ECLI:NL:RBLIM:2014:9090

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
03/703601-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bijstandsfraude door verdachte in de gemeente Sittard-Geleen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 oktober 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bijstandsfraude, valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 februari 2009 tot en met 4 maart 2013 een bijstandsuitkering ontving, terwijl zij samenwoonde met haar partner en werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden aan de gemeente Sittard-Geleen. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door deze informatie niet te delen, maar de verdediging betwistte dit en vroeg om vrijspraak.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2014 zijn de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman, gehoord. De rechtbank heeft de bewijsstukken en getuigenverklaringen beoordeeld. Het oordeel van de rechtbank was dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de ontbrekende mutatieformulieren, die cruciaal waren voor de bewijsvoering van valsheid in geschrifte, niet in het dossier aanwezig waren. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Met betrekking tot de oplichting werd vastgesteld dat er geen bewijs was dat de gemeente door de inactiviteit van de verdachte was bewogen tot het verstrekken van de uitkering. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzettelijk handelen van de verdachte, en dat de gemeente op de hoogte was van de situatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel valsheid in geschrifte als oplichting, en concludeerde dat er geen bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/703601-12
Datum uitspraak : 20 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats 1], [adres 1].
Raadsman is mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 oktober 2014. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
Feit 2:de gemeente Sittard-Geleen heeft opgelicht.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in de tenlastegelegde periode heeft samengewoond met haar partner [naam partner] en werk heeft verricht zonder daarvan melding te maken bij de gemeente Sittard-Geleen. Hierdoor heeft zij valsheid in geschrifte gepleegd en de gemeente Sittard-Geleen opgelicht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van opzettelijk handelen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de tenlastegelegde perioden in te korten.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOnder feit 1 is aan verdachte ten laste gelegd dat zij in de periode van 20 februari 2009 tot en met 4 maart 2013 valsheid in geschrifte heeft gepleegd, door op mutatieformulieren niet te vermelden dat zij werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten genoot en/of door niet mede te delen dat zij samenwoonde.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 28 september 2011 kreeg de Sociale Recherche van de gemeente Sittard-Geleen een anonieme brief, waarin (onder andere) stond dat verdachte samenwoonde met [naam partner]. Op 25 januari 2012 volgde nog een telefonisch klacht van een buurtbewoner. Na raadpleging van het uitkeringssysteem bleek dat verdachte een bijstandsuitkering ontving naar de norm van alleenstaande ouder sinds 21 juli 2008. Zij woonde, samen met haar twee kinderen, sinds 20 februari 2009 op de [adres 2] te [woonplaats 2]. [naam partner] bleek de vader van beide kinderen te zijn. Hij stond met ingang van 15 april 2011 ingeschreven aan de [adres 3] te [woonplaats 2]. De Sociale Recherche stelde vervolgens nader onderzoek in, waarbij getuigen werden gehoord, informatie werd ingewonnen bij verschillende instanties, telefoongegevens werden nagetrokken en langdurige observaties plaatsvonden.
De getuigenverklaringen, de telefoongegevens en de observaties bieden op zich voldoende basis om aan te nemen dat verdachte (in ieder geval) vanaf 1 september 2011 met haar partner [naam partner] samenwoonde. Ook blijkt uit getuigenverklaringen en sms-berichten welke werden aangetroffen op de telefoon van verdachte, dat zij vanaf eind 2011 en in 2012 werkzaamheden heeft verricht of inkomsten heeft genoten door op verschillende adressen (tegen vergoeding) schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier (mutatie)formulieren bevinden van 2 oktober 2008, 22 januari 2009, 19 februari 2009, 22 juli 2009, 27 augustus 2009, 20 januari 2010 en 18 januari 2011. Over de periode van 1 september 2011 (vanaf welke datum verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewijsbaar samenwoonde met [naam partner]) tot en met 4 maart 2013 (de einddatum in de tenlastelegging en dag waarop verdachte werd aangehouden) bevinden zich geen (mutatie)formulieren in het dossier. Deze zijn niet aan het dossier toegevoegd of zijn niet meer opgemaakt als gevolg van een wetswijziging. De rechtbank is van oordeel dat de formulieren noodzakelijk zijn om vast te stellen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. Bij gebrek aan deze formulieren is er geen bewijs voor het valselijk opmaken van mutatieformulieren, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1.
Onder feit 2 wordt verdachte verweten in de periode van 20 februari 2009 tot en met 4 maart 2013 de gemeente Sittard-Geleen te hebben opgelicht door niet mee te delen dat zij werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten genoot en/of door niet mede te delen dat ze samenwoonde.
Zoals hiervoor bij feit 1 overwogen kunnen de (mutatie)formulieren gedateerd 2 oktober 2008, 22 januari 2009, 19 februari 2009, 22 juli 2009, 27 augustus 2009, 20 januari 2010 en 18 januari 2011 niet tot het bewijs worden gebezigd omdat - kort gezegd - de bewijsbare werkzaamheden of inkomsten die verdachte heeft genoten en de uit de bewijsmiddelen blijkende periode waarin ze samenwoonde ná 18 januari 2011 vallen. Formulieren van een latere datum ontbreken in het dossier of zijn niet meer door de gemeente verstrekt als gevolg van een wetswijziging.
In tegenstelling tot de artikelen 227a en b Wetboek van Strafrecht (Sr) die voor een situatie als de onderhavige lijken te zijn geschreven, gaat het bij artikel 326 Sr, geplaatst in de titel “Bedrog”, om de bescherming van het vermogen en het vertrouwen in het (handels)verkeer. Bij oplichting moet het slachtoffer (in dit geval de gemeente) door een van de in de tenlastelegging omschreven oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot de afgifte van (in dit geval) een maandelijkse uitkering.
Nu de formulieren zoals hiervoor aangegeven wegvallen, ziet de steller van de dagvaarding kennelijk op het aannemen van een valse hoedanigheid door verdachte, te weten die van een bonafide uitkeringsgerechtigde. Niet is gesteld of gebleken dat verdachte een van de andere genoemde oplichtingsmiddelen zou hebben gehanteerd.
Bij deze stand van zaken zou voor een bewezenverklaring van oplichting vast moeten komen te staan dat verdachte door stil te zitten (het ‘niet meedelen’ van relevante informatie voor de bepaling van haar aanspraak op of de hoogte van een uitkering) de gemeente maandelijks heeft bewogen tot het (voortzetten van) de verstrekking van de uitkering.
Het dossier bevat geen daarop toegesneden aangifte van de gemeente. Evenmin blijkt uit het dossier langs welke weg de gemeente nu door de inactiviteit van verdachte elke maand weer is bewogen tot de verstrekking van de uitkering. Dat laatste is wel van belang nu de Sociale Recherche van de gemeente Sittard-Geleen (‘de ‘linkerhand’ van de gemeente) na het ontvangen op 28 september 2011 van de anonieme melding al sinds januari 2012 een aanvankelijk bestuursrechtelijk onderzoek deed naar verdachte.
Niet goed voorstelbaar is dat de afdeling van diezelfde gemeente die de uitkeringen verstrekt (de ‘rechterhand’) daarvan niet op de hoogte was of kon zijn.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verdachte ook van dit feit wordt vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 oktober 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks het tijdvak van 20 februari 2009 tot en met 4 maart 2013 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een mutatieformulier, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk niet meegedeeld dat ze werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten genoot en/of niet heeft meegedeeld dat ze samenwoonde, althans een gezamelijke huishouding voerde, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
zij in of omstreeks het tijdvak van 20 februari 2009 tot en met 4 maart 2013 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Sittard-Geleen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeeveelheid geld (ongeveer 52.731,79 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid niet meegedeeld dat zij werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten genoot en/of niet heeft meegedeeld dat ze samenwoonde, waardoor gemeente Sittard-Geleen (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 200001929-13 d.d. 22 juli 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.