ECLI:NL:RBLIM:2014:966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
03/700486-12, 03/830099-13 (ttz.gev.) en 03/830078-13 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, diefstal met geweld en mishandeling in Maastricht

Op 4 februari 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder diefstal in vereniging, diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest. De verdachte is onmiddellijk in vrijheid gesteld, omdat de duur van het voorarrest gelijk was aan de opgelegde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 3 april 2012 een televisie heeft gestolen van [benadeelde partij 1] in diens woning, waarbij geweld is gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte op 10 februari 2012 [benadeelde partij 2] mishandeld en diens bromfiets gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangiften van de slachtoffers in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door psychologen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere werkstraf afgewezen, omdat de verdachte inmiddels was veroordeeld tot een gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700486-12, 03/830099-13 (ttz.gev.) en 03/830078-13 (ttz.gev.)
Parketnummer : 03/510273-09 (tul)
Datum uitspraak : 4 februari 2014 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2014. De zaak is eerder op zitting geweest op 21 september 2012, 14 december 2012,
8 maart 2013, 24 mei 2013, 21 augustus 2013 en 8 november 2013.
De rechtbank heeft op 29 januari 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat - na wijziging van de tenlastelegging - terecht ter zake dat:
Tenlastelegging met parketnummer: 03/700486-12
1.
hij op of omstreeks 3 april 2012 in de gemeente Maastricht tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een televisie (merk LG), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s), die [benadeelde partij 1] meermalen, althans
eenmaal, met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, tegen zijn ribben
heeft/hebben geslagen en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die
[benadeelde partij 1] in het gezicht/tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen en /of
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een ijzeren staaf, althans
een voorwerp, heeft/hebben geslagen in de richting van die [benadeelde partij 1];
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te
weten het [adres], in elk geval op de openbare weg, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (merk
Aprilia, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, die
[benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal, met kracht in het gezicht/tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge
heeft (te weten een afgebroken (voor)tand);
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, het [adres], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [benadeelde partij 2], welk geweld bestond uit het meermalen, althans
eenmaal, met kracht slaan/stompen met tot vuisten gebalde handen, waarbij hij,
verdachte, die [benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht heeft
geslagen, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten
een afgebroken (voor)tand), althans enig lichamelijk letsel voor voornoemde
[benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad;
en
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (merk
Aprilia, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te
weten het [adres], in elk geval op de openbare weg, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
ongeveer 20 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of
een skimuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [benadeelde partij 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 3], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader, voornoemde [benadeelde partij 3] meermalen, althans eenmaal, met
kracht in het gezicht/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, terwijl het feit
zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad (te weten een afgebroken
kies);
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, het [adres], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [benadeelde partij 3], welk geweld bestond uit het meermalen, althans
eenmaal, met kracht met tot vuisten gebalde handen heeft geslagen/gestompt
tegen het hoofd/in het gezicht van voornoemde [benadeelde partij 3], waarbij hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal, met kracht met tot vuisten gebalde
handen heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd/ in het gezicht van voornoemde
[benadeelde partij 3], welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een
afgebroken kies), althans enig lichamelijk letsel, voor voornoemde [benadeelde partij 3] ten
gevolge heeft gehad;
en
hij op of omstreeks 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 20
euro en/of een skimuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
4.
hij op of omstreeks 17 mei 2012 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (ijzeren) baseballknuppel, althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde partij 4] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 4]), met een (ijzeren) baseballknuppel, althans met een hard voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 17 mei 2012 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (ijzeren) baseballknuppel (met kracht) heeft geslagen tegen de schouder van vornoemde [benadeelde partij 5], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 5]), met een (ijzeren) baseballknuppel (met kracht) tegen de schouder heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Tenlastelegging bij gevoegde zaak met parketnummer: 03/830078-13
hij op of omstreeks 29 september 2011, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [benadeelde partij 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 6] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Tenlastelegging bij gevoegde zaak met parketnummer: 03/830099-13
hij op of omstreeks 01 november 2011, in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 7]), meermalen, althans éénmaal, met een (gebalde) vuist tegen/op de bovenarm(en) heeft geslagen en/of hardhandig tegen het bovenlichaam heeft geduwd, waardoor die [benadeelde partij 7] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de in de zaak met parketnummer 03/700486-12 aan verdachte ten laste gelegde feiten 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de camerabeelden. De officier van justitie hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting gedaan over zijn aanwezigheid.
Ten aanzien van de feiten 2 primair en 3 primair verwijst de officier van justitie naar de aangiften van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], alsook naar de verklaring van getuige [getuige 2].
