ECLI:NL:RBLIM:2014:9094

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
03/659009-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van gijzeling en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gijzeling en diefstal met geweld. De verdachte werd beschuldigd van het ontvoeren van een slachtoffer, genaamd [slachtoffer], onder bedreiging van vuurwapens, en het eisen van een losgeld van €5000,-. De feiten vonden plaats in de periode van 13 tot 14 augustus 2012 in Roermond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft vastgehouden in een woning, waar hij onder bedreiging van geweld werd gedwongen om geld te betalen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze inconsistent waren. De rechtbank heeft ook het DNA-bewijs overwogen, dat op verschillende voorwerpen in de woning werd aangetroffen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte niet minder gewelddadig was dan die van zijn mededaders. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, wat zwaarder was dan de door de officier van justitie gevorderde straf van 30 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en zijn familie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659009-13
Datum uitspraak : 21 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
volgens zijn opgave verblijvende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman is mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 oktober 2014.
De rechtbank heeft op 7 oktober 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2012 tot en met 14 augustus2012 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) genoemde [slachtoffer]:
- onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), in elk geval van een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) bij diens arm(en) vast te grijpen en (vervolgens) een auto (Ford Focus) in te sleuren en/of
- vast te houden, terwijl hij moest lopen en/of
- in een woning (gelegen aan de [adres 2]) op een bank heeft/hebben laten plaatsnemen en (vervolgens) zijn schoenen uit laten doen en/of
- onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te zeggen dat hij daar moest blijven en dat als het nodig was het vuurwapen gebruikt zou worden en/of
- zijn handen en/of benen heeft/hebben vastgebonden en (vervolgens) op een bed heeft/hebben neergelegd en/of
- te zeggen dat hij het niet moest wagen om te ontsnappen of de politie er bij halen, waarbij een of meer vuurwapen(s), in elk geval een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op voornoemd bed werd(en) gelegd en/of
- een doek in diens mond te duwen en (vervolgens) een of meer touw(en) om diens hoofd te wikkelen en/of
- een vinger in diens oog te duwen en/of
- een vest om diens mond/gezicht te spannen en/of
- vast te houden in een (afgesloten) woning (gelegen aan de [adres 2]),
met het oogmerk (een) ander(en) te weten [broer slachtoffer 1] en/of [broer slachtoffer 2], te dwingen aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) EURO 5000,-, in elk geval een bedrag aan geld te betalen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2012 tot en met 14 augustus 2012 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet genoemde [slachtoffer]:
- onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), in elk geval van een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), bij diens arm(en) vast gegrepen en (vervolgens) een auto (Ford Focus) in gesleurd en/of
- vast gehouden, terwijl hij moest lopen en/of
- in een woning (gelegen aan de [adres 2]) op een bank laten plaatsnemen en (vervolgens) zijn schoenen uit laten doen en/of
- onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gezegd dat hij daar moest blijven en dat als het nodig was het vuurwapen gebruikt zou worden en/of
- zijn handen en/of benen vastgebonden en (vervolgens) op een bed neergelegd en/of
- gezegd dat hij het niet moest wagen om te ontsnappen of de politie er bij halen, waarbij een of meer vuurwapen(s), in elk geval een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op voornoemd bed werd(en) gelegd en/of
- een doek in diens mond geduwd en (vervolgens) een of meer touw(en) om diens hoofd gewikkeld en/of
- een vinger in diens oog geduwd en/of
- een vest om diens mond/gezicht gespannen en/of
- vast gehouden in een (afgesloten) woning (gelegen aan de [adres 2]);
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2012 tot en met 14 augustus 2012 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter (merk Piaggio), een mobiele telefoon (merk Blackberry), een horloge en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het richten van een vuurwapen, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op deze [slachtoffer] en/of
