ECLI:NL:RBLIM:2014:9101

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
03/700749-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en vrijspraak voor belaging in een echtscheidingstraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en belaging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 december 2013 meerdere doodsbedreigingen heeft geuit tegen de aangeefster, die ook de moeder van zijn kind is. De bedreigingen werden gedaan tijdens telefoongesprekken en waren van zodanige aard dat zij de vrees konden opwekken dat de aangeefster voor haar leven moest vrezen. De rechtbank heeft deze bedreigingen bewezen verklaard en de verdachte hiervoor veroordeeld tot een geldboete van € 500,-.

Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van belaging. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De communicatie tussen de verdachte en de aangeefster was complex en er was sprake van een patroon van wederzijdse communicatie, waarbij beide partijen betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet duidelijk had kunnen zijn dat de aangeefster geen contact meer met hem wilde, waardoor de belaging niet bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de ex-vriendin, tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen, een USB-stick en een Cd-rom, teruggegeven aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken in Maastricht.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700749-13
Datum uitspraak : 27 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
wonende te [woonplaats 1], [adres 1].
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2014. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie, de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman en de raadsman van de benadeelde partij.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:[slachtoffer] heeft bedreigd;
Feit 2:[slachtoffer] heeft belaagd.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daartoe ten aanzien van feit 1 verwezen naar de aangifte en de verklaring van verdachte. Voor wat betreft de tenlastegelegde woorden “[naam zoon verdachte en slachtoffer] viel van de trap...dit zou kunnen gebeuren als je de volgende keer de telefoon niet beantwoordt", heeft de officier van justitie betoogd dat deze bedreiging niet tegen aangeefster [slachtoffer] is gericht. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat de bedreigingen hebben plaatsgevonden in het tijdvak van november tot en met december 2014, zodat ook de tenlastegelegde periode moet worden ingekort.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte met ingang van 17 augustus 2013 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Vanaf dat moment moest in ieder geval duidelijk zijn voor verdachte dat [slachtoffer] niet gediend was van zijn smsjes en telefoontjes.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft hij de dreigende aard van de tenlastegelegde woorden betwist. Ten aanzien van feit 2 heeft hij aangevoerd dat het onderzoek zich ten onrechte alleen tegen verdachte heeft gericht. Ook [slachtoffer] heeft vele berichten naar verdachte gestuurd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte en [slachtoffer] hadden gedurende enkele jaren een relatie. Op [geboortedatum 2] werd hun zoontje [naam zoon verdachte en slachtoffer] geboren. Eind 2012 werd de relatie beëindigd. Vervolgens is er onenigheid ontstaan over het al dan niet regelen van een co-ouderschap.
Ten aanzien van feit 1:
Onder feit 1 is de bedreiging van [slachtoffer] tenlastegelegd.
Op 25 december 2013 deed [slachtoffer] (ook bekend als [slachtoffer]) [2] aangifte tegen verdachte. Zij werd op diezelfde dag door verdachte gebeld. In dit gesprek zei verdachte: “Als je niet van de advocaat en de rechtbank afziet, vermoord ik je.” Het gesprek werd door Van Vreden opgenomen. [3] De geluidsopnamen werden door de politie beluisterd. In het gesprek tussen aangeefster en verdachte, zei verdachte onder andere het volgende:
"Als je mijn rechten gaat ontnemen ga jij dit niet overleven", "you"ll die", "I swear to God. Sooner or later I will rip your head off" en "if you think you can pull me infront of a fucking jugde, if you think you can take my child frm me away [slachtoffer]. then [slachtoffer], you have my word. That means only one thing. you understand? that you not survive it. You understand. maybe not today, tomorrow, over 4 years, maybe in 5 years, you will pay for it, remember this." [4]
Verdachte is ter zitting geconfronteerd met deze uitlatingen. Ten aanzien van de woorden “Als je niet van de advocaat en de rechtbank afziet, vermoord ik je”, heeft hij verklaard dat hij dit gezegd heeft omdat hij boos was. Verdachte heeft bekend de woorden "Als je mijn rechten gaat ontnemen ga jij dit niet overleven", "you"ll die" en "I swear to God. Sooner or later I will rip your head off" te hebben gezegd. Ook heeft hij verklaard dat hij kan begrijpen dat [slachtoffer] zich hierdoor angstig en bedreigd voelde. [5]
Gelet op de aangifte, de bevindingen van de politie met betrekking tot de geluidsopname en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere doodsbedreigingen tegen aangeefster [slachtoffer] heeft geuit. De rechtbank is van oordeel dat deze woorden redelijkerwijs de vrees konden opwekken dat aangeefster voor haar leven moest vrezen. De rechtbank acht feit 1, voor wat betreft voornoemde bewoordingen, dan ook bewezen.
Ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging "als we niet normaal kunnen praten, moeten we allemaal dood" en "[naam zoon verdachte en slachtoffer] viel van de trap...dit zou kunnen gebeuren als je de volgende keer de keer de telefoon niet beantwoordt" heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij deze bewoordingen op een andere manier heeft gezegd. Hierdoor komen de woorden in een andere context te staan en kan de bedreigende aard van deze bewoordingen niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging "als de politie bij mij komt, zal ik gewapend zijn (terwijl hij een foto mee had gestuurd waarop te zien is hoe iemand een (automatisch) geweer uit een raam richt op een politie patrouille)", overweegt de rechtbank dat deze niet kunnen worden gezien als een bedreiging die tegen aangeefster was gericht.
Verdachte zal dan ook van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat alle bewezenverklaarde uitingen hebben plaatsgevonden in het tussen verdachte en [slachtoffer] gevoerde telefoongesprek op 25 december 2013.
Ten aanzien van feit 2:
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 25 december 2013 [slachtoffer] heeft belaagd door duizenden (sms)berichten te sturen, (dagelijks) meerdere keren naar [slachtoffer] te bellen, meerdere keren naar de woning van [slachtoffer] te gaan en daar aan te bellen en op de ramen te kloppen dan wel te slaan en op het balkon te klimmen. Hierdoor heeft verdachte - volgens de officier van justitie - wederrechtelijk (onrechtmatig) stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte meermalen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij - volgens afspraak - naar de woning ging om zijn zoon op te halen en thuis te brengen. Gelet op deze verklaring blijkt niet dat er sprake was van enig wederrechtelijk handelen, nu een en ander met wederzijdse instemming gebeurde in het kader van een omgangsregeling.
Verdachte heeft verklaard één keer op het balkon te zijn geklommen, omdat [slachtoffer] de deur niet openmaakte en hij haar wilde confronteren met de aanwezigheid van een “speedboer” in de woning. Destijds heeft [slachtoffer] de politie gebeld. De politie is toen ook ter plaatste gekomen. Voor zover de rechtbank kan beoordelen, betrof het hier een eenmalig incident. Van andere (ongewenste) bezoeken is niet gebleken.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] vaak belde. Hij deed dit om over de opvoeding van [naam zoon verdachte en slachtoffer] te praten. De rechtbank sluit niet uit dat deze gesprekken een andere wending namen, zoals blijkt uit feit 1, maar zij heeft niet kunnen vaststellen of er tegen de wil van [slachtoffer] werd gebeld en evenmin of dit stelselmatig gebeurde. De relevante gegevens daartoe ontbreken aan het dossier. In een aanvullend proces-verbaal heeft de politie nog genoteerd dat men niet heeft kunnen nagaan hoe vaak verdachte in de tenlastegelegde periode gebeld heeft met [slachtoffer].
Van de hiervoor beschreven handelingen (naar de woning gaan en bellen) kan dan ook niet worden gesteld dat verdachte daarmee wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
In het kader van de aangifte van [slachtoffer] is het meest opvallend het aantal sms-berichten dat werd verstuurd. Door aangeefster [slachtoffer] werd een uitdraai van het sms-verkeer tussen haar en verdachte overgelegd. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte duizenden berichten naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Deze vele berichten hadden een duidelijk dwingende inhoud. Gelet op de intensiteit waarmee en de lange periode waarover de berichten werden verstuurd, had het sturen van de berichten een stelselmatig karakter. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Om tot een bewezenverklaring van belaging te komen, en met name van het onderdeel ‘wederrechtelijk’, is echter ook van belang vast te stellen of het verdachte duidelijk was dat [slachtoffer] geen contact meer met hem wilde. Volgens de officier van justitie heeft [slachtoffer] op 17 augustus 2013 aan verdachte duidelijk gemaakt dat zij geen berichten van verdachte meer wilde ontvangen door hem het volgende bericht te versturen: “[verdachte] you make me feel so that I have no choice to speak to you.” De latere gesprekken moeten volgens de officier van justitie in het kader van deze uitspraak worden gezien.
De rechtbank stelt vast dat niet alleen verdachte vele berichten naar [slachtoffer] stuurde, maar dat er juist sprake was van het over en weer sturen van vele berichten. Het ging daarbij om lange ‘gesprekken’, hetgeen geleid heeft tot een enorme berichtenstroom. [slachtoffer] heeft weliswaar berichten gestuurd waarin ze haar ongenoegen uitte over de vele dwingende berichten van verdachte en waarin zij verdachte zelfs verzocht om haar met rust te laten, maar dit leidde niet tot beëindiging van het vele sms-contact, ook niet van de zijde van [slachtoffer]. Zo stuurde zij op 14 december 2013 het volgende bericht naar verdachte: “(…) stop harassing me.” Na het versturen van dit bericht gaat het ‘gesprek’ over en weer gewoon door. Ook [slachtoffer] bleef dus actief - zij het in mindere mate dan verdachte - aan het gesprek deelnemen. Opvallend is in dit licht dat het niet altijd verdachte is die het initiatief neemt tot het aangaan van een nieuwe sms-conversatie, maar dat ook [slachtoffer] op momenten het initiatief nam, zoals bijvoorbeeld op 26 en 27 oktober 2013. Op 3 november 2013 is het juist [slachtoffer] die vele berichten achter elkaar naar verdachte stuurt op het moment dat verdachte niet op haar berichten reageert.
Het voorgaande brengt met zich mee dat door de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat het voor verdachte in de tenlastegelegde periode volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] geen prijs meer stelde op de sms-berichten en dat verdachte daarom met zijn berichten wederrechtelijk inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer. De wijze waarop [slachtoffer] haar ongenoegen heeft geuit is daartoe onvoldoende, aangezien zij niet eenduidig en ondubbelzinnig heeft gezegd dat ze niet meer door verdachte lastig gevallen wilde worden. Hier komt nog bij dat [slachtoffer] vervolgens zelf ook doorgaat met het sturen van sms-berichten. Er lijkt dan ook sprake te zijn van een manier van communiceren die door zowel verdachte als door [slachtoffer] als normaal wordt ervaren en die voor beide kennelijk geen aanleiding geeft om het gesprek te beëindigen. Uit de sms-berichten blijkt een patroon van aantrekken en afstoten. Het gebruik van grof taalgebruik wordt daarbij niet geschuwd.
Nu niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], kan dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen worden verklaard zodat een en ander niet tot een veroordeling wegens belaging kan leiden. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

op 25 december 2013, in de gemeente Brunssum en/of Heerlen, [slachtoffer] (ook bekend als [slachtoffer]), meermalen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] in telefoongesprekken de woorden toegevoegd:
"als je niet van de advocaat en rechtbank afziet, vermoord ik je" en
"Als je mijn rechten gaat ontnemen ga jij dit niet overleven" en
"you"ll die" en
"I swear to God. Sooner or later I will rip your head off" en
"if you think you can pull me infront of a fucking jugde, if you think you can take my child frm me away [slachtoffer]. then [slachtoffer], you have my word. That means only one thing. you understand? that you not survive it. You understand. maybe not today, tomorrow, over 4 years, maybe in 5 years, you will pay for it, remember this"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van reclasseringstoezicht gevorderd, waarbij verdachte een behandeling dient te ondergaan, waarbij hij zich dient te houden aan een meldplicht en een contactverbod met [slachtoffer], haar zus en zijn zoon [naam zoon verdachte en slachtoffer], totdat er een omgangsregeling tot stand is gekomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen welke gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf. Aan een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel kunnen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Indien wenselijk zal verdachte een ambulante behandeling ondergaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan doodsbedreigingen tegen [slachtoffer]. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de impact die deze woorden op haar hebben gehad. Dergelijke uitingen van agressie zijn onacceptabel. Blijkbaar heeft verdachte geen enkel respect voor zijn ex-vriendin en tevens moeder van zijn zoon.
Voor een bedreiging wordt volgens de oriëntatiepunten van het LOVS doorgaans een geldboete van € 250,- opgelegd. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank een geldboete van € 500,- passend. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal worden verrekend met de geldboete, naar de maatstaf van € 5,- per dag.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zij vordert een bedrag van € 800,- aan immateriële schadevergoeding voor de feiten 1 en 2.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde niet is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering thans onvoldoende is onderbouwd en een aanhouding van de strafzaak in dit stadium een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op de eerste plaats is het niet mogelijk om op basis van de vordering een splitsing te maken tussen welke gebeurtenissen tot welke schade heeft geleid. Een splitsing is noodzakelijk aangezien verdachte van feit 2 zal worden vrijgesproken.
Hierbij komt nog dat wanneer er geen sprake is van fysiek letsel, er slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulier blijkt dat de benadeelde – kort gezegd - gevoelens van angst ervaart. Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde naar voren gebracht dat [slachtoffer] medicatie gebruikt op momenten dat zij spanning ervaart. Zij is verder niet in behandeling bij een psycholoog.
Volgens de wet is het verhalen (op daders) van negatieve gevoelens alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van het wetsartikel. Van eventuele ernstigere psychische schade is op basis van de vordering niet gebleken. Hiertoe werden onvoldoende gegevens aangevoerd. Het verwijzen naar het “juridisch onderbuikgevoel dat dit een redelijk bedrag is” als onderbouwing van de vordering door de raadsman van de benadeelde partij, is daartoe onvoldoende.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werden een USB-stick en een Cd-rom in beslag genomen. Deze waren afkomstig van mevrouw [slachtoffer]. Deze goederen kunnen aan haar worden teruggegeven.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de geldboete, naar de maatstaf van € 5,- per dag in voorarrest doorgebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
nr. 1: 1 USB-stick (goednummer 2297313);
nr. 2: 1 Cd-Rom (goednummer 2293868);
aan [slachtoffer], [adres 2], [woonplaats 2].
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 oktober 2014, zijnde mr. J.S. Holthuis buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode van 15 maart 2013 tot en met 25 december 2013, in de gemeente Brunssum en/of Heerlen, althans in het arrondissement Limburg althans in Nederland, [slachtoffer] (ook bekend als [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] (mondeling en/of in telefoongesprek(ken)
en/of via een of meer tekstbericht(en) (via sms en/of facebook, althans berichtenverkeer)) (onder andere) de woorden toegevoegd:
"als je niet van de advocaat en rechtbank afziet, vermoord ik je" en/of
"als we niet normaal kunnen praten, moeten we allemaal dood" en/of
(terwijl hij een foto mee had gestuurd waarop te zien is hoe iemand een (automatisch) geweer uit een raam richt op een politie patrouille) "als de politie bij mij komt, zal ik gewapend zijn" en/of
"[naam zoon verdachte en slachtoffer] viel van de trap...dit zou kunnen gebeuren als je de volgende keer de keer de telefoon niet beantwoordt" en/of
"Als je mijn rechten gaat ontnemen ga jij dit niet overleven" en/of
"you"ll die" en/of
"I swear to God. Sooner or later I will rip your head off" en/of
"if you think you can pull me infront of a fucking jugde, if you think you can take my child frm me away [slachtoffer]. then [slachtoffer], you have my word. That means only one thing. you understand? that you not survive it. You understand. maybe not today, tomorrow, over 4 years, maybe in 5 years, you will pay for it, remember this"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 25 december 2013, in de gemeente(n) Heerlen en/of Brunssum, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] (ook bekend als [slachtoffer]), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij, verdachte, in voornoemde periode,
- duizenden (27500) althans zeer veel (sms)berichten gestuurd aan die [slachtoffer] en/of
- ( dagelijks) meerdere keren, althans (zeer) vaak naar die [slachtoffer] gebeld
- meerdere malen naar de woning van die [slachtoffer] toegegaan en/of heeft aldaar aangebeld en/of heeft op ra(a)m(en) en/of op deur(en) geklopt en/of geslagen en/of is op het balkon geklommen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2013139992 d.d. 9 februari 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2013, pagina 51.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 december 2013, pagina 6 en 7.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2014, pagina 55 en 56.
5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 13 oktober 2014 afgelegd.