Ten aanzien van feit 3 wijst de officier van justitie erop dat sprake is van diefstal met geweld, aangezien de mishandeling van [benadeelde partij 3] de daaropvolgende diefstal heeft vergemakkelijkt. De officier van justitie acht evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat ter zake van beide feiten sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Evenmin is sprake van eendaadse samenloop tussen de feiten 2 en 3, nu sprake was van twee verschillende wilsbesluiten. De officier van justitie verwijst ten aanzien van de feiten 4 en 5 naar de aangiften en de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] bij de politie. De verklaring van getuige [benadeelde partij 5] bij de rechter-commissaris acht de officier van justitie ongeloofwaardig, evenals de getuigenverklaringen van de familieleden van verdachte.
De officier van justitie is voorts van mening dat de feiten in de zaken met de parketnummers 03/830078-13 en 03/830099-13 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/830078-13 verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij inderdaad met een bromfiets ter plaatse was. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/830099-13 wijst de officier van justitie erop dat ook het hardhandig duwen van het slachtoffer, zoals erkend door verdachte, het letsel kan opleveren zoals bij het slachtoffer is geconstateerd. De officier van justitie verwijst in dit verband tevens naar de foto’s van het letsel van het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient verdachte in de zaak met parketnummer 03/700486-12 te worden vrijgesproken van de feiten 1, 3, 4 en 5.
Ten aanzien van feit 1 betoogt de raadsman dat het aangewende geweld niet dienstig was aan de daaropvolgende diefstal. Het geweld werd enkel toegepast om het slachtoffer schrik aan te jagen en om hem aan te zetten tot het leveren van wiet. Het idee om de televisie weg te nemen ontstond pas later.
De raadsman stelt ten aanzien van feit 2 dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had of dat sprake was van medeplegen. Ten aanzien van feit 3 betoogt de raadsman dat het door verdachte toegepaste geweld niet is aangewend ten behoeve van de diefstal. Verdachte heeft niets te maken met de diefstal van goederen van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2]. De raadsman wijst erop dat de aanvullende verklaring van [benadeelde partij 2] in strijd is met diens aangifte. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van feit 3, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had.
De raadsman stelt ten aanzien van feit 4 dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [benadeelde partij 4] heeft geslagen. Getuige [mededader 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij degene is die met een riem heeft geslagen. Alleen getuige [getuige 3] wijst verdachte aan als degene die het slachtoffer heeft geslagen. Deze verklaring wordt niet door de andere getuigenverklaringen gesteund. Het was een massale vechtpartij. Er was veel verwarring. Ten aanzien van feit 5 betoogt de raadsman dat uit de getuigenverklaringen volgt dat het slachtoffer niet door verdachte is geslagen, maar door de familie [benadeelde partij 4]. Het slachtoffer heeft weliswaar aangifte gedaan, maar kon zich bij de rechter-commissaris niet meer herinneren wat er was gebeurd.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/830099-13. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/830078-13 wijst de raadsman erop dat de Salduz-norm is geschonden. Verdachte was uit anderen hoofde gedetineerd en werd voor een ander feit gehoord, zonder dat hij op zijn consultatierecht werd gewezen. Om deze reden dient de verklaring van verdachte van het bewijs te worden uitgesloten. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken, nu evenmin helder uit het dossier volgt wie de dreigende woorden heeft geroepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Tenlastelegging met parketnummer 03/700486-12 [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 3 april 2012 heeft [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, waarbij geweld is gebruikt. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij op 3 april 2012 omstreeks 22:50 uur samen met [getuige 1], een huisgenoot (de rechtbank begrijpt: [getuige 1]), aanwezig was in zijn woning aan het [adres] te Maastricht. De deur was niet afgesloten en stond op een kier. Op enig moment ging de deur open en kwamen twee jongens binnen. Een van de twee jongens had een ijzeren staaf in zijn handen. Aangever zag dat de jongen met de ijzeren staaf in zijn handen meteen in zijn richting kwam gelopen. Aangever heeft niet gezien wie de twee jongens waren. De twee jongens hebben nadat [benadeelde partij 1] zijn kamer had verlaten, diens tv van het merk LG meegenomen. [2] Bij het verlaten van zijn kamer zag [benadeelde partij 1] nog vanuit zijn ooghoek een andere persoon op de gang staan. [3]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 3 april 2012 aanwezig was op de kamer van [benadeelde partij 1] toen op enig moment de deur van de kamer open ging en twee jongens binnen kwamen. Zij herkende hen als de jongens die vaker bij [G.D.] (de rechtbank begrijpt: [G.D.]) op bezoek kwamen. De jongen die als eerste binnenkwam, hief een ijzeren staaf op en riep op zeer agressieve en dreigende toon richting aangever: “Waar is mijn wiet? Geef mijn wiet terug.” Vervolgens maakte hij een slaande beweging in de richting van aangever. [getuige 1] zag dat aangever van de bank sprong en om de salontafel heen de kamer uitrende. De twee jongens zijn toen achter aangever aangerend en ook [getuige 1] heeft de kamer verlaten. Enige tijd later zag zij dat de jongen, die als tweede de kamer van aangever binnen was gekomen, met de flatscreen-tv van aangever de kamer verliet en snel richting het trappenhuis liep. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond inderdaad in de woning van [benadeelde partij 1] is geweest. Volgens verdachte was hij daar niet om [benadeelde partij 1] te overvallen. Verdachte had voor 200 tot 300 euro aan wiet bij [benadeelde partij 1] gekocht, maar deze had [benadeelde partij 1] niet aan hem geleverd. Verdachte wilde verhaal halen bij [benadeelde partij 1]. [5] Volgens verdachte is hij die avond met [benadeelde partij 1] overeengekomen dat verdachte de televisie van [benadeelde partij 1] mocht meenemen in ruil voor de wiet. Verdachte heeft de televisie vervolgens in het woningcomplex laten staan, omdat hij hem had laten vallen.
De rechtbank overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich op 3 april 2012 in de kamer van [benadeelde partij 1] bevond. De verklaring van verdachte, dat hij kwam om verhaal te halen over de door hem gekochte wiet, sluit aan bij de verklaring van getuige [getuige 1]. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat het om wiet ging. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij vervolgens met [benadeelde partij 1] was overeengekomen dat hij de televisie mocht meenemen in ruil voor de niet geleverde wiet, ongeloofwaardig. Immers uit de uitgelezen camerabeelden en uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat aangever onmiddellijk is opgesprongen en de kamer is uitgerend en dat verdachte en zijn mededaders aangever achterna zijn gerend naar buiten toe. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte daarna met zijn mededaders is teruggegaan naar de kamer van aangever en dat zij toen de tv hebben meegenomen. [6] Bovendien reppen aangever en getuige [getuige 1] niet over een dergelijke afspraak.
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 1], de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij in de woning aanwezig was en de televisie heeft meegenomen – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, de televisie van [benadeelde partij 1] heeft gestolen.
Hoewel verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen ten aanzien van het jegens [benadeelde partij 1] toegepaste geweld, is de rechtbank gezien de inhoud van de aangifte van [benadeelde partij 1] en de verklaring van getuige [getuige 1] van oordeel dat vast staat dat geweld tegen [benadeelde partij 1] is toegepast voordat de diefstal van de televisie plaatsvond. De vraag is of dat geweld bedoeld was om de diefstal gemakkelijker te maken. De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte van plan was zich de wiet onrechtmatig toe te eigenen. Nu om deze reden niet kan worden gesteld dat het toegepaste geweld is aangewend om wiet weg te nemen, kan dus ook niet worden gesteld dat het geweld is toegepast om een substituut daarvoor weg te nemen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte en zijn mededaders geweld hebben toegepast met het oogmerk om de diefstal van de televisie gemakkelijk te maken.
Om deze reden zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het bestanddeel dat bij de diefstal van de televisie geweld is gebruikt.