- genoemde [slachtoffer] vast grijpen en (vervolgens) een auto (Ford Focus) in sleuren en/of
- het (op dreigende toon) tegen voornoemde [slachtoffer] zeggen "Ga liggen." en/of
- het naar beneden trekken van deze [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman in zijn pleitnota – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer], [broer slachtoffer 2] en [broer slachtoffer 1] zijn onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen van [slachtoffer] zijn inconsistent, bevatten aantoonbare leugens, zijn in strijd met de verklaringen van zijn broer [broer slachtoffer 1] en vinden geen steun in objectieve gegevens zoals telefoongegevens. Zijn tweede verklaring is compleet anders dan zijn eerste verklaring. Een aannemelijke verklaring voor deze andere verklaring wordt niet gegeven. Ook blijkt [slachtoffer] in de nacht waarin het feit gepleegd zou zijn nog met twee personen te hebben gesproken. Voorts verklaart [slachtoffer] dat zijn telefoon is afgenomen, maar hij heeft wel diverse keren met die telefoon met zijn broer [broer slachtoffer 1] gesproken. De verklaring van [broer slachtoffer 1] komt niet overeen met de verklaring van [slachtoffer]. Ook is er met de telefoon van [slachtoffer] gedurende de vermeende vrijheidsberoving met verschillende personen contact geweest. [broer slachtoffer 2] kan niets over de ontvoering vertellen omdat hij met [slachtoffer] niet meer over de ontvoering gesproken heeft, hetgeen vragen oproept. De verklaring van [broer slachtoffer 1] komt voorts niet overeen met die van [broer slachtoffer 2].
Het bewijs dat verdachte bij de tenlastegelegde feiten betrokken zou zijn is gebaseerd op DNA dat van hem zou zijn aangetroffen in de woning waar het slachtoffer zegt te zijn vastgehouden. De verdediging heeft primair verzocht om een contra-expertise van de resultaten van het DNA-onderzoek met betrekking tot het glas en de veters. Een contra-onderzoek met betrekking tot de veters heeft echter niet plaatsgevonden. Het DNA-materiaal met betrekking tot de veters dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat er is DNA aangetroffen op een glas en op de schoenveters van [slachtoffer], maar dat deze constatering niets zegt over het moment waarop dit DNA op de schoenveter en op het glas terecht is gekomen. Het zegt derhalve niets over de vraag of het DNA ten tijde van het tenlastegelegde op de schoenveter en op het glas is terecht gekomen. De schoenen en veters zijn op verschillende locaties geweest waarbij DNA-overdracht heeft kunnen plaatsvinden. De aangetroffen DNA-profielen die overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte kunnen daarom niet worden aangemerkt als een daderspoor.
Tenslotte wijst de raadsman op het feit dat uit het dossier blijkt dat betreffende woning bekend stond als woning waar veel gedeald werd en veel mensen over de vloer kwamen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewijsverweren van de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank acht – anders dan de raadsman – de verklaringen van aangever [slachtoffer] betrouwbaar, aangezien de volgende feiten en omstandigheden zijn verklaring ondersteunen.
1. De aangever wordt op 14 augustus 2012 in de vroege ochtend, omstreeks 5.00 uur, door verbalisanten in paniek op straat aangetroffen met een sweater en een touw om zijn nek gebonden. Voorts had hij een vaatdoek en een vork bij zich. Bij aangever worden door de verbalisanten in de nek en rond de mond, polsen en enkels huidstrepen geconstateerd waar de huid afgekneld was geweest. Gelet op het tijdstip waarop (5.00 uur) en de toestand waarin het slachtoffer aldaar op straat liep, is niet aan te nemen dat het slachtoffer dit in scene heeft gezet.
2. Aangever geeft meteen aan dat hij door drie Antillianen is meegenomen in een Ford Focus en is vastgehouden in een woning, welke – na aanwijzen van aangever – blijkt te zijn gelegen aan de [adres 2] te Roermond. Bij de doorzoeking van de betreffende woning worden onder meer een paar schoenen, veters, een vest en glazen aangetroffen, welke goederen passen in de verklaring van aangever.
3. Op een glas wordt naast het DNA van aangever ook DNA van een ander aangetroffen. bovendien het DNA van aangever aangetroffen.
4.Voorts zijn in de woning vaatdoekjes en vorken in beslag genomen, welke overeenkomen met het doekje en de vork die aangever bij zich had toen de verbalisanten hem aantroffen.
5. Het feit dat er die nacht contact is geweest met de broers van aangever over het betalen van een geldbedrag in ruil voor zijn vrijheid en het overdragen van het geld wordt bevestigd door de getuigen [broer slachtoffer 2] en [broer slachtoffer 1].
6. Voorts is aangever samen met [bijnaam verdachte 1] en anderen op de betreffende avond in de tuin van de woning aan de [adres 3] gezien door getuige [getuige 1]. Verder wordt de scooter die aangever had geleend van [naam 1], die zulks ook bevestigt, naderhand elders aangetroffen.
In zijn eerste verklaring op 14 augustus 2012 heeft aangever [slachtoffer] verklaard dat hij geblinddoekt was en dat hij door drie onbekende forse mannen onder bedreiging van een vuurwapen gedongen is in een auto te stappen. In zijn tweede verklaring op 18 augustus 2012 heeft aangever de omschrijving van de daders aangepast en heeft hij over een van de daders verklaard, waarbij hij voorts heeft aangegeven dat hij niet geblinddoekt was. Het verweer van de raadsman dat aangever wisselend heeft verklaard zonder aannemelijkheid daarvoor verwerpt de rechtbank, nu aangever duidelijk heeft gezegd uit angst voor represailles van de zijde van [bijnaam verdachte 1] c.s. mede richting zijn familie, in zijn eerste verhoor te hebben gezwegen of onjuist te hebben verklaard en hij na aandringen van onder andere zijn broers tóch het volledige verhaal in tweede instantie heeft verteld, hetgeen ook bevestigd wordt door zijn broer [broer slachtoffer 1].
In hoofdlijnen verklaart aangever derhalve consistent omtrent hetgeen hem is overkomen. Voorts zijn er door de verdediging naar het oordeel van de rechtbank geen valide argumenten aangedragen voor een mogelijk motief van aangever en de getuigen om verdachte onterecht als betrokkene te noemen.
De contra-expertise van de resultaten van het DNA-onderzoek met betrekking tot de veters.
Ten aanzien van het aangetroffen DNA overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank zal het DNA op de veters niet als bewijs gebruiken, zodat het betoog van de raadsman geen nadere bespreking behoeft.
Het tijdstip waarop het DNA op de schoenveter en op het glas terecht is gekomen.
Ten aanzien van het DNA op het glas constateert de rechtbank het volgende. De getuige [getuige 2] verklaart dat zij zes glazen had gekocht en dat die zich nog in de verpakkingen bevonden toen zij die in de woning had neergezet. Toen zij op 14 augustus 2012 weer in de woning kwam zag zij dat er glazen uit de verpakking waren gehaald. De rechtbank heeft op foto 39 geconstateerd dat op de tafel in de woonkamer aangebroken verpakkingen en glazen stonden. Voorts is in de keuken in de spoelbak een glas aangetroffen. Op het glas uit de spoelbak bleek DNA van zowel het slachtoffer [slachtoffer] als van verdachte voor te komen, hetgeen past in de verklaring van aangever dat hij heeft gedronken, waarna een van de daders ook uit hetzelfde glas heeft gedronken. Op het glas op de tafel is DNA van alleen verdachte aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat het DNA bij gelegenheid van de gijzeling en diefstal met geweld in de nacht van 13 op 14 augustus 2014 op de glazen is terecht gekomen. Verdachte heeft voorts zelf geen enkele (aannemelijke) verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de glazen. Wat er ook zij van het betoog van de raadsman dat veel mensen in de woning over de vloer kwamen, doet dit niet af aan het feit dat op een nieuw glas alleen DNA van het slachtoffer en verdachte is aangetroffen, hetgeen overeenkomt met de verklaring van het slachtoffer dat beiden uit eenzelfde glas hebben gedronken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 13 augustus 2012 tot en met 14 augustus 2012 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met zijn mededaders genoemde [slachtoffer]:
- onder bedreiging van vuurwapens bij diens armen vast te grijpen en vervolgens een auto (Ford Focus) in te sleuren en
- vast te houden, terwijl hij moest lopen en
- in een woning (gelegen aan de [adres 2]) op een bank heeft laten plaatsnemen en vervolgens zijn schoenen uit laten doen en
- onder bedreiging van een vuurwapen te zeggen dat hij daar moest blijven en dat als het nodig was het vuurwapen gebruikt zou worden en
- zijn handen en benen heeft vastgebonden en vervolgens op een bed heeft neergelegd en
- te zeggen dat hij het niet moest wagen om te ontsnappen of de politie er bij halen, waarbij vuurwapens op voornoemd bed werden gelegd en
- een doek in diens mond te duwen en vervolgens touwen om diens hoofd te wikkelen en
- een vinger in diens oog te duwen en
- een vest om diens mond te spannen en
- vast te houden in een (afgesloten) woning (gelegen aan de [adres 2]),
met het oogmerk anderen, te weten [broer slachtoffer 1] en [broer slachtoffer 2], te dwingen aan hem verdachte en/of zijn mededaders EURO 5000,- te betalen;
2.
in de periode van 13 augustus 2012 tot en met 14 augustus 2012 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter (merk Piaggio), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en een mobiele telefoon (merk Blackberry), een horloge en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het richten van een vuurwapen op deze [slachtoffer] en
- genoemde [slachtoffer] vastgrijpen en vervolgens een auto (Ford Focus) insleuren en
- het (op dreigende toon) tegen voornoemde [slachtoffer] zeggen "Ga liggen." en
- het naar beneden trekken van deze [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.5
Het bewijsDe beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen [1] , in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het vermelde geschrift is slechts voor het bewijs gebruikt in verband met de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [2] relateren – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 14 augustus 2012, omstreeks 05.00 uur, zagen wij dat een man vanuit de [adres 4] in onze richting zwaaide en in onze richting kwam rennen. Hij zwaaide tijdens het rennen met beide armen in de lucht. De persoon vroeg “kunt u me misschien naar een veilige plek brengen”. De persoon had een soort van sweater om zijn nek gebonden en daaronder zat een wit touw strak om zijn nek. Toen wij hem vroegen wat er gebeurd was, vertelde hij dat hij net was ontvoerd door drie Antillianen. Wij lieten de persoon, die later opgaf te zijn [slachtoffer], achter in ons surveillancevoertuig plaatsnemen. Op het moment dat [slachtoffer] instapte, liet hij een doekje en een vork vallen. [slachtoffer] vertelde ons dat hij door drie Antillianen was meegenomen in een donkerblauwe Ford Focus en werd bedreigd met een vuurwapen. Toen wij aan [slachtoffer] vroegen in welke woning hij werd vastgehouden, hoorden we dat hij zei: “De straat waar je alleen maar in kunt rijden vanaf de [adres 5]. Dat is in de buurt waar jullie mij hebben opgepikt.” Wij zijn teruggereden naar de [adres 5] en zagen dat [slachtoffer] de [adres 2] aanwees als de straat waarin de woning stond waarin hij werd vastgehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag duidelijk dat bij [slachtoffer] een streep op de huid zat, hier was te zien dat de huid wat ingedrukt en afgekneld was. Om de polsen en de enkels waren strepen te zien alsof de huid was afgekneld. In de nek was duidelijk een streep te zien waar de huid was afgekneld.
Aangever [slachtoffer] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 augustus 2012 [3] :
Op 13 augustus 2012, omstreeks 23.00 uur, reed ik op de [adres 6] te Roermond. Ik heb mijn scooter gestald op de [adres 6]. Deze scooter is niet mijn eigendom maar die van [naam 1]. Ik reed op een Piaggio scooter, type C38, gekentekend [XXXXXX]. Ik had mijn scooter aan de zijde van het theehuis geparkeerd. Ik had de sleutel van de scooter en mijn huissleutels in mijn handen. Op dat moment stopte een donkerkleurige Ford Focus midden op de [adres 6]. Ik zag dat er drie Antillianen uit de auto stapten. De persoon door mij omschreven als persoon 1 of de persoon door mij omschreven als persoon 2 kwam naar mij toegelopen. Hij had een vuurwapen in zijn hand en richtte dit op mijn borst/hoofd. Ik zag dat twee mannen mij bij mijn armen grepen en mij de auto in sleurden die midden op straat stond. Ik durfde niet tegen te sputteren, omdat ik bedreigd werd met het vuurwapen. Ze hebben mij achter de bijrijderszijde op de achterbank geduwd. De smalle man bleef bij mij staan aan de bijrijders-zijde. Ik zag dat de smalle man mij de sleutels afpakte en het portier aan mijn zijde dicht deed. Ik zag dat de smalle man naar de scooter liep. Ik merkte dat de forse man in mijn broekzakken zat. De man heeft alles van mij afgenomen dat ik bij mij had. Dit was mijn Blackberry, type Curve kleur wit. Ik had geld in mijn rechter broekzak zitten. Dit geld hebben ze ook weggenomen. De auto reed weg en de forse man zei tegen me: “ga liggen”. Ik boog een beetje naar de linkerzijde en ik voelde dat de man die naast mij zat mij links naar beneden trok.
Op 18 augustus 2012 [4] :
Ik heb de leider van de jongens die mij hadden meegenomen, herkend. Ik wist alleen zijn naam niet. Ik weet dat hij niet van hier is en op de [adres 3] woont. Hij heeft een relatie met een meisje uit Roermond. Ik heb navraag gedaan en zij noemen hem [bijnaam verdachte 2] of [bijnaam verdachte 3]. Hij is de smallere persoon die ik heb genoemd in de aangifte. Ik heb die [bijnaam verdachte 2] wel eens in Roermond als bestuurder gezien van een groene Ford Focus. Die andere twee jongens zijn toen met mij naar de [adres 3] gereden en [bijnaam verdachte 2] is op de scooter weggereden. Bij de woning van de [adres 3] kwamen ze alle drie weer bij elkaar. Via de tuin werd ik de woning in gebracht. Dit gebeurde nog steeds onder bedreiging van die vuurwapens. In de tuin zag ik een meisje zitten die ik herkende als de vrouw die vaker bij [bijnaam verdachte 2] was en die zijn vriendin is. Ik weet dat dit meisje [naam 2] heet. Via Facebook kwam ik uit op de naam [naam 2].” Ik werd in een kamer gezet. Vervolgens moest ik weer mee met die jongens. Ze bleven me constant waarschuwen dat ik me niks in mijn hoofd moest halen en ik wilde dat ook niet doen omdat ik wist dat zij doorgeladen pistolen bij zich hadden. Ik ben met die jongens naar buiten gelopen. Wij liepen terug naar de auto waar we mee gekomen waren. Wij zijn toen naar de straat gereden waar zij mij vastgehouden hebben, de [adres 2].
Op 14 augustus 2012 voorts [5] :
Toen de auto op een gegeven moment tot stilstand kwam, voelde ik dat ik uit de auto werd getrokken. Ik moest ongeveer 3 à 4 meter lopen voordat ik een trap op moest. Toen ik in een kamer was moest ik op de bank gaan liggen die in de woonkamer stond. Ik hoorde dat de smalle man zei dat ik mijn schoenen uit moest trekken. Ik hoorde dat de man zei dat ik hier moest blijven met nog een man en dat hij een vuurwapen bij zich had en als het nodig was het vuurwapen zou gebruiken. Ongeveer 10 à 15 minuten later zag ik dat de andere 2 mannen terugkwamen. Ik hoorde dat een van de twee die weg waren geweest tegen mij zei dat ik op mijn buik moest gaan liggen en dat ik mijn vest uit moest doen. Ik ben vervolgens op mijn buik op de bank gaan liggen en voelde dat mijn handen werden vastgebonden op mijn rug. Mijn voeten werden ook bij elkaar gebonden. Ik voelde toen ik was vastgebonden dat ik werd opgetild. Ik werd op een tweepersoonsbed neergelegd. Ik zag dat men mijn voeten vastpakte en hieromheen mijn vest knoopte. Ik zag dat het vest werd vastgemaakt aan een hoofdsteun van het bed. Ik hoorde dat de smalle man tegen mij zei dat ik het maar niet moest wagen om te ontsnappen of de politie erbij te halen. Ik zag dat de smalle twee vuurwapens op het bed had gelegd, zodat ik deze kon zien. Die smalle had in een keer een doek in zijn handen. Hij zei tegen mij “Mondje open. Het past er wel in.” Ik opende mijn mond en ik zag dat de smalle man de oranje, witte doek in mijn mond duwde. Ik zag dat de smalle man twee witte touwen om mijn hoofd wikkelde. Dit touw ging om mijn hele gezicht, vanaf mijn mond tot mijn nek. Dit touw had hij strak aangetrokken, zodat ik de prop niet meer uit mijn mond kreeg. De deur ging open en ik zag dat alle drie de mannen weg waren. Ongeveer 20 minuten later hoorde ik een deur opengaan en ik zag dat de smalle man weer terug was. De smalle man zei: “Ik wil geld, meer geld. Wil je hier levend uitkomen, dan moet je 5000 euro betalen.” Ik zag dat de smalle man een glaasje water voor mij haalde. Ik zag dat de man het glas tegen mijn mond aanhield zodat ik kon drinken. Ik heb gedronken en volgens mij heeft de man na mij ook gedronken uit hetzelfde glas. Ik zag dat de smalle man kwaad werd en voelde dat hij een vinger in mijn rechteroog duwde. De smalle man duwde de prop daarna weer in mijn mond en deed het touw eroverheen. De man had in een keer een vest in zijn handen en heeft dit om mijn mond/gezicht gespannen. Hij heeft het vest aan de achterzijde/zijkant vastgeknoopt. Ik zag dat de man vervolgens wegliep en ik hoorde de deur open en dichtgaan en ik hoorde dat het slot van de buitendeur draaide. Ik heb vervolgens een uur of twee op bed gelegen. Ik heb mij uiteindelijk losgemaakt door eerst het vest en daarna mijn veters die om mijn voeten zaten, los te maken. Ik heb uit de keukenlade een vork gepakt om me eventueel te kunnen weren. Ik ben door het slaapkamerraam dat uitkwam op de galerij naar buiten geklommen. Ik had toen nog steeds mijn prop in mijn mond en het vestje om mijn mond had ik nog omhangen.
Men heeft ook nog mijn horloge weggenomen. Deze heeft de forse man van mijn pols afgedaan en weggenomen.
Verbalisanten T.J.P.H. Cox en H.A.C.M. Stroeks [6] relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 augustus 2012 reden wij met de aangever [slachtoffer] over de [adres 2] te Roermond. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei “daar dat raam, daar ben ik door naar buiten gekomen”. Wij zagen dat het huisnummer [X] betrof van het appartement. Gezien vorenstaande betrof de woning waar aangever [slachtoffer] was vastgehouden: [adres 2] te Roermond.
Getuige [getuige 1] [7] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
[naam 2] is de vriendin van [bijnaam verdachte 1]. Die avond zat ik in de tuin van de woning waar [bijnaam verdachte 1] een kamer had. Ik zat daar met [naam 2] te praten. Er kwamen toen een paar jongens het huis binnen. Ik schat vier tot vijf jongens. Ik heb [slachtoffer] toen gezien. Die avond heb ik ook de vriend van [naam 2], [bijnaam verdachte 1], gezien. Ik denk dat ze samen naar binnen zijn gegaan.
Getuige [broer slachtoffer 1] [8] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik werd ’s nachts gebeld door het telefoontoestel van [slachtoffer]. Het was niet [slachtoffer] zelf, maar een vreemde stem, die mij vertelde dat hij mijn broertje [slachtoffer] had en dat hij geld wilde hebben. Een zelfde soort telefoontje kreeg ik nog enkele malen. Er werd steeds door dezelfde stem gesproken en het ging steeds om geld om [slachtoffer] vrij te krijgen. Op een gegeven moment kreeg ik mijn broertje [slachtoffer] zelf aan de lijn, die tegen mij zei dat ik moest luisteren naar de man die ik eerder aan de telefoon had gehad. [slachtoffer] klonk angstig. Ik heb toen naar mijn broer [broer slachtoffer 2] gebeld en hij is langs gekomen. Met hem heb ik besproken dat de ontvoerder 5.000 euro wilde hebben en dat [broer slachtoffer 2] dat zou brengen naar de Aldi. Toen [slachtoffer] thuis kwam vertelde hij niet alles aan de politie te hebben verteld omdat hij bang was. Ik heb toen, net als mijn broer, op hem ingepraat om alles te vertellen.
Getuige [broer slachtoffer 2] [9] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben maandagnacht gebeld door mijn broer [broer slachtoffer 1] met de vraag of ik naar het huis van mijn ouders kon komen. Mijn broertje [slachtoffer] zou zijn ontvoerd. De daders hadden losgeld geëist, 5.000 euro en dat zou opgehaald worden bij de Aldi in het Veld. Ik heb dat geld thuis gepakt. Ik ben bij de Aldi gaan wachten. Opeens kwam een groene Ford Focus aangereden vanaf de Bredeweg. Er stapte een Antilliaanse jongen uit de auto. Hij zat vol met tatoeages. De man wilde het geld hebben. Ik heb het geld afgeven. Hij heeft wel eens in mijn taxi gezeten en ik heb hem eind juni/begin juli een keer afgezet op de [adres 3].
De getuige [getuige 2] [10] verklaart –zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb de sleutel van de woning [adres 2] te Roermond. Ik schat dat ik dinsdag 14 augustus 2012 rond 09.30-10.30 uur daar ben geweest. Toen viel mij op dat er glazen waren gebruikt die ik gekocht had. Ik had namelijk 2 keer 3 glazen gekocht en die stonden in het karton nog op de tafel in de woonkamer. Toen ik dinsdag kwam zag ik dat er glazen uit de verpakking waren. Verder zag ik een vest op bed liggen. In de woonkamer zag een paar schoenen staan. Die heb ik in de kast gezet. Die glazen heb ik mogelijk van de woonkamer naar de keuken verplaatst, dat weet ik niet meer zeker.
De rechtbank stelt vastdat in het dossier op foto 39 [11] op een tafel twee aangebroken verpakkingen zijn afgebeeld en dat naast die verpakkingen twee glazen staan.
De verbalisant [verbalisant 3] [12] relateert –zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 augustus 2012 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gijzeling/ontvoering, gepleegd op maandag 13 augustus 2012. Tijdens het ingestelde onderzoek werden digitale opnamen gemaakt.
Op 14 augustus 2012 werd de woning aan de [adres 2] doorzocht. In de keuken lag op het aanrechtblad een vaatdoekje. Het vaatdoekje was groen met witte bloemen. In de spoelbak lag een glas. Het glas werd door mij veiliggesteld, verpakt en voorzien van SIN AAFG9554NL. Op de PD werd het glas bemonsterd op biologische sporen. De bemonstering werd veiliggesteld, verpakt en voorzien van SIN AAFG95555NL.
In de rechter keukenla lag bestek. Door mij werd een vork uit deze lade veiliggesteld. De vork komt overeen met de vork die het slachtoffer bij zich had.
Op de eetkamertafel in de woonkamer stonden twee verpakkingen van glazen. Beide verpakkingen waren aangebroken (foto 39). Elke verpakking kon 3 glazen bevatten. In elke verpakking zat nog een glas. Op de eetkamertafel stonden twee glazen, deze glazen zijn door mij veiliggesteld, verpakt en voorzien van SIN AAFG9550NL en AAFG9551NL. De twee glazen op de eetkamertafel zijn door mij bemonsterd op de PD op biologische sporen. De bemonsteringen zijn door mij veiliggesteld, verpakt en voorzien van SIN AAFG9548NL en AAFG9549NL.
Op het bankstel lag een verpakking met vaatdoekjes. In deze verpakking zaten twee doekjes. Op de verpakking stond aangegeven dat deze 5 vaatdoekjes bevatte. Bovenop deze verpakking lag een derde vaatdoekje. De vaatdoekjes in de verpakking en het derde vaatdoekje waren alle voorzien van een bloemenprint. Het vaatdoekje in de keuken, op de bank en het aangeleverde vaatdoekje door het slachtoffer kwamen overeen qua structuur, maatvoering en opdruk (bloemenprint).
In de muurkast in de hal lag een paar schoenen. In de slaapkamer lag een vest/trainingsjack.
Op 21 september 2012 verstuurde ik de bemonsteringen van de glazen SIN AAFG9549Nl, SIN AAFG9555NL en SIN AAFG9548NL naar het Nederlands Forensisch Instituut voor een DNA-onderzoek.
Het rapport van het Nederland Forensisch Instituut [13] van 1 november 2012 houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Te onderzoeken materiaal:
SIN AAFG9548NL: een bemonstering (van een glas);
SIN AAFG9549NL: een bemonstering (van een glas);
SIN AAFG9555NL: een bemonstering (van een glas);
RAAS6074NL: een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]).
Resultaten, interpretatie en conclusie:
SIN
Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van:
Berekende frequentie of matchkans DNA-profiel
Bemonstering glazen
AAFG9548NL#01
DNA-profiel van een man: onbekende man A
kleiner dan één op één miljard
AAFG9555NL#01
DNA-hoofdprofiel van slachtoffer [slachtoffer]
DNA-nevenprofiel van (minimaal) één andere persoon: onbekende man A
kleiner dan één op één miljard
kleiner dan één op één miljard
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFG9548NL#01 (in de tabel gekoppeld aan een onbekende man A) is op 15 oktober 2012 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van U.D. Peterson ASA308. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFG9548#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
medeplegen van gijzeling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 282a in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op het pleidooi voor vrijspraak, onthouden van een standpunt over de strafmaat.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling en diefstal met geweld. De rechtbank acht in het bijzonder een gijzeling als de onderhavige waarbij persoonlijk financieel gewin voorop staat een zeer ernstig strafbaar feit. Om het doel van de gijzeling te bereiken zijn lichamelijk geweld en bedreiging met vuurwapens niet geschuwd. Dit is een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat uit pure angst voor represailles voor zichzelf en zijn familie zelfs pas in zijn tweede verhoor met het héle verhaal op de proppen durft te komen. Met één van de broers van het slachtoffer is vervolgens contact opgenomen over betaling van een geldbedrag alvorens het slachtoffer vrijgelaten zou worden. Aannemelijk is dat dit hevige schrik en ontsteltenis bij de broers van het slachtoffer teweeg heeft gebracht.
De aard en de ernst van het gepleegde misdrijven en het daardoor veroorzaakte leed en onveiligheid neemt de rechtbank bij de straftoemeting dan ook nadrukkelijk in aanmerking.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister reeds eerder meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte bij het bewezenverklaarde zeker niet minder gewelddadig is geweest dan zijn mededaders. De rechtbank is daarom van oordeel dat de ernst van de feiten en de rol van verdachte onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komt en zij zal dan ook een zwaardere straf dan gevorderd opleggen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 57, 282a en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op de (geschorste) voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, mr. A.K. Kleine en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. H.H. Dethmers voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 oktober 2014.
Mr. A.K. Kleine en mr. C.C.W.M. Aretz zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord, Recherche Midden-Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2012078528 d.d. 14 december 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2012, pagina 28-29.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2012, pagina 30-35.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 18 augustus 2012, pagina 49-52.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2012, pagina 30-35.
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten d.d. 15 augustus 2012, pagina 63.
7.Proces‑verbaal van verhoor van getuige(n), opgemaakt door mr. M.M. Beije, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 30 april 2014, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
8.Proces‑verbaal van verhoor van getuige(n), opgemaakt door mr. A.J.M. Huisman-Kreijn, rechter‑commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 3 oktober 2013, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [broer slachtoffer 2] d.d. 22 augustus 2012, pagina 192-193.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 17 augustus 2012, pagina’s 187-189.
11.Foto 39, bijlage bij het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 28 januari 2013, p. 408.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 28 januari 2013, p. 381-384.
13.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2012.09.25.004 d.d. 1 november 2012, opgemaakt door dr. P.A. Maaskant-van Wijk, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, 86-96.