ECLI:NL:RBLIM:2014:954

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
03/700460-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en vernielingen in Sittard-Geleen

Op 4 februari 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 augustus 2013 in Sittard-Geleen meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte heeft [Getuige 1] bedreigd met een vuurwapen en daarbij een schot in de lucht gelost. Tevens heeft hij [Getuige 2] bedreigd en goederen vernield in een tankstation. De verdachte was op het moment van de feiten onder invloed van alcohol en had een hennepplantage in zijn woning. Tijdens de zittingen op 5 november 2013 en 21 januari 2014 zijn de standpunten van de officier van justitie, de verdediging en de verdachte besproken. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het voorhanden hebben van een vuurwapen, vernieling van goederen en het telen van hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod op het gebruik van alcohol en verdovende middelen en de verplichting tot urinecontroles. De benadeelde partij, [Getuige 1], heeft een schadevergoeding van € 1.022,56 toegewezen gekregen voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700460-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2014
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 5 november 2013 en 21 januari 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:[Getuige 1] heeft bedreigd;
Feit 2:een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:een aantal goederen heeft vernield;
Feit 4:[Getuige 2] heeft bedreigd;
Feit 5:samen met (een) ander(en) op 2 augustus 2013 hennep heeft geteeld;
Feit 6:in de periode van 1 januari 2013 tot en met 25 juli 2013 hennep heeft geteeld;
Feit 7:onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de periode dient te worden ingekort, in die zin dat verdachte met de hennepplantage is begonnen in juni 2013.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 2 augustus 2013 heeft [Getuige 1] aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft verklaard dat zij die dag bij een tankstation in de gemeente Sittard-Geleen was en aldaar haar auto aan het uitzuigen was toen een man haar aansprak. Hij zei: “moet ik je een knallen”, stak zijn arm in de lucht, waarin hij een zwart pistool vast hield, en schoot in de lucht. Aangeefster stond op dat moment een halve meter van de man af. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de lucht heeft geschoten omdat aangeefster hem negeerde. Hij heeft daarbij gezegd: “Moet ik nog eens knallen”.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster, inhoudende dat verdachte heeft gezegd “moet ik je een knallen”. Verder staat vast dat verdachte in de nabijheid van aangeefster een vuurwapen heeft afgevuurd. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een pistool in zijn hand, in de directe nabijheid van [Getuige 1], in de lucht te schieten en daarbij te zeggen: “Moet ik je een knallen”, of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een pistool en munitie voorhanden heeft gehad, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2014;
  • het aantreffen van het wapen en de patronen
- het onderzoek aan het wapen en de patronen [5] .
Feit 3
Op 2 augustus 2013 is namens [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van vernieling. De aangever heeft verklaard dat er bij het tankstation was geschoten en dat de schutter daarna in de winkel diverse vernielingen heeft aangericht. Het toetsenbord van de computer en de pinpad van de betaalautomaat waren vernield [6] . Getuige [Getuige 2] heeft verklaard dat de man aan allerlei spullen begon te trekken en uit de rekken gooide [7] . Op de camerabeelden is te zien dat verdachte artikelen van de balie duwt en een zwart voorwerp oppakt en weggooit [8] .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een toetsenbord en een pinpad heeft vernield.
Feit 4
Op 2 augustus 2013 heeft [Getuige 2] aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat de man die het tankstation binnen kwam tegen hem zei: “Ik pak je van achteren. Ik stuur mensen op je af en ik schiet je neer”. De man was hard aan het schelden [9] .
Getuige [Getuige 1], die zich op het toilet in het tankstation had opgesloten, heeft verklaard dat de man heel grof in de mond werd tegen de winkelbediende [10] . Op de bandopname van het gesprek dat aangever [Getuige 2] voert met de meldkamer is gedurende het hele gesprek tumult en geschreeuw te horen. De schreeuwende man wordt aan het einde van het gesprek aangehouden en is verdachte. Op de bandopname is onder andere te horen dat verdachte zegt: “Ik pak jou, ik pak jou straks in de kont”.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Zij overweegt daartoe dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de aangifte van [Getuige 2] en dus evenmin aan het feit dat verdachte heeft gedreigd [Getuige 2] neer te schieten, te meer omdat vast staat dat verdachte een pistool bij zich had, hetgeen past bij zijn uitspraak: “ik schiet je neer”. Dat deze uitspraak niet op de bandopname te horen is doet hier niet aan af. De aangever heeft immers niet meteen de politie gebeld, maar pas nadat verdachte al het nodige tegen de aangever had gezegd.
Feiten 5 en 6
Op 3 augustus 2013 is in de woning van verdachte aan de [adres] te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, een hennepplantage aangetroffen, bestaande uit 82 hennepplanten [11] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de hennepplantage van hem was en dat hij in april 2013 was begonnen met de opbouw ervan. Verder heeft hij verklaard dat hij één (eerdere) oogst heeft gehad van 90 hennepplanten [12] .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 augustus 2013 een hoeveelheid van 82 hennepplanten aanwezig heeft gehad en dat hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 juli 2013 een hoeveelheid van 90 hennepplanten heeft geteeld.
Feit 7
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2014;
  • de ademanalyse
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, [Getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij een vuurwapen (pistool) in zijn hand(en) hield, opzettelijk voornoemde [Getuige 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Moet ik je een knallen?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en - staande op korte afstand van voornoemde [Getuige 1] - met een vuurwapen (pistool) een schot gelost/afgevuurd;
2.
op 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, en munitie van categorie III, te weten 27 patronen kaliber 9mm. en een patroon kaliber 7.65 mm. voorhanden heeft gehad;
3.
op 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pinpad van een betaalautomaat en een toetsenbord van een computer toebehorende aan [benadeelde partij 1] heeft vernield;
4.
op 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, [Getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [Getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik pak je van achteren. Ik stuur mensen op je af en ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
op 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 82 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6.
in de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 juli 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van 90 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
7.
op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Ford) dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 855 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
handelen in strijd met het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de verdachte is door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, een onderzoek naar de geestesvermogens van verdachte ingesteld. Van dit onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport opgemaakt, gedateerd 29 oktober 2013. Dit rapport vermeldt als conclusie dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten onder andere lijdende was aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van alcohol en cannabis en misbruik van speed en cocaïne. Daarnaast is er sprake van een dysthyme stoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit een persoonlijkheidsstoornis NAO met voornamelijk borderline, antisociale en narcistische kenmerken. De onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten kunnen hem - indien bewezen -
in licht verminderde mateworden toegerekend. Het onder 2 tenlastegelegde feit kan hem volledig worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte een aanzienlijke straf verdient, maar tevens klinische behandeling nodig heeft. Omdat verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een dergelijke behandeling heeft zij gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet in de directe nabijheid en niet in de richting van [Getuige 1] heeft geschoten. Ook dient in het voordeel van verdachte te worden meegewogen dat hij een excuusbrief aan het slachtoffer heeft gestuurd. Zij heeft tevens aangevoerd dat het feit dat verdachte niet wil meewerken aan een klinische behandeling niet mag resulteren in een hogere straf. De raadsvrouw heeft verder verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS en aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich moet houden aan een meldingsplicht en moet meewerken aan urinecontroles. Als daaruit zou blijken dat verdachte wederom alcohol of verdovende middelen gebruikt, kan de reclassering een ambulante behandeling in gang zetten of de bijzondere voorwaarden laten wijzigen, in die zin dat alsnog een klinische behandeling wordt gelast.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is op 2 augustus 2013 onder invloed van alcohol en verdovende middelen in zijn auto gestapt en is onderweg bij een tankstation gestopt. Daar sprak hij het slachtoffer [Getuige 1] aan, die haar auto aan het uitzuigen was. Toen zij niet op verdachte reageerde, werd hij naar eigen zeggen boos, pakte zijn vuurwapen en loste een schot in de lucht. Hij wilde hiermee bewerkstelligen dat het slachtoffer aandacht aan hem zou schenken. Vervolgens is hij, met het vuurwapen in de hand, uit zijn auto gestapt en naar het slachtoffer toegelopen. In het gesprek dat hij vervolgens probeerde aan te knopen, richtte hij het wapen meermaals op het slachtoffer. Het slachtoffer vluchtte het tankstation binnen en sloot zich op op het toilet. Verdachte is achter haar aangelopen en ook het tankstation binnengegaan, nadat hij eerst het wapen in de auto van het slachtoffer had achtergelaten. Dit laatste was voor [Getuige 1] echter niet zichtbaar zodat ze nog eens grote angsten heeft moeten uitstaan toen zij verdachte in het tankstation te keer hoorde gaan.
Met name deze bedreiging van [Getuige 1] is van een buitengewoon karakter. Om volstrekt oninvoelbare reden wordt nabij het slachtoffer een schot met een vuurwapen gelost. Deze bedreiging is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest. Daarbij heeft onder andere een rol gespeeld dat verdachte onder invloed was en het wapen in die toestand meermaals op het slachtoffer richtte. Genoemde oriëntatiepunten van het LOVS geven naar hun aard strafrichtlijnen voor gemiddelde zaken. Er zijn echter altijd zaken die niet in de categorieën vallen waarvoor deze richtlijnen zijn gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank is daarvan hier sprake. De rechtbank zal reeds daarom geen aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Maar er is meer.
Binnen het tankstation ging verdachte verder met zijn gedrag en bedreigde hij de medewerker van het tankstation en vernielde hij een aantal goederen. Bij onderzoek blijkt dat verdachte thuis een hennepplantage bezit en ten slotte bestuurde hij een auto terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol is. Dit samenstel van strafbare feiten doet bij de rechtbank grote zorgen ontstaan met betrekking tot de geestelijke gesteldheid van verdachte. De officier van justitie heeft in dit verband in zijn requisitoir treffend opgemerkt dat soms “het geheel meer is dan de som der delen”. Daarvan is ook hier sprake.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch onderzoek en de adviezen van de reclassering. Zowel de psycholoog als de reclassering adviseren een klinische behandeling. Echter, verdachte wenst hieraan geen medewerking te geven. Hij is van oordeel dat, als hij maar van de verdovende middelen en de drank afblijft, er niets meer gebeurd. De reclassering heeft in haar laatste rapport geadviseerd, gelet op de weigering van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Behandeling zal naar alle waarschijnlijkheid geen zin hebben zonder de medewerking van verdachte.
Gelet op het vorenstaande kan de rechtbank enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte het verkeerde van zijn handelen te doen inzien en vooral om hem er van te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte, als hij weer vrij komt, gedurende geruime tijd geen alcohol of verdovende middelen gebruikt. Om de controle daarop mogelijk te maken dient hij urinecontroles te ondergaan. De rechtbank zal een en ander vastleggen in de bijzondere voorwaarden, behorende bij een voorwaardelijk strafdeel.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, een passende straf. Aan de proeftijd zal de rechtbank naast de gebruikelijke algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarde koppelen dat verdachte gedurende de proeftijd geen alcohol en/of verdovende middelen mag gebruiken en dat hij zich moet houden aan verdere aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich moet houden aan een meldplicht en moet meewerken aan urinecontroles. Indien de uitslag van de urinecontroles positief is voor alcohol of verdovende middelen en indien de reclassering dat aangewezen acht, dient verdachte alsnog een ambulante behandeling te ondergaan.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Getuige 1] vordert een schadevergoeding van € 2.106,50 ter zake van feit 1, bestaande uit € 1.279,50 aan materiële schade, € 750,- aan immateriële schade en € 77,- aan kosten voor rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft gevorderd voor wat betreft de materiële schade de posten “eigen risico 2013” en “eigen risico 2014” slechts toe te wijzen tot het bedrag dat tot op heden daadwerkelijk door dit feit is verbruikt. Voor de post “eigen risico 2013” komt dat neer op een bedrag van € 247,56. De post “reiskosten” dient geheel te worden toegewezen, aldus de officier van justitie. Ten aanzien van de posten “kosten niet-genoten vakantie” en “kosten behandeling schoonheidsspecialiste” is de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk. De gevorderde immateriële schade dient geheel te worden toegewezen en tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat de post “eigen risico 2013” slechts toewijsbaar is voor het bedrag dat daadwerkelijk aan het strafbare feit kan worden gekoppeld. De bedragen die vóór 2 augustus 2013 aan [Getuige 1] in rekening zijn gebracht dienen niet voor rekening van verdachte te komen. De post “eigen risico 2014” is slechts toewijsbaar tot het bedrag dat tot vandaag is verbruikt, nu de rest slechts een aanname is dat het gehele eigen risico zal worden gebruikt. Ten aanzien van de posten “kosten niet-genoten vakantie” en “kosten schoonheidsspecialiste” dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [Getuige 1] materiële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde bedreiging in de zin van reiskosten ad € 25,- en besteding van het eigen risico 2013. Ten aanzien van deze laatste post zal de rechtbank echter slechts een bedrag van € 247,56 toewijzen, nu het overige bedrag ziet op kosten die zijn gemaakt voordat het strafbare feit werd gepleegd.
De benadeelde partij vordert tevens € 360,- ter zake van het eigen risico over 2014, € 407,50 ter zake van een niet-genoten vakantie en € 137,- ter zake van een behandeling bij de schoonheidsspecialiste. Nu de relatie tussen deze schadeposten en de bedreiging niet geheel duidelijk is, is de rechtbank van oordeel dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd en verklaart de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk ten aanzien van deze onderdelen van haar vordering.
Wel staat voldoende vast dat zij immateriële schade heeft geleden, nu de raadsvrouw geen verweer heeft gevoerd tegen toewijzing van een schadevergoeding ad € 750,-. De rechtbank zal daartoe dan ook overgaan.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [Getuige 1] derhalve toe tot een totaalbedrag van € 1.022,56. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten voor rechtsbijstand, tot op heden begroot op € 77,-.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat
  • de verdachte tijdens de proeftijd geen alcohol en/of verdovende middelen gebruikt;
  • de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich moet houden aan een meldplicht en moet meewerken aan urinecontroles,
  • indien de urinecontroles een positief resultaat opleveren ten aanzien van alcohol of verdovende middelen en indien de reclassering dat aangewezen acht, de verdachte een ambulante behandeling ondergaat;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Getuige 1] te betalen een bedrag van
  • bepaalt dat de benadeelde partij [Getuige 1] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Getuige 1] €
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [Getuige 1] vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [Getuige 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, [Getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij, verdachte, een vuurwapen (pistool) in zijn, verdachtes, hand(en) hield, opzettelijk voornoemde [Getuige 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Moet ik je een knallen?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of - staande op korte afstand van voornoemde [Getuige 1]- met een vuurwapen (pistool) een schot heeft gelost/afgevuurd;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, en/of munitie van categorie III, te weten 27 patronen kaliber 9mm., in elk geval een aantal patronen kaliber 9 mm. en/of een patroon kaliber 7.65 mm. voorhanden heeft gehad;
3.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pinpad van een betaalautomaat en/of een toetsenbord van een computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, [Getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [Getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik pak je van achteren. Ik stuur mensen op je af en ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 82 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 25 juli 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 90 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk Ford), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 855 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700460-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 februari 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te 6162 KE Geleen, [adres],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 21 januari 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Limburg, leiding district Sittard, leiding districtsrecherche, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 220 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte [Getuige 1], pagina 74-75.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 128.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek personenauto, pagina 170.
5.Het proces-verbaal Expertise Wapens, Munitie en Explosieven, pagina 139-145.
6.Het proces-verbaal aangifte van [P.J.] namens [benadeelde partij 1], pagina 80.
7.Het proces-verbaal aangifte van [Getuige 2], pagina 78.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 87.
9.Het proces-verbaal aangifte van [Getuige 2], pagina 77-78.
10.Het proces-verbaal aangifte [Getuige 1], pagina 75.
11.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 3-4, van het procesdossier met nummer 2013083030-13 van de politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, Basisteam: Westelijke Mijnstreek.
12.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 27.
13.Het proces-verbaal misdrijf, pagina 178-180.
14.Het geschrift, inhoudende een ademanalyse Honac formulier, pagina 185.