Ten aanzien van feit 2 primair
Op 23 februari 2012 heeft [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van diefstal met geweld van zijn bromfiets. Op 10 februari 2012 was [benadeelde partij 2] samen met [benadeelde partij 3] en [getuige 2] omstreeks 00:10 uur op het [adres] te Maastricht. [benadeelde partij 2] had zijn rode bromfiets van het merk Aprilia, gekentekend [kenteken], bij zich. [benadeelde partij 2] zag dat er drie jongens bij [benadeelde partij 3] stonden. Deze drie jongens sloegen en trapten [benadeelde partij 3] tegelijk. Zij vroegen hem om geld. [benadeelde partij 3] rende weg. Hierna benaderden [benadeelde partij 2] en [getuige 2] de drie jongens. Een van de jongens sloeg hierop [getuige 2] met een bromfietshelm op zijn hoofd. [benadeelde partij 2] hoorde dat [getuige 2] riep: “[bijnaam verdachte], laat dat”. Vervolgens liepen de drie jongens op [benadeelde partij 2] af. Zonder aanleiding kreeg [benadeelde partij 2] ongeveer vier klappen met een gebalde vuist in zijn gelaat van de jongen die [bijnaam verdachte] werd genoemd. [benadeelde partij 2] had pijn ten gevolge van deze klappen aan zijn neus en mond. [bijnaam verdachte] pakte vervolgens de bromfiets van [benadeelde partij 2] en reed daarmee weg. Als gevolg van de mishandeling is een stuk van de voortand van [benadeelde partij 2] afgebroken. [7]
In een nader verhoor heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat [bijnaam verdachte] de persoon [naam verdachte] betreft, woonachtig in de Hofmeijerstraat te Maastricht. [benadeelde partij 2] heeft hier ten slotte aan toegevoegd dat [mededader] niets heeft gedaan en dat [mededader 2] hem heeft vastgehouden. Hierdoor kon [benadeelde partij 2] zich niet tegen de klappen van verdachte beschermen. Voorts heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat de zenuw van zijn tand dood is. Deze tand dient te worden getrokken. [8]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij op 10 februari 2012 met [getuige 2] richting het ziekenhuis reed, toen zij drie jongens met de bromfiets van [benadeelde partij 2] zag staan in de tunnel bij het Mecc-gebouw. Zij herkende een van deze jongens als verdachte. Zij weet dat zijn bijnaam ‘[bijnaam verdachte]’ luidt. Volgens getuige [getuige 5] heeft zij via Ping uiteindelijk contact met verdachte weten te leggen, waarna zij op 10 februari 2012 de bromfiets van [benadeelde partij 2] bij verdachte thuis heeft opgehaald. De bromfiets was toen zwaar beschadigd. Volgens getuige [getuige 5] heeft verdachte aangeboden de schade te vergoeden. Dit heeft hij echter niet gedaan. [9] Tijdens een volgend verhoor heeft getuige [getuige 5] op een door de politie aan haar getoonde foto verdachte herkend als de haar bekende [naam verdachte]. [10]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat [benadeelde partij 2] hard door de hem bekende ‘[bijnaam verdachte]’ werd geslagen. Hij heeft verklaard dat de andere jongens [benadeelde partij 2] ook geslagen hebben en geschopt hebben. Tijdens het wegrennen zag hij dat ‘[bijnaam verdachte]’ op de brommer sprong van [benadeelde partij 2] en wegreed in de richting van het AZM. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ‘[bijnaam verdachte]’ zijn bijnaam is. [12]
Hoewel getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [benadeelde partij 2] door drie jongens is geslagen, heeft aangever [benadeelde partij 2] expliciet verklaard dat mededader [mededader] niks heeft gedaan. Om deze reden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door hem meermalen in het gezicht dan wel tegen het hoofd te slaan. Gezien de inhoud van de aangifte van [benadeelde partij 2] en de verklaringen van getuige [getuige 5] en [getuige 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bromfiets van [benadeelde partij 2] heeft gestolen en dat het geweld is toegepast met het oogmerk om de bromfiets van [benadeelde partij 2] te stelen. Dat betekent dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, samen met een ander, de bromfiets van [benadeelde partij 2] heeft gestolen, terwijl er voorafgaand aan de diefstal geweld door verdachte tegen [benadeelde partij 2] was gebruikt.
Gelet op het door de aangever benoemde letsel acht de rechtbank niet wettig en overtuigend dat [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feit 3 primair
Op 2 mei 2012 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van straatroof. Hij heeft verklaard dat hij op 10 februari 2012 met [getuige 2] en [benadeelde partij 2] in Heugemerveld in Maastricht was. [benadeelde partij 3] zag daar [mededader 2] (naar de rechtbank begrijpt: [mededader 2] Hermsen), [mededader] (naar de rechtbank begrijpt: [mededader]) en [bijnaam verdachte] uit Oostermaas. Volgens [benadeelde partij 3] vroeg verdachte aan hem of [benadeelde partij 3] wel wist wie hij was en waartoe hij in staat was. Zonder enige aanleiding sloeg verdachte [benadeelde partij 3] vervolgens met een vuist tweemaal op zijn rechterkaak. [benadeelde partij 3] bloedde direct uit zijn mond en had pijn. Door deze klap is een van de kiezen van [benadeelde partij 3] afgebroken. [benadeelde partij 3] is hierop weggerend. [mededader] trok daarna ineens zonder aanleiding geld, circa 20 euro, uit de zak van [benadeelde partij 3]. [mededader 2] heeft de skimuts van [benadeelde partij 3] afgepakt.
