ECLI:NL:RBLIM:2014:956

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
03/700624-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met glas in het gezicht van slachtoffer in café te Maastricht

Op 4 februari 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2013 in een café in Maastricht een vrouw zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft de vrouw, na een conflict, met een glas in het gezicht geslagen, wat resulteerde in een snijwond van circa 8 cm en een blijvend litteken. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 21 januari 2014, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie beschouwde het tenlastegelegde als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging de verklaringen van getuigen in twijfel trok.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van het slachtoffer zorgvuldig gewogen. De getuigenverklaringen kwamen overeen en bevestigden de toedracht van het incident. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door het glas te gebruiken als wapen, wat leidde tot ernstig letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een straf van 8 maanden. De rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 6.695,09 bedraagt, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700624-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2014
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [naam slachtoffer], de letselbeschrijving en de foto’s van het letsel, de verklaring van getuige [naam getuige 1] en de verklaring van getuige [naam getuige 2], welke verklaringen met elkaar overeenstemmen en vlak na het incident zijn afgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte ontkent. Hij heeft tevens gewezen op het feit dat de camerabeelden laten zien dat verdachte met versnelde looppas het pand verlaat, terwijl getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte aan de beveiligers heeft overgedragen. Dit is niet met elkaar in overeenstemming, waardoor er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de verklaring van de getuige [naam getuige 1].
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 19 oktober 2013 te 06:15 uur doet [naam slachtoffer] aangifte van het navolgende. Ze is die dag omstreeks 03:30 uur met een groep vrienden in café “Allabonheur” te Maastricht. Ze ziet dat een getinte man ruzie heeft met twee meisjes. Een vriend van haar, [naam getuige 3], gaat zich met die ruzie bemoeien. De getinte man is erg agressief, maar loopt uiteindelijk bij de twee meisjes en [naam getuige 3] weg. Ze gaat nog even bij een van de meisjes vragen of alles in orde is. Even later staat ze plotseling recht tegenover de getinte man. Deze spuugt haar in het gezicht en loopt weer weg. Toen ze zich realiseerde dat hij haar bespuugd had is ze achter hem aangelopen. Hij stond bij de bar en zij tikt hem op zijn schouder. Dan draait de getinte man zich om en haalt met zijn hand uit naar haar gezicht. Ze ziet meteen veel bloed en voelt daarna hevige pijn.
Als ze buiten komt ziet ze dat de man die haar in het gezicht heeft geslagen wordt vastgehouden door de beveiliging [2] .
Met betrekking tot het letsel van [naam slachtoffer] stelt de GGD Zuid Limburg vast dat er sprake is van een snijwond in het gezicht, lopende van naast het linkeroog in de richting van de linker mondhoek. Het litteken is blijvend, maar er zijn naar verwachting geen functionele restverschijnselen [3] . Uit de geneeskundige verklaring volgt dat de snee circa 8 cm lang is, doorloopt tot in mondholte en dat er 25 hechtingen nodig waren [4] .
Een barman genaamd [naam getuige 1] is getuige van het voorval tussen aangeefster en verdachte. Hij verklaart dat hij aan het werk is achter een bar in de “Allabonheur”. Op de bar staat een dienblad met lege glazen. Als hij glasgerinkel hoort kijkt hij op en ziet dat een man een leeg frisdrankglas van het dienblad pakt. De man brengt zijn hand met daarin het glas onder de bar. Dan draait de man zich opeens om en maakt vanuit zijn heup een omhoogstekende beweging met de hand waarmee hij het glas vast heeft. Voor de man staat een blonde vrouw. Het glas gaat in de richting van het gezicht van de vrouw, raakt haar op haar wang en springt kapot.
De getuige pakt de man vast door middel van een nekomvatting en werkt hem naar de grond. Daarna wordt hij overgenomen door beveiligers van de “Allabonheur”. Later ziet de getuige dat de politie buiten een man aanhoudt. Hij weet zeker dat het de man is die de vrouw met een glas in haar gezicht heeft gestoken [5] .
Ook een bezoeker van de “Allabonheur”, [naam getuige 2], is getuige van het voorval. Hij bevindt zich bij een bar in de “Allabonheur” als hij een knal en het geluid van brekend glas hoort. Hij draait zich om en ziet dat een man een beweging maakt in de richting van het gezicht van een jonge vrouw die naast hem staat. De jonge vrouw houdt direct haar hand voor haar gezicht en loopt weg. De barman pakt direct de man vast om zijn nek. Buiten ziet de getuige dat de betreffende man wordt overgedragen aan de politie [6] .
Met betrekking tot deze laatste getuigenverklaring merkt de rechtbank op dat zij er kennis van heeft genomen dat de getuige bij een latere verklaring zijn waarnemingen aanmerkelijk afzwakt in die zin dat hij feitelijk niets heeft gezien. De rechtbank hecht echter aan die latere verklaring geen geloof. Immers, de getuigenverklaringen van [naam getuige 2] en [naam getuige 1] komen in hoge mate overeen. Zou de eerste verklaring van [naam getuige 2] niet op diens eigen waarneming, maar op fantasie berusten, dan zou die grote mate van overeenstemming onmogelijk zijn geweest.
In een proces verbaal van bevindingen relateren verbalisanten dat zij op 19 oktober 2013 omstreeks 03:32 uur arriveren in de Leliestraat. Ter hoogte van café “Allabonheur” ligt een [naam getuige 1] op de grond die in bedwang wordt gehouden door een beveiligingsmedewerker van het café. De [naam getuige 1] op de grond wordt aangehouden. De verbalisanten stellen vast dat het gaat om [naam verdachte] [7] .
Op grond van voornoemde aangifte, de getuigenverklaringen en de gegevens met betrekking tot het letsel stelt de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk met een glas in het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De raadsman heeft gewezen op een mogelijke discrepantie tussen de verklaring van de getuige [naam getuige 1] en camerabeelden waardoor wellicht twijfel bestaat of de juiste [naam getuige 1] is aangehouden. Immers, de getuige zegt dat hij de verdachte in een nekklem neemt en overdraagt aan een beveiliger die de verdachte meeneemt. Op camerabeelden van buiten de “Allabonheur” is echter te zien dat verdachte snel uit het café komt lopen, buiten even blijft staan en dan wordt vastgepakt door een beveiliger. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat indien de dader binnen al was vastgepakt, dit niet de [naam getuige 1] zou kunnen zijn die naar buiten komt lopen, door een beveiliger wordt vastgepakt en daarna door de politie is aangehouden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Geenszins valt immers uit te sluiten dat de beveiliger in het café de verdachte naar de deur heeft begeleid en, niet wetende wat er binnen exact was gebeurd, hem daar heeft laten gaan. Vervolgens wordt waargenomen dat verdachte snel het café uitloopt. Als de ernst van het voorval daarna duidelijk is wordt verdachte (weer) door een beveiliger vastgepakt en even later aangehouden. Nu zowel het slachtoffer, als getuige [naam getuige 1] en getuige [naam getuige 2] hebben verklaard dat de man die buiten was aangehouden de dader is, heeft de rechtbank geen enkele reden voor twijfel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 oktober 2013 in de gemeente Maastricht aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (grote snee van circa 8 cm op linker wang, zelfs door tot in de mondholte), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (kapot) glas in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS en
– gelet op de aard van het letsel – aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van acht maanden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman gewezen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij zware mishandeling volgt uit deze richtlijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen 3 en 12 maanden. Daarbij dient aansluiting te worden gezocht, aldus de raadsman. De rechtbank deelt die opvatting in dit specifieke geval echter niet.
Genoemde oriëntatiepunten geven naar hun aard strafrichtlijnen voor gemiddelde zaken. Er zijn echter altijd zaken die niet in de categorieën vallen waarvoor deze richtlijnen gemaakt zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval van zo’n zaak sprake. De rechtbank heeft daarbij voornamelijk op het navolgende gelet.
Op de bewuste avond is verdachte in de “Allabonheur”. Hij valt dan meerdere vrouwen lastig door over hun haar, rug en billen te wrijven. Verdachte heeft dit ontkend maar een en ander is goed zichtbaar op beelden van de bewakingscamera’s die in de “Allabonheur” zijn opgehangen. Als een blonde vrouw, die hij aanraakt aan de billen, dat niet zo maar laat gebeuren en hem aanspreekt wordt hij kwaad. Er ontstaat een dreigende sfeer tussen verdachte en die blonde vrouw. Een bezoeker van de “Allabonheur”, een vriend van het slachtoffer, komt tussen beiden en spreekt verdachte op zijn gedrag aan. Daardoor escaleert de situatie niet. Het slachtoffer informeert nog even bij de blonde vrouw of alles goed met haar is.
Verdachte kan dit kennelijk niet verkroppen want als hij even later vlak tegenover het slachtoffer staat spuugt hij haar in het gezicht en loopt daarna snel weg. Als het slachtoffer zich realiseert dat ze net in het gezicht is gespuugd loopt ze achter verdachte aan om hem hierop aan te spreken. Verdachte loopt naar een bar en pakt daar een leeg glas dat hij vervolgens, uit het zicht van het slachtoffer, onder de bar houdt. Als het slachtoffer nietsvermoedend bij hem staat slaat hij vervolgens onverhoeds met het glas in het gezicht van het slachtoffer, dat daardoor ernstig gewond raakt.
