4.3Het oordeel van de rechtbank
Tenlastelegging met parketnummer 03/700486-12
Ten aanzien van feit 1
Op 3 april 2012 heeft [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, waarbij geweld is gebruikt. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij op 3 april 2012 omstreeks 22:50 uur samen met [getuige 1], een huisgenoot (de rechtbank begrijpt: [getuige 1]), aanwezig was in zijn woning aan het [adres] te Maastricht. De deur was niet afgesloten en stond op een kier. Op enig moment ging de deur open en kwamen twee jongens binnen. Een van de twee jongens had een ijzeren staaf in zijn handen. Aangever zag dat de jongen met de ijzeren staaf in zijn handen meteen in zijn richting kwam gelopen. Aangever heeft niet gezien wie de twee jongens waren. De twee jongens hebben nadat [benadeelde partij 1] zijn kamer had verlaten, diens tv van het merk LG meegenomen.Bij het verlaten van zijn kamer zag [benadeelde partij 1] nog vanuit zijn ooghoek een andere persoon op de gang staan.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 3 april 2012 aanwezig was op de kamer van [benadeelde partij 1] toen op enig moment de deur van de kamer open ging en twee jongens binnen kwamen. Zij herkende hen als de jongens die vaker bij [G.D.] (de rechtbank begrijpt: [G.D.]) op bezoek kwamen. De jongen die als eerste binnenkwam, hief een ijzeren staaf op en riep op zeer agressieve en dreigende toon richting aangever: “Waar is mijn wiet? Geef mijn wiet terug.” Vervolgens maakte hij een slaande beweging in de richting van aangever. [getuige 1] zag dat aangever van de bank sprong en om de salontafel heen de kamer uitrende. De twee jongens zijn toen achter aangever aangerend en ook [getuige 1] heeft de kamer verlaten. Enige tijd later zag zij dat de jongen, die als tweede de kamer van aangever binnen was gekomen, met de flatscreen-tv van aangever de kamer verliet en snel richting het trappenhuis liep.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond inderdaad in de woning van [benadeelde partij 1] is geweest. Volgens verdachte was hij daar niet om [benadeelde partij 1] te overvallen. Verdachte had voor 200 tot 300 euro aan wiet bij [benadeelde partij 1] gekocht, maar deze had [benadeelde partij 1] niet aan hem geleverd. Verdachte wilde verhaal halen bij [benadeelde partij 1].Volgens verdachte is hij die avond met [benadeelde partij 1] overeengekomen dat verdachte de televisie van [benadeelde partij 1] mocht meenemen in ruil voor de wiet. Verdachte heeft de televisie vervolgens in het woningcomplex laten staan, omdat hij hem had laten vallen.
De rechtbank overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich op 3 april 2012 in de kamer van [benadeelde partij 1] bevond. De verklaring van verdachte, dat hij kwam om verhaal te halen over de door hem gekochte wiet, sluit aan bij de verklaring van getuige [getuige 1]. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat het om wiet ging. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij vervolgens met [benadeelde partij 1] was overeengekomen dat hij de televisie mocht meenemen in ruil voor de niet geleverde wiet, ongeloofwaardig. Immers uit de uitgelezen camerabeelden en uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat aangever onmiddellijk is opgesprongen en de kamer is uitgerend en dat verdachte en zijn mededaders aangever achterna zijn gerend naar buiten toe. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte daarna met zijn mededaders is teruggegaan naar de kamer van aangever en dat zij toen de tv hebben meegenomen.Bovendien reppen aangever en getuige [getuige 1] niet over een dergelijke afspraak.
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 1], de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij in de woning aanwezig was en de televisie heeft meegenomen – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, de televisie van [benadeelde partij 1] heeft gestolen.
Hoewel verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen ten aanzien van het jegens [benadeelde partij 1] toegepaste geweld, is de rechtbank gezien de inhoud van de aangifte van [benadeelde partij 1] en de verklaring van getuige [getuige 1] van oordeel dat vast staat dat geweld tegen [benadeelde partij 1] is toegepast voordat de diefstal van de televisie plaatsvond. De vraag is of dat geweld bedoeld was om de diefstal gemakkelijker te maken. De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte van plan was zich de wiet onrechtmatig toe te eigenen. Nu om deze reden niet kan worden gesteld dat het toegepaste geweld is aangewend om wiet weg te nemen, kan dus ook niet worden gesteld dat het geweld is toegepast om een substituut daarvoor weg te nemen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte en zijn mededaders geweld hebben toegepast met het oogmerk om de diefstal van de televisie gemakkelijk te maken.
