In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 november 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontruiming van een gehuurde woonruimte. [eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard omdat de burgemeester van Vaals voornemens was de woning te sluiten voor een periode van twaalf maanden, na de vondst van drugs in de woning van [gedaagde]. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 februari 2014, maar [eiser] vorderde de ontruiming van de woning op basis van de ernstige overtredingen van [gedaagde]. Tijdens de zitting op 3 november 2014 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was en dat er een hoge mate van zekerheid bestond dat de huurovereenkomst in een eventuele bodemprocedure zou worden ontbonden. De rechter oordeelde dat de sluiting van de woning door de burgemeester voldoende grond vormde voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De vordering van [eiser] tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van twee weken voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Tevens werd een dwangsom van € 150,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 5.000,00. [gedaagde] werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser].