In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een schietpartij in Nieuwstadt op 6 april 2013, heeft de Rechtbank Limburg op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan. De verdachte stond terecht voor het aan medeverdachten ter beschikking stellen van vuurwapens en het vervoeren van deze medeverdachten naar de plaats delict. Tijdens de zitting op 15 oktober 2014 werd de officier van justitie gehoord, evenals de verdachte en zijn raadsman, mr. M.F.E. Sprenkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de medeplichtigheid aan poging tot moord. De verdediging steunde deze vordering en stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte vuurwapens ter beschikking had gesteld of dat hij op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. H.H. Dethmers, en is openbaar uitgesproken in de zitting van 29 oktober 2014. Mr. J. Iding was niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen, maar de beslissing tot vrijspraak werd unaniem genomen door de rechters.