Om deze reden zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het bestanddeel dat bij de diefstal van de televisie geweld is gebruikt.
Ten aanzien van feit 2 primair
Op 23 februari 2012 heeft [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van diefstal met geweld van zijn bromfiets. Op 10 februari 2012 was [benadeelde partij 2] samen met [benadeelde partij 3] en [getuige 2] omstreeks 00:10 uur op het [adres] te Maastricht. [benadeelde partij 2] had zijn rode bromfiets van het merk Aprilia, gekentekend [kenteken], bij zich. [benadeelde partij 2] zag dat er drie jongens bij [benadeelde partij 3] stonden. Deze drie jongens sloegen en trapten [benadeelde partij 3] tegelijk. Zij vroegen hem om geld. [benadeelde partij 3] rende weg. Hierna benaderden [benadeelde partij 2] en [getuige 2] de drie jongens. Een van de jongens sloeg hierop [getuige 2] met een bromfietshelm op zijn hoofd. [benadeelde partij 2] hoorde dat [getuige 2] riep: “[bijnaam verdachte], laat dat”. Vervolgens liepen de drie jongens op [benadeelde partij 2] af. Zonder aanleiding kreeg [benadeelde partij 2] ongeveer vier klappen met een gebalde vuist in zijn gelaat van de jongen die [bijnaam verdachte] werd genoemd. [benadeelde partij 2] had pijn ten gevolge van deze klappen aan zijn neus en mond. [bijnaam verdachte] pakte vervolgens de bromfiets van [benadeelde partij 2] en reed daarmee weg. Als gevolg van de mishandeling is een stuk van de voortand van [benadeelde partij 2] afgebroken.
In een nader verhoor heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat [bijnaam verdachte] de persoon [naam verdachte] betreft, woonachtig in de Hofmeijerstraat te Maastricht. [benadeelde partij 2] heeft hier ten slotte aan toegevoegd dat [mededader] niets heeft gedaan en dat [mededader 2] hem heeft vastgehouden. Hierdoor kon [benadeelde partij 2] zich niet tegen de klappen van verdachte beschermen. Voorts heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat de zenuw van zijn tand dood is. Deze tand dient te worden getrokken.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij op 10 februari 2012 met [getuige 2] richting het ziekenhuis reed, toen zij drie jongens met de bromfiets van [benadeelde partij 2] zag staan in de tunnel bij het Mecc-gebouw. Zij herkende een van deze jongens als verdachte. Zij weet dat zijn bijnaam ‘[bijnaam verdachte]’ luidt. Volgens getuige [getuige 5] heeft zij via Ping uiteindelijk contact met verdachte weten te leggen, waarna zij op 10 februari 2012 de bromfiets van [benadeelde partij 2] bij verdachte thuis heeft opgehaald. De bromfiets was toen zwaar beschadigd. Volgens getuige [getuige 5] heeft verdachte aangeboden de schade te vergoeden. Dit heeft hij echter niet gedaan.Tijdens een volgend verhoor heeft getuige [getuige 5] op een door de politie aan haar getoonde foto verdachte herkend als de haar bekende [naam verdachte].
Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat [benadeelde partij 2] hard door de hem bekende ‘[bijnaam verdachte]’ werd geslagen. Hij heeft verklaard dat de andere jongens [benadeelde partij 2] ook geslagen hebben en geschopt hebben. Tijdens het wegrennen zag hij dat ‘[bijnaam verdachte]’ op de brommer sprong van [benadeelde partij 2] en wegreed in de richting van het AZM.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ‘[bijnaam verdachte]’ zijn bijnaam is.
Hoewel getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [benadeelde partij 2] door drie jongens is geslagen, heeft aangever [benadeelde partij 2] expliciet verklaard dat mededader [mededader] niks heeft gedaan. Om deze reden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door hem meermalen in het gezicht dan wel tegen het hoofd te slaan. Gezien de inhoud van de aangifte van [benadeelde partij 2] en de verklaringen van getuige [getuige 5] en [getuige 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bromfiets van [benadeelde partij 2] heeft gestolen en dat het geweld is toegepast met het oogmerk om de bromfiets van [benadeelde partij 2] te stelen. Dat betekent dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, samen met een ander, de bromfiets van [benadeelde partij 2] heeft gestolen, terwijl er voorafgaand aan de diefstal geweld door verdachte tegen [benadeelde partij 2] was gebruikt.