[benadeelde partij 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat drie jongens bij [benadeelde partij 3] stonden. Deze drie jongens sloegen en trapten [benadeelde partij 3] tegelijk. Zij vroegen hem om geld. [benadeelde partij 3] rende weg.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de hem bekende [bijnaam verdachte], die in Oostermaas woont, naar [benadeelde partij 3] toeliep en hem uit het niets een paar keer met zijn vuisten in het gezicht sloeg. [bijnaam verdachte] riep hierbij tegen [benadeelde partij 3]: “Je weet toch dat ik [bijnaam verdachte] ben”. [benadeelde partij 3] heeft op een gegeven moment kunnen vluchten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ‘[bijnaam verdachte]’ zijn bijnaam is.
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 3] en de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [getuige 2] staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [benadeelde partij 3] meermalen heeft geslagen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het slaan van [benadeelde partij 3] door verdachte erop was gericht om geld van [benadeelde partij 2] of een skimuts van [benadeelde partij 3] weg te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, nu uit de uitroep van verdachte “Je weet toch dat ik [bijnaam verdachte] ben” dan wel “Weet je wel wie ik ben?” geen oogmerk op diefstal van goederen van [benadeelde partij 2] dan wel [benadeelde partij 3] kan worden afgeleid op het moment dat verdachte geweld gebruikte tegen [benadeelde partij 3].
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Hoewel getuige [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat de drie de jongens aangever [benadeelde partij 3] hebben geslagen, hebben zowel aangever [benadeelde partij 3] als getuige [getuige 2] verklaard dat alleen verdachte [benadeelde partij 3] heeft geslagen.
Daarnaast blijkt uit niets dat verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen van enige goederen van [benadeelde partij 3] door anderen. Om deze reden acht de rechtbank de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdacht van deze feiten dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Op 18 mei 2012 heeft [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van (poging tot) zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 17 mei 2012 op een communiefeest was in trefcentrum Edison te Maastricht. Er vond buiten een grote vechtpartij plaats met Turken en Marokkanen die niets met het feest te maken hadden. Volgens [benadeelde partij 4] gingen feestvierders naar buiten om hun kinderen binnen te halen. [benadeelde partij 4] voelde op enig moment dat iemand met een voorwerp hard tegen de achterkant van zijn hoofd sloeg. Hij heeft niet gezien wie hem heeft geraakt of waarmee hij is geraakt. Hij heeft gehoord dat hij met een riem is geslagen. [benadeelde partij 4] heeft hierdoor een hoofdwond opgelopen.
Ook [benadeelde partij 5] heeft op 18 mei 2012 aangifte gedaan van (poging tot) zware mishandeling. [benadeelde partij 5] bevond zich eveneens in het trefcentrum Edison te Maastricht. Buiten zag hij dat ‘[bijnaam verdachte]’ bakstenen in zijn handen vasthield en dat [mededader 3] een knuppel vasthield. Met ‘[bijnaam verdachte]’ bedoelde [benadeelde partij 5] een zekere [O.] van de [adres]. [benadeelde partij 5] heeft verklaard dat hij de bakstenen uit handen van ‘[bijnaam verdachte]’ heeft getrokken en deze heeft weggelegd. Hij zag dat ‘[bijnaam verdachte]’ een baseballknuppel in zijn hand hield en hiermee met kracht uithaalde richting zijn linkerschouder. [benadeelde partij 5] voelde dat hij geraakt werd op zijn linkerschouder. Dit deed veel pijn.
Er zijn ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten zowel door de politie als door de rechter-commissaris verschillende getuigen gehoord. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat op de avond van 17 mei 2012 een grote vechtpartij nabij het trefcentrum Edison heeft plaatsgevonden, die in chaos is ontaard. De verklaringen van de verschillende getuigen lopen vervolgens sterk uiteen.
Alleen getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [benadeelde partij 4] eerst met een knuppel en vervolgens met een riem heeft geslagen. Door de vader, moeder en halfbroers van verdachte wordt weersproken dat verdachte met een knuppel of riem heeft geslagen. [mededader 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij degene is geweest die met een riem een lid van de familie [benadeelde partij 4] heeft geslagen. Andere getuigen hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte iemand met een knuppel of riem heeft geslagen. Aangever [benadeelde partij 5] heeft bij de rechter-commissaris zelfs verklaard dat hij zich niet kon herinneren dat hij op dat feest was geslagen. Hij was straalbezopen. Bovendien heeft hij verklaard dat hij geen ‘[bijnaam verdachte]’ of [O.] kent.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld door wie de aangevers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] zijn geslagen. Om deze reden acht de rechtbank de onder 4 en 5 aan verdachte ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen.
