ECLI:NL:RBLIM:2014:9502

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
C-03-186184 - HA ZA 13-457
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van de relatie tussen deurwaarderskantoor en woningstichting als duurovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Limburg op 6 augustus 2014, stond de vraag centraal of de relatie tussen een deurwaarderskantoor en een woningstichting gekwalificeerd kan worden als een duurovereenkomst. De eiser, [deurwaarderskantoor] B.V., had jarenlang in opdracht van de woningstichting werkzaamheden verricht, waaronder het uitbrengen van dagvaardingen en het uitvoeren van ontruimingen. Echter, de woningstichting besloot om een ander deurwaarderskantoor in te schakelen, wat leidde tot een geschil over de beëindiging van hun handelsrelatie.

[deurwaarderskantoor] vorderde onder andere een verklaring voor recht dat er een duurovereenkomst van onbepaalde tijd was gesloten en dat de woningstichting onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst eenzijdig te beëindigen zonder opzegtermijn of schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een langdurige handelsrelatie, dit niet automatisch leidde tot de kwalificatie van een duurovereenkomst. De werkzaamheden waren gebaseerd op afzonderlijke opdrachten en er was geen bewijs van een exclusieve relatie of een verplichting tot voortdurende prestaties.

De rechtbank concludeerde dat er geen duurovereenkomst bestond en wees de vorderingen van [deurwaarderskantoor] af. Tevens werd [deurwaarderskantoor] veroordeeld in de proceskosten van de woningstichting, die op dat moment waren begroot op € 3.624,00. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke overeenkomsten in langdurige zakelijke relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/186184 / HA ZA 13-457
Vonnis van 6 augustus 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[deurwaarder] B.V.,statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. A.A. Campos,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING “ [woningstichting] ”,statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.
Partijen zullen hierna “ [deurwaarderskantoor] ” en “ [woningstichting] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de akte overlegging producties van [deurwaarderskantoor] ,
- het procesverbaal van de comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat reeds een jarenlange handelsrelatie, waarin [deurwaarderskantoor] in opdracht van [woningstichting] telkens (ambtelijke) deurwaarderswerkzaamheden verricht, zoals het uitbrengen van een dagvaarding, betekening van een vonnis en indien noodzakelijk de realisering van een ontruiming.
2.2.
Bij brief van 23 april 2013 heeft [woningstichting] [deurwaarderskantoor] op de hoogte gebracht van haar besluit om een ander deurwaarderskantoor voor haar opdrachten in te schakelen, onder opgave van de reden dat dat deurwaarderskantoor
“bepaalde gunstigere voorwaarden en in diverse onderdelen lagere kosten”biedt. De reeds verleende opdrachten aan [deurwaarderskantoor] zijn gecontinueerd.
2.3.
Tussen partijen bestaat thans een geschil over (met name) de beëindiging van hun handelsrelatie.

3.Het geschil3.1. [deurwaarderskantoor] vordert thans:

1. een verklaring voor recht dat tussen [deurwaarderskantoor] en [woningstichting] een duurovereenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd is gesloten;
2. een verklaring voor recht dat [woningstichting] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [deurwaarderskantoor] en/of toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van bedoelde duurovereenkomst door eenzijdig zonder rechtsgeldige reden, zonder opzegtermijn en zonder betaling van een redelijke vergoeding te beëindigen en [woningstichting] voorts te veroordelen tot vergoeding van de daardoor door [deurwaarderskantoor] geleden en te lijden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente,
3. veroordeling tot betaling van een voorschot op de schade van € 54.000,00,
4. veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.315,00, vermeerderd met wettelijke rente,
5. veroordeling in de kosten van de procedure,
6. veroordeling tot betaling van de nakosten.
3.2.
[deurwaarderskantoor] legt - samengevat - aan haar vorderingen ten grondslag dat de handelsrelatie tussen haar en [woningstichting] kan worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst, omdat partijen een reeks van prestaties zijn aangegaan, die zich over een langere tijd, in casu 30 jaar, heeft uitgestrekt, zodat er sprake is van een bestendige handelsrelatie, die bovendien exclusief en intensief was. Daarin mocht [woningstichting] er steeds op vertrouwen dat [deurwaarderskantoor] die werkzaamheden verrichtte. Omdat partijen geen afspraken over de beëindiging en de duur in een schriftelijke (kader)overeenkomst hebben neergelegd moet de vraag of opzegging mogelijk is beantwoord worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met alle omstandigheden van het geval. Ook kunnen aan een beoogde beëindiging nadere voorwaarden worden verbonden, zoals het in acht nemen van een langere opzegtermijn en een verplichting tot vergoeding van schade. Tevens kunnen aard en inhoud van de rechtsverhouding en de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat.
Volgens [deurwaarderskantoor] levert de door [woningstichting] aangegeven opzegreden dat het andere deurwaarderskantoor
“bepaalde gunstigere voorwaarden en in diverse onderdelen lagere kosten”biedt geen zwaarwegende grond voor opzegging op. Zo [woningstichting] al een rechtsgeldige reden zou hebben voor opzegging, dan dient gelet op jurisprudentie en literatuur over duurovereenkomsten een redelijke opzegtermijn gehanteerd te worden van, bij een handelsrelatie van 30 jaar, ten minste 24 maanden. Nu [woningstichting] geen geldige reden had en bovendien geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen leveren de eisen van redelijkheid en billijkheid mede in het licht van de bijzondere omstandigheden van dit geval grond tot toekenning van schadevergoeding op. [deurwaarderskantoor] stelt schade te hebben geleden en nog altijd te lijden als gevolg van het niet in acht nemen van een redelijke opzegtermijn.
Bij het vaststellen van de omvang van de schadevergoeding dient volgens haar de gemiddelde omzet over de afgelopen periode als uitgangspunt te worden genomen.
3.3.
[woningstichting] voert verweer. Op dit verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling4.1. Centraal in dit geschil is de vraag of tussen partijen een duurovereenkomst heeft bestaan. Het antwoord luidt ontkennend.

4.2.
Uit het bestaan van een langdurige handelsrelatie, waarbij [deurwaarderskantoor] met grote regelmaat werkzaamheden voor [woningstichting] heeft verricht, kan niet noodzakelijkerwijs een duurovereenkomst worden afgeleid. Zulks zou slechts anders zijn, indien sprake is van bijkomende omstandigheden. Niet gebleken is dat sprake was van een rechtsverhouding waarbij [deurwaarderskantoor] en [woningstichting] zich hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer voortdurende, telkens terugkerende of opeenvolgende prestaties te verrichten, zoals bijvoorbeeld in de meest expliciete vorm het geval is bij een huur- of arbeidsovereenkomst. Dit vindt hierin steun dat de werkzaamheden van [deurwaarderskantoor] , zo valt uit de stellingen over en weer af te leiden, telkens waren gegrond op afzonderlijke te accorderen opdrachten. Bovendien is niet gebleken dat sprake was van een monopoliepositie van [woningstichting] als enige opdrachtgever van [deurwaarderskantoor] . Dat het proces van het verlenen van opdrachten en het uitvoeren van de werkzaamheden volgens [deurwaarderskantoor] exclusief en intensief was, maakt dat niet anders. [woningstichting] had op haar beurt immers steeds de vrijheid soortgelijke opdrachten aan anderen dan [deurwaarderskantoor] te verstrekken. De stelling van [deurwaarderskantoor] dat zij voor gemiddeld een jaaromzet van € 27.000,00 afhankelijk is van de opdrachten van [woningstichting] en gelet op de omvang van de werkzaamheden extra personeel heeft aangetrokken, werpt evenmin een ander licht op de zaak. Dit laatste betreft immers de interne bedrijfsvoering van [deurwaarderskantoor] welke in haar risicosfeer ligt en dus [woningstichting] niet regardeert.
4.3.
Gelet op het bovenstaande is geen sprake van een duurovereenkomst en worden de vorderingen van [deurwaarderskantoor] afgewezen. Al hetgeen voor het overige is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.4.
[deurwaarderskantoor] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [woningstichting] als volgt begroot:
griffierecht: € 1.836,00
salaris advocaat: (2 punten x € 894,00)
€ 1.788,00totaal: € 3.624,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [deurwaarderskantoor] in de proceskosten, aan de zijde van [woningstichting] tot op heden begroot op € 3.624,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
EvdP