen verzetprocedure is en dat derhalve het vonnis van 15 oktober 2014 voor hem ingevolge de wet (artikel 438 lid 2 Rv) in beginsel een gegeven is, tenzij Parkstad Bewindvoering q.q. aannemelijk maakt dat dit te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, dan wel aannemelijk maakt dat na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, althans voor [naam], zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag geen sprake is. Hij overweegt daartoe het volgende.
3.4.
Voor zover Parkstad Bewindvoering q.q. heeft willen betogen dat door een fout van de rechtbank jegens [naam medewerker] aan Parkstad Bewindvoering q.q. ten onrechte verstek is verleend, is hij van oordeel dat Parkstad Bewindvoering q.q. deze stelling niet heeft onderbouwd met nadere schriftelijke bewijzen, waar zij stelt over te beschikken. Ook overigens is de kantonrechter bij controle en navraag ter griffie niet gebleken van een dergelijke fout van de rechtbank.
3.5.
Voor zover Parkstad Bewindvoering q.q. heeft willen betogen dat sprake is van een noodtoestand, als hierboven bedoeld, is de kantonrechter van oordeel dat daarvan niet is gebleken en dat dit ook niet aannemelijk is gemaakt. Hij overweegt daartoe het volgende.
3.6.
Vast staat dat de huurovereenkomst door de kantonrechter is ontbonden en onbetwist is dat sinds dat vonnis van 15 oktober 2014 geen betalingen zijn verricht, niet inzake de huurachterstand noch op de vergoeding voor het voortdurend gebruik van de woning. De kantonrechter stelt voorts vast dat niet is gesteld dat sprake is van blijvende betalingsonmacht veroorzaakt door een van buiten komende oorzaak, maar dat betaling is uitgebleven, omdat Parkstad Bewindvoering q.q. met het orde op zaken stellen in de financiële toestand van [naam] wilde wachten, totdat [naam] alleen kon beschikken over de en/of-bankrekening waar zijn uitkering en de huurtoeslag op worden gestort. Het komt naar het oordeel van de kantonrechter, omdat [naam] immers over een vast inkomen uit Ziektewetuitkering en huurtoeslag beschikt, voor rekening en risico van Parkstad Bewindvoering q.q. dat zij de toestemming van de ex-partner heeft afgewacht tot opheffing van de en/of-bankrekening c.q. haar machtiging op die rekening.
3.7.
Op grond van hetgeen door [naam] naar voren is gebracht over zijn persoonlijke situatie en dat van zijn minderjarige kind, neemt de kantonrechter geen noodtoestand aan, omdat immers reeds bij ontvangst van de oorspronkelijke dagvaarding door [naam] voor hem voorzienbaar was dat hij als gevolg van een eventuele toewijzing van de vordering, op korte termijn op zoek zou moeten naar vervangende woonruimte. Het had bovendien op de weg van Parkstad Bewindvoering q.q. gelegen om, zodra zij in het geding werd betrokken, [naam] te wijzen op die mogelijkheid. Parkstad Bewindvoering q.q. en [naam] hebben om hen moverende redenen een ander op zijn beloop gelaten, hetgeen voor eigen rekening en risico komt.
3.8.
Voor zover Parkstad Bewindvoering q.q. ter zitting heeft willen betogen dat de kantonrechter de belangen van partijen dient te wegen, merkt de kantonrechter op dat het toetsingskader van artikel 438 lid 2 Rv geen nadere afweging van belangen van partijen toelaat.
3.9.
Op grond van bovenstaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
3.10.
Parkstad Bewindvoering q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden tot op heden aan de zijde van Wonen Zuid begroot op € 600,00 (salaris gemachtigde).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt Parkstad Bewindvoering q.q. in de kosten van het geding, tot op heden begroot aan de zijde van Wonen Zuid op € 600,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB