Op 4 februari 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het dealen van harddrugs en wederspannigheid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 januari 2014. De tenlastelegging omvatte vijf feiten, waaronder het dealen van harddrugs, het in bezit hebben van harddrugs, bedreiging van verbalisanten, en verzet bij aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 juli 2013 opzettelijk ongeveer 17,05 gram cocaïne en 112,52 gram heroïne in zijn bezit had en zich verzet bij zijn aanhouding, wat resulteerde in letsel bij een verbalisant. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de fouillering onrechtmatig was, en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 4. De verdachte werd vrijgesproken van feit 3, de bedreiging van verbalisanten, omdat de rechtbank oordeelde dat de geuite bewoordingen onvoldoende specifiek waren om als bedreiging te kwalificeren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden van reclasseringstoezicht. Daarnaast werden de benadeelde partijen, twee verbalisanten, in hun vorderingen gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met een schadevergoeding van € 50,- voor de verbalisant die letsel had opgelopen. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen verdovende middelen en telefoons onttrokken aan het verkeer en het geldbedrag verbeurd.