Waarom doet verdachte dit? Naar de overtuiging van de rechtbank is het glas niet gebruikt ter verdediging en heeft verdachte ook niet gedacht dat hij zich moest verdedigen. Degene die hem wilde aanspreken over het spugen was een jonge vrouw. Zij was alleen. Er waren geen anderen bij. Verdachte heeft ook niet gedreigd met het glas om het slachtoffer bijvoorbeeld op afstand te houden, wat bij een verdediging zou passen.
Verdachte heeft onverhoeds toegeslagen en het slachtoffer bewust geraakt in het gezicht. Doordat hij het glas verborgen hield heeft hij het slachtoffer ook geen kans gegeven afstand te nemen van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat men door met een glas in een gezicht te slaan ernstig letsel kan veroorzaken. Zelfs als dat letsel geen blijvende functie-uitval tot gevolg heeft, is er nagenoeg altijd sprake van een litteken dat nooit geheel zal verdwijnen. In dit geval is dat een duidelijk zichtbaar litteken op de linker wang, lopende van het linkeroog naar de linker mondhoek. Daarmee is het slachtoffer voor de rest van haar leven getekend. Juist voor een jonge vrouw is dat een zwaar lot.
Uit de handelwijze van verdachte maakt de rechtbank op dat het hem daar ook om te doen was, dat hij haar bewust wilde verminken. Kennelijk omdat hij zojuist was aangesproken op zijn handtastelijkheid.
Verdachte blijft zijn betrokkenheid ontkennen maar kan, geconfronteerd met de vraag waarom hij dan door meerdere mensen als de dader wordt aangewezen, geen plausibele uitleg geven. Wel voert hij aan dat juist hij een glas in zijn gezicht gekregen heeft. Verdachte heeft inderdaad een kras op zijn neus, maar van de oorzaak is niets te zien op de beelden van de bewakingscamera’s. De rechtbank hecht aan deze bewering dan ook geen geloof. Het ligt voor de hand dat verdachte, die na de door hem gepleegde mishandeling meerdere keren door verschillende mensen naar de grond is gewerkt, daarbij een kras heeft opgelopen. Feit is in ieder geval dat verdachte - met de opmerking dat hij is aangevallen met een glas - geen ontlastende verklaring geeft voor het feit dat hij als de dader wordt aangewezen voor de verminking van het slachtoffer.
Nu verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daad neemt en geen inzicht geeft in zijn drijfveer is het feit nog meer oninvoelbaar. Daardoor zal het gebeuren voor het slachtoffer nog moeilijker te verwerken zijn.
De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Voorwaardelijke straffen beogen verdachten er van te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten binnen Nederland te plegen. Verdachte, die niet de Nederlandse nationaliteit heeft maar wel een verblijfsstatus in Spanje bezit, zal naar aanleiding van dit feit naar alle verwachting tot ongewenst vreemdeling worden verklaard en het land worden uitgezet. Van verblijf binnen Nederland zal dus voorlopig geen sprake meer zijn zodat de rechtbank het nut van het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel niet inziet.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is door gebracht, passend en geboden en zal deze straf dan ook opleggen.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.695,09, waarvan € 1.695,09 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [naam slachtoffer] materiële schade heeft geleden in de zin van een kapotte GSM ad € 303,-, een met bloed besmeurde handtas ad € 90,- en jurk ad € 70,-, kosten eigen bijdrage van de ziektenkostenverzekering 2013 en 2014 ad € 700,-, medische kosten ad € 312,-, reiskosten ad € 46,50 en kosten ter behandeling van het litteken ad € 9,19 en € 164,40, als gevolg van het door verdachte gepleegde feit. Daarnaast staat voldoende vast dat zij immateriële schade heeft geleden. Verdachte heeft immers met een glas in haar gezicht geslagen, waardoor zij pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen.
Nu de raadsman ook geen verweer heeft gevoerd tegen toewijzing van een smartengeld ter hoogte van € 5.000,- zal de rechtbank daartoe overgaan. Tevens zal zij de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2013 tot aan de dag van volledige voldoening toekennen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Benadeelde partij

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 oktober 2013 in de gemeente Maastricht aan [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (grote snee van circa 8 cm op linker wang, zelfs door tot in de mondholte), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (kapot) glas in het gezicht te slaan.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700624-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 februari 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 21 januari 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, Leiding district Maastricht, Leiding districtsrecherche Maastricht, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 140 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [naam slachtoffer], pagina 92.
3.Het geschrift, inhoudende een letselbeschrijving van J.W. Syswerda, forensisch geneeskundige, GGD Zuid-Limburg, pagina 100-101.
4.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring van mw. K. van Wijck, pagina 104.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige J.W. [naam getuige 1], pagina 135-136.
6.Het proces-verbaal verhoor getuige I. [naam getuige 2], pagina 117.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 81-82.