Gelet op het door de aangever benoemde letsel acht de rechtbank niet wettig en overtuigend dat [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feit 3 primair
Op 2 mei 2012 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van straatroof. Hij heeft verklaard dat hij op 10 februari 2012 met [getuige 2] en [benadeelde partij 2] in Heugemerveld in Maastricht was. [benadeelde partij 3] zag daar [mededader 2] (naar de rechtbank begrijpt: [mededader 2] Hermsen), [mededader] (naar de rechtbank begrijpt: [mededader]) en [bijnaam verdachte] uit Oostermaas. Volgens [benadeelde partij 3] vroeg verdachte aan hem of [benadeelde partij 3] wel wist wie hij was en waartoe hij in staat was. Zonder enige aanleiding sloeg verdachte [benadeelde partij 3] vervolgens met een vuist tweemaal op zijn rechterkaak. [benadeelde partij 3] bloedde direct uit zijn mond en had pijn. Door deze klap is een van de kiezen van [benadeelde partij 3] afgebroken. [benadeelde partij 3] is hierop weggerend. [mededader] trok daarna ineens zonder aanleiding geld, circa 20 euro, uit de zak van [benadeelde partij 3]. [mededader 2] heeft de skimuts van [benadeelde partij 3] afgepakt.
[benadeelde partij 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat drie jongens bij [benadeelde partij 3] stonden. Deze drie jongens sloegen en trapten [benadeelde partij 3] tegelijk. Zij vroegen hem om geld. [benadeelde partij 3] rende weg.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de hem bekende [bijnaam verdachte], die in Oostermaas woont, naar [benadeelde partij 3] toeliep en hem uit het niets een paar keer met zijn vuisten in het gezicht sloeg. [bijnaam verdachte] riep hierbij tegen [benadeelde partij 3]: “Je weet toch dat ik [bijnaam verdachte] ben”. [benadeelde partij 3] heeft op een gegeven moment kunnen vluchten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ‘[bijnaam verdachte]’ zijn bijnaam is.
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 3] en de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [getuige 2] staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [benadeelde partij 3] meermalen heeft geslagen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het slaan van [benadeelde partij 3] door verdachte erop was gericht om geld van [benadeelde partij 2] of een skimuts van [benadeelde partij 3] weg te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, nu uit de uitroep van verdachte “Je weet toch dat ik [bijnaam verdachte] ben” dan wel “Weet je wel wie ik ben?” geen oogmerk op diefstal van goederen van [benadeelde partij 2] dan wel [benadeelde partij 3] kan worden afgeleid op het moment dat verdachte geweld gebruikte tegen [benadeelde partij 3].
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Hoewel getuige [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat de drie de jongens aangever [benadeelde partij 3] hebben geslagen, hebben zowel aangever [benadeelde partij 3] als getuige [getuige 2] verklaard dat alleen verdachte [benadeelde partij 3] heeft geslagen.
Daarnaast blijkt uit niets dat verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen van enige goederen van [benadeelde partij 3] door anderen. Om deze reden acht de rechtbank de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdacht van deze feiten dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Op 18 mei 2012 heeft [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van (poging tot) zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 17 mei 2012 op een communiefeest was in trefcentrum Edison te Maastricht. Er vond buiten een grote vechtpartij plaats met Turken en Marokkanen die niets met het feest te maken hadden. Volgens [benadeelde partij 4] gingen feestvierders naar buiten om hun kinderen binnen te halen. [benadeelde partij 4] voelde op enig moment dat iemand met een voorwerp hard tegen de achterkant van zijn hoofd sloeg. Hij heeft niet gezien wie hem heeft geraakt of waarmee hij is geraakt. Hij heeft gehoord dat hij met een riem is geslagen. [benadeelde partij 4] heeft hierdoor een hoofdwond opgelopen.