Tenlastelegging met parketnummer 03/830078-13
Op 29 september 2011 heeft [benadeelde partij 6] aangifte gedaan ter zake bedreiging. [benadeelde partij 6] heeft verklaard dat er twee jongens met een scooter bij zijn schutting waren gestopt. Zij stonden tegen zijn schutting te plassen. Toen [benadeelde partij 6] de jongens hier op aansprak, hoorde hij dat de jongens om beurten zeiden: “Ik maak je af”. Ook de echtgenote van [benadeelde partij 6] en diens stiefdochter hebben verklaard dat deze woorden tegen [benadeelde partij 6] werden geroepen.
Verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Volgens de raadsman was verdachte aangehouden voor een ander feit en zat hij tijdens zijn politieverhoor uit anderen hoofde gedetineerd. De officier van justitie heeft dit niet weersproken. Gelet op deze omstandigheid overweegt de rechtbank dat de Salduz-norm is geschonden, nu verdachte niet op zijn consultatierecht is gewezen. Om deze reden zal de verklaring van verdachte bij de politie van het bewijs worden uitgesloten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ter plaatse was, maar dat er enkel een woordenwisseling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat er weliswaar voldoende wettig bewijs voorhanden is, maar dat zij niet de overtuiging heeft dat onderhavig feit is gepleegd zoals aan verdachte is ten laste gelegd. Om deze reden zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Tenlastelegging met parketnummer 03/830099-13 [13]
Op 3 november 2011 heeft [benadeelde partij 7] aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door verdachte. [benadeelde partij 7] heeft verklaard dat verdachte haar op 1 november 2011 met zijn rechtervuist tegen haar linker- en rechterarm heeft geslagen. Volgens [benadeelde partij 7] heeft verdachte haar zeker vier- of vijfmaal tegen de bovenzijde van haar armen geraakt. [benadeelde partij 7] heeft verklaard dat dit pijn deed. Verbalisant [naam verbalisant] heeft bij het opnemen van de aangifte waargenomen dat [benadeelde partij 7] bloeduitstortingen op beide armen had. [14] In het procesdossier bevinden zich foto’s van het letsel van [benadeelde partij 7]. [15]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [benadeelde partij 7] niet heeft geslagen, maar dat hij haar wel meermalen hardhandig heeft geduwd tegen haar bovenlichaam. [16]
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 7], de waarneming van de verbalisant, de foto’s van het letsel en de verklaring van verdachte bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onderhavig feit heeft gepleegd, en wel op die manier dat verdachte [benadeelde partij 7] meermalen met een vuist heeft geslagen op haar bovenarmen en/of hardhandig tegen het bovenlichaam heeft geduwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Tenlastelegging met parketnummer: 03/700486-12
1.
op 3 april 2012 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een televisie (merk LG),
toebehorende aan [benadeelde partij 1];
2. primair
op 10 februari 2012 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten het [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Aprilia, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde partij 2], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [benadeelde partij 2] meermalen met kracht in het gezicht/tegen het hoofd heeft geslagen;
Tenlastelegging bij gevoegde zaak met parketnummer: 03/830099-13
op 1 november 2011, in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 7]) meermalen met een vuist tegen/op de bovenarmen heeft geslagen en/of hardhandig tegen het bovenlichaam heeft geduwd, waardoor die [benadeelde partij 7] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de volgende strafbare misdrijven:
T.a.v. 03/700486-12 feit 1:
diefstal in vereniging
T.a.v. 03/700486-12 feit 2 primair:
diefstal met geweld in vereniging
T.a.v. 03/830099-13:
mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Psychiater [naam psychiater] heeft omtrent de geestvermogens van verdachte op 24 oktober 2012 een rapport uitgebracht. In deze rapportage concludeert [naam psychiater] dat verdachte lijdt en ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten leed aan zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling met antisociale c.q. onrijpe trekken en misbruik van alcohol. Persoonlijkheidskenmerken als emotie- en agressieregulatieproblemen, prikkelhonger, gebrek aan berouw en empathie en een gebrekkige beheersing van het gedrag zijn van invloed geweest op zijn gedragskeuzes c.q. gedragingen. Ten gevolge van de zwakbegaafdheid was betrokkene minder goed in staat om de consequenties van zijn handelen te overzien. [naam psychiater] adviseert om betrokkene (voor zover nog van belang) voor feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 03/700486-12
verminderd toerekeningsvatbaarte achten. Ten aanzien van feit 1 kan volgens [naam psychiater] geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
