ECLI:NL:RBLIM:2014:925

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
C-04-127707 - KG ZA 14-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over afgifte van kinderen en reisdocumenten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een executiegeschil. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft verzocht om schorsing van de executie van een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw zou zijn. De vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, heeft verzocht om de man te veroordelen tot afgifte van de kinderen en hun reisdocumenten, alsook tot betaling van dwangsommen bij niet-naleving.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in de eerdere beschikking van 8 januari 2014. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat de omstandigheden zijn veranderd sinds die beschikking, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel niet in een stabiele situatie verkeren. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw in reconventie grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hebben op het inschakelen van de sterke arm van politie en justitie, en de reiskosten.

De man is veroordeeld om de kinderen en hun paspoorten aan de vrouw af te geven, met een dwangsom van EUR 250 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van EUR 10.000. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.I.J. Hegeman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/04/127707 / KG ZA 14-14
Vonnis in kort geding van 31 januari 2014
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen de man
advocaat mr. R.P.H.W. Haas te Heerlen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [land],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen de vrouw
advocaat mr. M.T.N. Whiterod te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de eis in reconventie
  • de nadere producties van partijen
  • de mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
  • partijen, bijgestaan door hun advocaten
  • [A] namens de raad voor de kinderbescherming
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren de minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001;
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004.
2.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit.
De kinderen verblijven thans bij de vader.
2.3.
Partijen hebben meerdere procedures gevoerd omtrent aangelegenheden aangaande de ouderlijke verantwoordelijkheden.
Bij beschikking van 8 januari 2014 heeft deze rechtbank bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen uiterlijk met ingang van 25 januari 2014 bij de moeder zal zijn. Voorts is er een regeling in de verdeling van de zorg- en opvoedingszaken getroffen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert met onmiddellijke ingang schorsing van de executie van het vonnis van 8 januari 2014 totdat hierop is beslist in de aanhangige hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, althans een passende voorziening te treffen, kosten rechtens.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert:
  • de man te veroordelen om terstond na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de kinderen van partijen aan de vrouw af te geven en uitvoering te geven aan hetgeen is bepaald in de uitspraak van deze rechtbank van 8 januari 2014 en al hetgeen te doen dan wel te bewerkstelligen strekkende tot afgifte van de kinderen door de man aan de vrouw; bij gebreke waarvan de man wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van EUR 1.000,= aan de vrouw, voor elke dag of een deel daarvan, dat de man zijn medewerking weigert dan wel verzuimt te verlenen, alsmede de vrouw te machtigen, althans haar toestemming te verlenen om het vonnis in kort geding zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • de man te veroordelen om terstond na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de reisdocumenten van de kinderen af te geven aan de vrouw dan wel toestemming te verlenen voor de afgifte van een nieuw of vervangend reisdocument, bij gebreke waarvan dit vonnis als vervangende toestemming geldt voor het aanvragen van een eigen reisdocument, waaronder begrepen een paspoort en een identiteitskaart voor de minderjarigen; bij gebreke waarvan de man wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van EUR 1.000,= aan de vrouw, voor elke dag of een deel daarvan, dat de man zijn medewerking weigert dan wel verzuimt te verlenen, alsmede de vrouw te machtigen, althans haar toestemming te verlenen om het vonnis in kort geding zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • de man primair te veroordelen tot het boeken en betalen van de tickets voor de kinderen naar Spanje en de kosten voor de vrouw om naar Nederland te komen en weer met de kinderen terug te reizen, op een door de vrouw te bepalen dag en tijd, alsook de kosten voor het verblijf van de vrouw in Nederland in afwachting van de tenuitvoerlegging van dit vonnis; van een dwangsom van EUR 1.000,= aan de vrouw, voor elke dag of een deel daarvan, dat de man zijn medewerking weigert dan wel verzuimt te verlenen, alsmede de vrouw te machtigen, althans haar toestemming te verlenen om het vonnis in kort geding zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • subsidiair de man te veroordelen tot betaling van een voorschot in de kosten gepaard gaande met de afgifte van de kinderen aan de vrouw en het afreizen naar Spanje van de vrouw en de kinderen, die de vrouw begroot op EUR 1.000,=, althans een door de rechter te bepalen voorschot;
  • de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de kosten gepaard gaande met het innen van de verbeurde dwangsommen, alsmede alle kosten verbonden aan het overbrengen van de minderjarige kinderen van partijen naar Spanje in de ruimste zin des woords en in de kosten verbonden aan het uitvoering geven aan alle veroordelingen van dit vonnis.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant  mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.2.
De voorzieningenrechter merkt vooreerst op dat haar rol in deze – zoals blijkt uit voormeld juridisch kader – zeer marginaal dient te zijn, waarbij in beginsel uitgegaan dient te worden van de beslissing van de rechter in het bodemgeschil.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet gebleken is dat de beschikking van 8 januari 2014 klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. De feiten en omstandigheden die de man thans aanvoert, zijn meegewogen bij de oordeelsvorming van de rechtbank en kunnen zodoende niet leiden tot de constatering van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag.
Voorts is niet gebleken dat de rechtbank aantoonbaar onjuist heeft overwogen dat er op dit moment geen rust en stabiliteit in het leven van beide kinderen zou bestaan en de kinderen niet goed in hun vel zitten. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat de rechtbank klaarblijkelijk tot een ander oordeel was gekomen indien de stukken van Bureau Jeugdzorg en Rubicon reeds voorhanden waren gedurende de bodemprocedure. De rechtbank komt in haar beschikking van 8 januari 2014 immers tot die overweging na beoordeling van meerdere stellingen en stukken van partijen en de raad voor de kinderbescherming, alsmede het minderjarigenverhoor van David.
Ook van een klaarblijkelijke noodtoestand bij tenuitvoerlegging van de beschikking van
8 januari 2014 door na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten is – naar het oordeel van de voorzieningenrechter – niet gebleken. Het gegeven dat de man van mening is dat hij beter voor de kinderen kan zorgen dan de vrouw en dat de kinderen gedurende het schooljaar moeten verhuizen zijn geen omstandigheden in de zin van vorenbedoelde noodtoestand.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het belang van de vrouw tot tenuitvoerlegging van de beschikking van 8 januari 2014 groter is dan het belang van de man bij schorsing daarvan.
5.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vrouw heeft gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij beoordeling van haar vorderingen, nu de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de beschikking van 8 januari 2014.
De voorzieningenrechter zal de vrouw daarom ontvangen in haar vorderingen.
6.2.
Aangezien de man tot nu toe geen uitvoering wenst te geven aan de beschikking van 8 januari 2014, ondanks zijn toezegging daartoe zoals blijkt uit punt 2.2. van de beschikking van 8 januari 2014, hij bovendien met de kinderen is ondergedoken en hen niet naar school heeft laten gaan, acht de voorzieningenrechter het zeer wel aannemelijk dat de man wederom zijn medewerking niet zal verlenen aan de tenuitvoerlegging van de beschikking van 8 januari 2014.
De voorzieningenrechter zal daarom de man veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de afgifte van de kinderen aan de vrouw, alsmede aan de afgifte van de paspoorten van de kinderen aan de vrouw, waarbij de man wordt veroordeel tot betaling van dwangsommen voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordelingen voldoet.
De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als hierna in het dictum vermeld.
6.3.
Nu het inschakelen van de sterke arm van politie en justitie van rechtswege mogelijk is, zoals blijkt uit artikel 812 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder te noemen: Rv), dat bepaalt dat de vrouw van rechtswege het recht heeft tot het aan haar doen afgeven van de kinderen, zo nodig met behulp van de sterke arm en het Openbaar Ministerie, blijkens artikel 813 Rv, zo nodig zijn medewerking verleent tot afgifte van de kinderen als bedoeld in artikel 812 Rv, zal de rechtbank die vordering afwijzen.
Ook ten aanzien van het inzetten van de sterke arm inzake de afgifte van de paspoorten van de kinderen, zal de voorzieningenrechter de vordering afwijzen, nu de man ter zitting reeds een aanbod heeft gedaan de reisdocumenten te verschaffen.
6.4.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw ten aanzien van de reiskosten af, nu van een onderbouwing hiervan niet is gebleken.
6.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.6.
De voorzieningenrechter zal de overige vorderingen en de subsidiair gedane vorderingen afwijzen.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
veroordeelt de man om terstond na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van hetgeen in de beschikking van 8 januari 2014 is bepaald en veroordeelt hem om terstond na betekening van dit vonnis de kinderen aan de vrouw af te geven;
7.4.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van EUR 250,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 7.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 10.000,= is bereikt;
7.5.
veroordeelt de man om terstond na betekening van dit vonnis de paspoorten van de kinderen aan de vrouw af te geven;
7.6.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van EUR 250,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 7.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 10.000,= is bereikt;
7.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I.J. Hegeman en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: DT