Ook [benadeelde partij 5] heeft op 18 mei 2012 aangifte gedaan van (poging tot) zware mishandeling. [benadeelde partij 5] bevond zich eveneens in het trefcentrum Edison te Maastricht. Buiten zag hij dat ‘[bijnaam verdachte]’ bakstenen in zijn handen vasthield en dat [mededader 3] een knuppel vasthield. Met ‘[bijnaam verdachte]’ bedoelde [benadeelde partij 5] een zekere [O.] van de [adres]. [benadeelde partij 5] heeft verklaard dat hij de bakstenen uit handen van ‘[bijnaam verdachte]’ heeft getrokken en deze heeft weggelegd. Hij zag dat ‘[bijnaam verdachte]’ een baseballknuppel in zijn hand hield en hiermee met kracht uithaalde richting zijn linkerschouder. [benadeelde partij 5] voelde dat hij geraakt werd op zijn linkerschouder. Dit deed veel pijn.
Er zijn ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten zowel door de politie als door de rechter-commissaris verschillende getuigen gehoord. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat op de avond van 17 mei 2012 een grote vechtpartij nabij het trefcentrum Edison heeft plaatsgevonden, die in chaos is ontaard. De verklaringen van de verschillende getuigen lopen vervolgens sterk uiteen.
Alleen getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [benadeelde partij 4] eerst met een knuppel en vervolgens met een riem heeft geslagen. Door de vader, moeder en halfbroers van verdachte wordt weersproken dat verdachte met een knuppel of riem heeft geslagen. [mededader 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij degene is geweest die met een riem een lid van de familie [benadeelde partij 4] heeft geslagen. Andere getuigen hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte iemand met een knuppel of riem heeft geslagen. Aangever [benadeelde partij 5] heeft bij de rechter-commissaris zelfs verklaard dat hij zich niet kon herinneren dat hij op dat feest was geslagen. Hij was straalbezopen. Bovendien heeft hij verklaard dat hij geen ‘[bijnaam verdachte]’ of [O.] kent.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld door wie de aangevers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] zijn geslagen. Om deze reden acht de rechtbank de onder 4 en 5 aan verdachte ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen.
Tenlastelegging met parketnummer 03/830078-13
Op 29 september 2011 heeft [benadeelde partij 6] aangifte gedaan ter zake bedreiging. [benadeelde partij 6] heeft verklaard dat er twee jongens met een scooter bij zijn schutting waren gestopt. Zij stonden tegen zijn schutting te plassen. Toen [benadeelde partij 6] de jongens hier op aansprak, hoorde hij dat de jongens om beurten zeiden: “Ik maak je af”. Ook de echtgenote van [benadeelde partij 6] en diens stiefdochter hebben verklaard dat deze woorden tegen [benadeelde partij 6] werden geroepen.
Verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Volgens de raadsman was verdachte aangehouden voor een ander feit en zat hij tijdens zijn politieverhoor uit anderen hoofde gedetineerd. De officier van justitie heeft dit niet weersproken. Gelet op deze omstandigheid overweegt de rechtbank dat de Salduz-norm is geschonden, nu verdachte niet op zijn consultatierecht is gewezen. Om deze reden zal de verklaring van verdachte bij de politie van het bewijs worden uitgesloten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ter plaatse was, maar dat er enkel een woordenwisseling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat er weliswaar voldoende wettig bewijs voorhanden is, maar dat zij niet de overtuiging heeft dat onderhavig feit is gepleegd zoals aan verdachte is ten laste gelegd. Om deze reden zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Tenlastelegging met parketnummer 03/830099-13
Op 3 november 2011 heeft [benadeelde partij 7] aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door verdachte. [benadeelde partij 7] heeft verklaard dat verdachte haar op 1 november 2011 met zijn rechtervuist tegen haar linker- en rechterarm heeft geslagen. Volgens [benadeelde partij 7] heeft verdachte haar zeker vier- of vijfmaal tegen de bovenzijde van haar armen geraakt. [benadeelde partij 7] heeft verklaard dat dit pijn deed. Verbalisant [naam verbalisant] heeft bij het opnemen van de aangifte waargenomen dat [benadeelde partij 7] bloeduitstortingen op beide armen had.In het procesdossier bevinden zich foto’s van het letsel van [benadeelde partij 7].
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [benadeelde partij 7] niet heeft geslagen, maar dat hij haar wel meermalen hardhandig heeft geduwd tegen haar bovenlichaam.
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij 7], de waarneming van de verbalisant, de foto’s van het letsel en de verklaring van verdachte bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onderhavig feit heeft gepleegd, en wel op die manier dat verdachte [benadeelde partij 7] meermalen met een vuist heeft geslagen op haar bovenarmen en/of hardhandig tegen het bovenlichaam heeft geduwd.