GZ-psycholoog [naam psycholoog] heeft omtrent de geestvermogens van verdachte op 5 november 2012 een rapport uitgebracht. In deze rapportage concludeert [naam psycholoog] dat verdachte lijdt en ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en aan een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. Mogelijk is er bovendien misbruik van alcohol. Ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde
geweldsdelictenoverweegt [naam psycholoog] dat verdachte verminderd in staat is complexe sociale interacties te overzien en de gevolgen van zijn handelen te overzien. Vanwege de gebrekkig ontwikkelde autonomie en identiteit lijkt er sprake te zijn van afgrenzingsproblemen. Betrokkene overschreeuwt als het ware zijn kwetsbare zelfgevoel met een pseudo-macho identiteit en pro-criminele opvattingen waarin agressief gedrag past. Voortvloeiend uit de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis is sprake van impulsiviteit en gebrekkige gewetensfuncties. Betrokkene werd significant beïnvloed in zijn denken, doen en handelen door de opeenstapeling van beschreven problematiek. Ten aanzien van de geweldsdelicten adviseert [naam psycholoog] om verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Het verband tussen de ten laste gelegde
diefstallenen stoornis is volgens [naam psycholoog] niet duidelijk geworden. Het is ten aanzien van deze feiten niet duidelijk geworden in welke mate de stoornis van verdachte diens gedragskeuzes en gedragingen heeft beïnvloed. Er kan derhalve geen advies worden gegeven aangaande toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusies en de gronden waarop zij gegeven zijn en neemt deze over. De rechtbank volgt het advies van de deskundigen en zal verdachte voor de genoemde feiten verminderd toerekeningsvatbaar achten. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Zij acht het noodzakelijk dat verdachte een klinische behandeling zal ondergaan. Nu verdachte onvoldoende kenbaar heeft gemaakt dat hij bereid is om mee te werken aan een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, dan wel in het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden, acht de officier van justitie de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege de enige resterende mogelijkheid. Aan alle voorwaarden voor oplegging van deze maatregel is voldaan. Er is bovendien sprake van een hoog recidivegevaar, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen conform de duur van zijn voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke straf, met oplegging van reclasseringstoezicht en een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dient ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde te worden verbonden. Voorts acht de raadsman oplegging van de maatregel van hulp en steun door de reclassering passend. Volgens de raadsman is verdachte bereid om zijn medewerking aan de reclassering te verlenen. Er is onvoldoende gebleken dat verdachte in het verleden geen medewerking heeft verleend aan een door hem te volgen ambulante behandeling. Subsidiair heeft de raadsman betoogd een straf aan verdachte op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De raadsman heeft aangevoerd om, indien de rechtbank dit nodig acht, het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde een rapport te doen opstellen omtrent de oplegging hiervan. Verdachte is eveneens bereid om hieraan zijn medewerking te verlenen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een diefstal in vereniging gepleegd, een diefstal met geweld in vereniging en een mishandeling. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om de televisie van het slachtoffer [benadeelde partij 1] te stelen, toen dit slachtoffer diens eigen woning is uitgerend, nadat er daar geweld tegen hem was gebruikt.
Als uitgangspunt bij het bepalen van de straf voor de door de verdachte gepleegde misdrijven zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Ter zake de door verdachte gepleegde diefstal in vereniging van [benadeelde partij 1] hanteert de rechtbank het oriëntatiepunt ter zake van insluiping in een woning. Gelet hierop geldt als vertrekpunt oplegging van een gevangenisstraf van 2 maanden Maar ten nadele van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte en zijn mededaders voorafgaand aan deze diefstal het slachtoffer door geweld zijn huis hebben uitgejaagd.
Ter zake de door verdachte gepleegde diefstal met geweld in vereniging van [benadeelde partij 2] hanteert de rechtbank het oriëntatiepunt ter zake van een straatroof, met licht geweld of verbale bedreiging. Gelet hierop geldt als vertrekpunt oplegging van een gevangenisstraf van 6 maanden, uitgaande van de categorie waarin recidive nog geen rol speelt. Bij de categorieën ‘recidive’ en ‘frequente recidive’ geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 8 tot 10 maanden.
De rechtbank houdt er bij de strafbepaling ten nadele van verdachte rekening mee dat verdachte eerder frequent in aanraking met politie en justitie is gekomen ter zake van geweldsdelicten en bovenstaande feiten tijdens een proeftijd heeft gepleegd. Om die reden ook acht de rechtbank een geldboete voor de mishandeling van [benadeelde partij 7] niet op zijn plaats.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor feit 2.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, een passende straf is voor verdachte. Gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest brengt dit mee dat verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld. De rechtbank zal dan ook de opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden bevelen.
De door de rechtbank op te leggen straf brengt mee dat de ter terechtzitting gevoerde discussie over een eventueel op te leggen terbeschikkingstelling van verdachte niet meer aan de orde is. De rechtbank gaat ervan uit dat het, conform het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank d.d. 28 september 2010 en de daarop volgende beslissing van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 20 juni 2011, nog steeds mogelijk is om verdachte ambulant te laten behandelen tijdens de verlengde proeftijd van voornoemd vonnis.

8.De benadeelde partijen

8.1
[benadeelde partij 1]
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 591,68 ter zake van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700486-12.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte dient hoofdelijk te worden veroordeeld.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verzochte vergoeding van de televisie onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de waarde van deze televisie in redelijkheid vast te stellen.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks de door hem opgevoerde materiële schade onder de posten ‘Excura apotheek’ is toegebracht. Immers, verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde geweld. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting wel is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks de door hem opgevoerde materiële schade onder de post ‘televisie’ is toegebracht. Dit deel van de vordering van de benadeelde partij is door de verdediging onvoldoende betwist. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank ook niet onbillijk en ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van
€ 550,00. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.2
[benadeelde partij 2]
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 1.770,70 ter zake van feit 2 in de zaak met parketnummer 03/700486-12.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte dient hoofdelijk te worden veroordeeld.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de causaliteit tussen de door benadeelde partij opgevoerde materiële kosten en het feit betwist. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat ‘kosten in de toekomst’ niet zijn aan te merken als schade die is veroorzaakt door het feit. Bovendien is sprake van een dubbeltelling.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake van tandartskosten en gebitsbehandeling (door benadeelde begroot op in totaal € 1.020,60) dermate ingewikkeld, dat een berekening van de omvang van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, reden waarom de rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] door het hiervoor onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 350,00.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde [benadeelde partij 2] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 350,00, onder vermeerdering met de wettelijke rente. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.3
[benadeelde partij 3]
8.3.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 357,00 ter zake van feit 3 in de zaak met parketnummer 03/700486-12.
8.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte dient hoofdelijk te worden veroordeeld.
8.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit, omdat hij heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3. Subsidiair heeft de raadsman zich niet verzet tegen toewijzing van de immateriële schadevergoeding. De materiële schadeposten ‘muts’ en ‘20 euro’ dienen te worden afgewezen.
8.3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03/700486-12 onder feit 3 aan hem ten laste gelegde.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een werkstraf voor de duur van veertig uren, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank te Maastricht d.d. 1 juni 2011, gewezen onder parketnummer 03/510273-09. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering af te wijzen, nu zij de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft gevorderd.
De verdediging heeft geen standpunt geformuleerd ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan, zoals oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de in de zaak met parketnummer 03/700486-12 onder feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair, feit 5 primair, feit 5 subsidiair
tenlastegelegde feiten en van het in de zaak met parketnummer 03/830078-13 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige in de vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige in de vordering
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], voornoemd bedrag en de rente te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Vordering tot tenuitvoerlegging (03/510273-09)
- gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten
een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis,
ten uitvoer zal worden gelegd;
Opheffing voorlopige hechtenis
-
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. P.H.M. Kuster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Coenegracht-Bakker, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2014.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummers: 03/700486-12, 03/830099-13 (ttz.gev.), 03/830078-13 (ttz.gev.) en 03/510273-09 (tul)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van
4 februari 2014 (bij vervroeging)in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman: mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2012037645 d.d. 18 augustus 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 4 april 2012, pagina 52 en 53.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 10 april 2012, pagina 56 en 57.
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 6 mei 2012, bladzijde 64 – 66.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2014.
6.Stam proces-verbaal van de verbalisant [naam verbalisant 2] d.d. 11 november 2012, pagina 2.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 februari 2012, p. 82 en 83.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 2 mei 2012, p. 86 en 87.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 februari 2012, p. 91 – 92.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 mei 2012, p. 94.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 mei 2012, p. 98 – 99.
12.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2014.
13.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2011130721 d.d. 1 december 2011 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2011, zonder doornummering.
15.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2011, zonder doornummering.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 november 2011, zonder doornummering.