3.3Het oordeel van de rechtbankTen aanzien van feit 1:
Op 26 december 2012 omstreeks 14.00 uur kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar de [adres 2]. Aldaar zou een steekincident hebben plaatsgevonden. Ter plaatse werd de deur geopend door een man, naar later bleek verdachte. In de woonkamer lag een vrouw, naar later bleek [slachtoffer], levenloos op de bank. Haar gelaatskleur was grauw en zij had een blauw oog. Zij had diverse steekwonden op haar bovenlijf. Voor de bank lagen bloeddruppels.Ter plaatse gekomen ambulancemedewerkers deelden de verbalisanten mede dat de vrouw vanwege haar toestand direct naar het ziekenhuis vervoerd moest worden.
Aangeefster [slachtoffer] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte haar meermalen met een keukenmes in de borst heeft gestoken. Ook sloeg hij haar meermalen met het mes op haar hoofd.[slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte haar op 26 december 2012 vanaf 11.00 uur in een tijdsbestek van een aantal uren meermalen heeft gestoken. De laatste keer stak hij onder haar linkerborst, waarbij de long van [slachtoffer] werd geraakt.[slachtoffer] voelde het warm worden en merkte dat zij minder lucht kreeg.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij - onder invloed van een psychose - [slachtoffer] in een tijdsbestek van een paar uur verschillende keren met een mes heeft gestoken. Ook sloeg hij haar met een vuist in haar gezicht.
In het ziekenhuis constateerde forensisch geneeskundige Van Hooren onder andere dat [slachtoffer] diverse verwondingen in haar gezicht had, waaronder blauwpaarse verkleuringen en een oppervlakkige huidafschaving. Daarnaast had [slachtoffer] diverse penetrerende huidverwondingen op de borst, aan de rugzijde op ongeveer 10 centimeter van de nekbasis en op de linkerarm en schouder. [slachtoffer] had bovendien een klaplong aan de linkerzijde.
De forensisch geneeskundige interpreteerde de resultaten als volgt: De geconstateerde letsels waren deels het gevolg van stomp mechanisch geweld (botsend, stotend, knijpend), deels (met name de penetrerende letsels en de snijverwondingen) van scherp mechanisch geweld.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt aan de hand van de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte en de geneeskundige verklaring vast dat verdachte [slachtoffer] meermalen met een keukenmes heeft gestoken. Als gevolg van dit steken heeft [slachtoffer] diverse steekwonden in de borst en het bovenlichaam opgelopen. Ook had zij een klaplong.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met het mes tegen het hoofd heeft geslagen. Gelet op de vele verwoningen in het gezicht van [slachtoffer], stelt de rechtbank ook vast dat verdachte [slachtoffer] meermalen heeft geslagen.
De juridische kwalificatie
Onder feit 1 is aan verdachte ten laste gelegd de poging tot moord, dan wel poging tot doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet op de dood
Verdachte heeft meermalen op de borst en het bovenlichaam van [slachtoffer] ingestoken. In de borststreek en het bovenlichaam bevinden zich vitale organen, waaronder het hart en de longen. Dat deze vitale organen bij een messteek geraakt kunnen worden, blijkt wel uit het feit dat [slachtoffer] een klaplong heeft opgelopen. Zij werd uiteindelijk in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht.
Gelet op de plaats van steken en de hoeveelheid steken is de rechtbank van oordeel dat
- zonder adequaat medisch ingrijpen - de kans dat [slachtoffer] als gevolg van de toegebrachte messteken zou overlijden, aanmerkelijk is. Uit de verklaring van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij willens en wetens (boos opzet) [slachtoffer] heeft willen doden. De handelingen van verdachte kunnen echter, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, te weten de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet.
Voor zover de raadsman heeft verwezen naar contra-indicaties, zoals de omstandigheid dat verdachte uiteindelijk de ambulance heeft gebeld en later ten overstaan van de psycholoog heeft verklaard dat hij wilde dat [slachtoffer] bleef leven, overweegt de rechtbank dat deze omstandigheden zich hebben voorgedaan nadat verdachte de levensbedreigende steekwonden had toegebracht. Deze omstandigheden brengen de rechtbank dan ook niet tot een andere conclusie.
Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat verdachte, ten tijde van het delict in een psychose verkeerde. Immers uit de rapporten van de deskundigen die verdachte hebben onderzocht blijkt niet dat verdachte daardoor geen enkel inzicht meer had in de reikwijdte van zijn handelen. Met andere woorden: weliswaar werd verdachte grotendeels gedreven door waanbeelden en hallucinaties, maar dat betekent niet dat hij helemaal niet meer wist dat hij het leven van [slachtoffer] in gevaar bracht door haar meermalen in de borst te steken.
Poging tot moord dan wel poging tot doodslag
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord dient er sprake te zijn van handelen met voorbedachten rade. Hiervoor moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat, ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, is niet toereikend om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachten rade.
De rechtbank heeft in dit geval niet kunnen vaststellen dat verdachte zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn mogelijk voorgenomen daad, te weten het doden van [slachtoffer]. Anders dan in HR 05-02-2008, NJ 2008/97, valt uit de verklaring van verdachte niet af te leiden dat hij het voornemen had [slachtoffer] te vermoorden. Het gegeven dat meerdere uren zijn verstreken waarin de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgevonden vormt weliswaar een aanwijzing dat sprake is van voorbedachten rade, maar uit de handelingen van verdachte alleen, ook niet in samenhang met de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer], kan dat niet worden afgeleid. De geestelijke toestand van verdachte vormt hier een zwaarwegende contra-indicatie. Niet is vast te stellen dat de door verdachte gepleegde en bewezenverklaarde handelingen in overwegende mate zijn ingegeven door zijn voornemen [slachtoffer] te vermoorden omdat ook mogelijk is dat die handelingen in overwegende mate zijn geïnitieerd door zijn psychotische toestand. Om die reden kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat sprake is van voorbedachten rade in de hiervoor omschreven zin.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord (feit 1 primair). De tenlastegelegde poging tot doodslag (feit 1 subsidiair) acht de rechtbank wel bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar op 26 december 2012 in de woning heeft bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood als je iets aan de politie verteld.”
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd.
Nu de verklaring van [slachtoffer] op geen enkele wijze wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, dient verdachte bij gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken van feit 2. Dat de bedreiging ‘passen in de hele context’ zoals de officier van justitie heeft betoogd, doet hier niet aan af. Feit blijft dat er slechts één bewijsmiddel is voor deze bedreiging en dat is te weinig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij na 14 augustus 2012 door verdachte is mishandeld.Verdachte gaf [slachtoffer] meerdere trappen tegen haar lichaam, welke [slachtoffer] omschreef als ‘karatetrappen’.Verdachte trapte tegen haar ribben en arm.[slachtoffer] kreeg geen lucht meer en voelde hevige pijn. Uiteindelijk ging zij met verdachte naar de eerste hulp.[slachtoffer] werd vervolgens van 18 augustus 2012 tot en met 20 augustus 2012 in het ziekenhuis opgenomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] één keer met geschoeide voet tegen de ribben trapte.
[slachtoffer] werd op 18 augustus 2012 in het ziekenhuis door een arts onderzocht. De arts constateerde dat [slachtoffer] blauwe plekken aan de linkerkant van de borstkas had. Zij had meerdere ribfracturen. Ook zaten er blauwe plekken op haar gehele linkerarm en had zij een zwelling aan haar linkerhand.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte vast dat verdachte [slachtoffer] tegen het lichaam heeft getrapt. De rechtbank stelt ook vast dat dit meermalen heeft plaatsgevonden. De rechtbank sluit daarbij niet alleen aan bij de verklaring van [slachtoffer], maar ook bij de geneeskundige verklaring. Hieruit blijkt immers dat [slachtoffer] op haar gehele linkerarm en borstkas meerdere blauwe plekken had. Ook had zij meerdere ribfracturen. Het is niet aannemelijk dat dit letsel is ontstaan na het geven van één trap.
Gelet op het geconstateerde letsel is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het geconstateerde letsel, met name de gebroken ribben, leidt de rechtbank af dat verdachte meermalen met kracht tegen de borstkas van [slachtoffer] heeft getrapt. In de borstkas bevinden zich vitale organen. De kans op zwaar lichamelijk letsel door zo te trappen, bijvoorbeeld een klaplong als gevolg van het breken van de ribben, is aanmerkelijk. Verdachte heeft die kans ook willens en wetens aanvaard.
De rechtbank acht feit 3 primair dan ook bewezen.