ECLI:NL:RBLIM:2014:9038

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
194135 / KG ZA 14-405
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over licentieovereenkomst en merkinbreuk tussen eiser en Prostelko Europe B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen [eiser] en Prostelko Europe B.V. over een licentieovereenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De procedure is gestart omdat partijen er niet in zijn geslaagd tot een minnelijke regeling te komen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.T.M. Oudenhoven, vordert onder andere een verbod voor Prostelko om het vonnis van 11 maart 2014 ten uitvoer te leggen, alsmede de opheffing van beslagen die op zijn goederen zijn gelegd. Prostelko, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.H.W. Haas, voert verweer tegen deze vorderingen.

De achtergrond van het geschil ligt in een licentieovereenkomst die in oktober 2011 is gesloten, waarbij [eiser] Prostelko het alleenrecht heeft verleend voor de productie en verkoop van een door hem ontwikkeld stelkozijn. De overeenkomst bevat bepalingen over royalty's, boekhouding en een non-concurrentiebeding. Eiser stelt dat Prostelko zich niet aan de overeenkomst heeft gehouden, wat heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst door eiser.

De voorzieningenrechter heeft in een eerder vonnis op 11 maart 2014 geoordeeld dat eiser zich moet onthouden van handelingen die in strijd zijn met het alleenrecht van Prostelko. In het huidige kort geding wordt beoordeeld of eiser aan deze veroordelingen heeft voldaan en of de licentieovereenkomst terecht is ontbonden. De voorzieningenrechter concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde redenen waren voor de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Prostelko.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingslocatie Maastricht
zaaknummer: 194135 / KG ZA 14-405
Vonnis in kort geding van 23 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonend [adres],
[woonplaats],
eisende partij,
advocaat mr. A.J.T.M. Oudenhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROSTELKO EUROPE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen,
gedaagde partij,
advocaat mr. R.P.H.W. Haas te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Prostelko worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 25
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 19
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 21 augustus 2014
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Prostelko
  • een schrijven d.d. 2 september 2014 van de zijde van Prostelko, met de mededeling dat
partijen er niet in zijn geslaagd tot een minnelijke regeling te komen en waarin namens Prostelko wordt verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] heeft een stelkozijn ontwikkeld waarvoor octrooi is aangevraagd.
In oktober 2011 zijn [eiser] en Prostelko een contractuele relatie aangegaan middels het sluiten van een licentieovereenkomst. Daarbij heeft [eiser] voor een periode van 10 jaar het alleenrecht tot productie en verkoop van het door hem ontwikkelde stelkozijn aan Prostelko verleend. Ingevolge deze overeenkomst is aan Prostelko het gebruikersrecht verleend van de website van [eiser] en mag Prostelko de handelsnaam Prostelko gebruiken.
2.2
In artikel 5 van de licentieovereenkomst is bepaald dat Prostelko maandelijks royalty’s aan [eiser] zal voldoen voor elke verkochte meter (m1) stelkozijn, dat Prostelko jaarlijks een accountantsverklaring aan [eiser] zal verstrekken met een opgave van de in het betreffende jaar gerealiseerde verkopen van het product, alsmede dat Prostelko verplicht is een nauwkeurige boekhouding bij te houden met betrekking tot alle gegevens en beschei-den, die van belang zijn voor de berekening van de aan [eiser] toekomende royalty’s.
2.3.
In artikel 10 van de licentieovereenkomst is bepaald dat het Prostelko (in het bijzonder de heer [naam] in privé) niet is toegestaan om binnen tien jaar na introductie van het product volgens de uitvinding zonder toestemming van de uitvinder een soortgelijk product op de markt te zetten of een belang te hebben bij een bedrijf die dit doet
2.4.
In artikel 14 van de licentieovereenkomst is bepaald:

Deze overeenkomst kan door partijen onmiddellijk worden beëindigd:
a.
in geval van faillissement of surseance van betaling van de wederpartij, indien door die wederpartij nog verplichtingen zijn te voldoen;
b.
in geval van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst, eerst na schriftelijk, aangetekende,vruchteloze sommatie met een inachtneming van een herstelperiode van 30 dagen, in welke sommatie de ontbindingssanctie is vermeld;
c.
indien Ontwikkeling of Verkoop(voorzieningenrechter: [eiser] of Prostelko)
geen verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden meer zou zien.
2.5.
Tussen partijen is reeds eerder een geschil ontstaan, dat door partijen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, is voorgelegd. Door Prostelko is toen - in conventie - de beëindiging van de licentieovereenkomst gevor-derd en een verbod om verder gebruik te maken van de merknaam van [eiser]. [eiser] heeft vervolgens - in reconventie - een verbod van voortzetting van de overeenkomst en gebruik ervan door Prostelko gevorderd.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft in voornoemde zaak op 11 maart 2014 vonnis gewezen. Daarin is, kort gezegd, geoordeeld dat [eiser] enerzijds niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de vereisten is voldaan voor een geslaagd beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op de b-grond van artikel 14 van de licentieovereenkomst, en anderzijds zich evenmin met succes kon beroepen op de in artikel 14 onder c van die overeen-komst genoemde ontbindingsgrond.
Geconcludeerd wordt dat niet aannemelijk is dat gegronde redenen aanwezig waren om de licentieovereenkomst op 23 december 2013 buitengerechtelijk te ontbinden.
2.7.
In rechtsoverwegingen 6.1. en 6.2. van het vonnis is het volgende beslist:
De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [eiser] om zich uiterlijk 24 uur na betekening van dit vonnis te onthouden van handelingen die in strijd zijn met het alleenrecht van Prostelko op productie en verkoop van het Prostelko-stelkozijn, alsmede om zich te onthouden van activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden
6.2.
veroordeelt [eiser] om de website van Prostelko binnen 24 uur na betekening van dit vonnis weer vrij te geven aan Prostelko
2.8.
Bij exploot van 7 april 2014 is [eiser] door een gerechtsdeurwaarder aangezegd dat er dwangsommen worden verbeurd, omdat hij in strijd zou handelen met hetgeen in rechtsoverwegingen 6.1. en 6.2. is beslist. Op 8 juli 2014 worden de dwangsommen verbeurd.
2.9.
Bij brief van 25 april 2014 wordt Prostelko door [eiser] aangesproken op het onrechtmatige gebruik van het merk van [eiser] (het op de markt brengen van specifieke producten als isolatiefolie en koudebrugstenen met als merknaam Prostelko), het niet nakomen van de verplichtingen uit de licentieovereenkomst (artikel 5.2), alsmede het nog altijd ontbreken van zinvolle exploitatiemogelijkheden.
2.10.
Prostelko heeft daarop bij brief van 30 april 2014 gereageerd. Zij stelt zich
- onder meer en voor zover thans van belang - op het standpunt dat zij [eiser] reeds eerder heeft geïnformeerd over alle verkopen van het Prostelko-stelkozijn tot en met 2013 en voorts stelt zij bij voorbaat dat de verkopen in het jaar 2014 nul zal zijn.
2.11.
Op 17 juli 2014 heeft [eiser] per brief kenbaar gemaakt dat de licentieovereen-komst met onmiddellijke ingang wordt ontbonden, vanwege het tekortschieten van Prostelko in de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst, alsmede op grond van het ontbreken van verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - kort en zakelijk weergegeven -:
1. Prostelko te verbieden om het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 11 maart 2014 voor wat betreft de verbeurte van dwangsommen ten uitvoer te leggen;
2. Prostelko te veroordelen de ten laste van [eiser] gelegde beslagen op te heffen;
3. Prostelko te veroordelen tot betaling aan [eiser] van al hetgeen zij ingevolge reeds gelegde executoriale beslagen heeft ontvangen en er zorg voor te dragen dat de deurwaarder al hetgeen nog uit gelegde beslagen zal worden ontvangen eveneens aan [eiser] af zal dragen, deze bedragen te vermeerderen met wettelijke rente;
4. te bevelen dat Prostelko ieder gebruik van het merk Prostelko, alsmede ieder andere inbreuk op het merkrecht van [eiser] zal staken en gestaakt zal houden;
5. te bevelen dat Prostelko de registratie van de domeinnamen waarin het merk Prostelko voorkomt op eigen kosten aan [eiser] zal overdragen;
6. Prostelko te veroordelen om een door een registeraccountant gecontroleerd overzicht aan [eiser] te verstrekken van alle aangegane inkoop- en verkoopverplichtingen over de periode 2011 tot en met heden ten aanzien van de verkoop van het product vallende onder de licentieovereenkomst tussen partijen;
7. Prostelko te bevelen zich te houden aan het non-concurrentie beding (artikel 10 van de licentieovereenkomst)
8. te bevelen dat Prostelko aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 7.500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat door Prostelko in strijd wordt gehandeld met een of meer van de bevelen als genoemd onder de nummers 1 tot en met 7;
9. Prostelko te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, beiden te vermeerderen met de handelsrente daarover.
3.2.
Prostelko voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Executiegeschil

4.1.
Aan de orde is allereerst een executiegeschil waarin het gaat om de vraag of [eiser] al dan niet heeft voldaan aan door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, bij vonnis van 11 maart 2014 uitgesproken veroordelingen (rechtsoverwegingen 6.1. en 6.2.) en of [eiser] in verband daarmee dwangsommen heeft verbeurd. De beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient in het onderhavige geval plaats te vinden door een toetsing van de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld.
4.1.1.
[eiser] grondt zijn vorderingen onder 1. tot en met 3. op de stelling dat hij volledig heeft voldaan aan het bepaalde in voornoemd vonnis. Volgens [eiser] executeert Prostelko dan ook op onrechtmatige wijze dat vonnis. [eiser] stelt dat hij de inhoud van de website ‘www.prostelkonederland.nl’, de website die volgens hem onderdeel uitmaakt van de licentieovereenkomst, heeft vrijgegeven op 12 maart 2014. Voorts stelt hij geen activiteiten te hebben verricht in strijd met het alleenrecht van Prostelko op productie en verkoop van het Prostelko-stelkozijn en zich te hebben onthouden van activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden.
4.1.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eiser] ingevolge rechtsoverweging 6.2. van voornoemd vonnis is veroordeeld om
de website(cursief: de voorzieningenrechter) van Prostelko binnen 24 uur na betekening van het vonnis weer vrij te geven aan Prostelko. Volgens Prostelko heeft [eiser] hier, kort gezegd, geen gehoor aan gegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak is gebleken dat partijen twisten over de vraag welke website - ‘www.prostelko.nl’ of ‘www.prostelkonederland.nl’ - in het vonnis wordt bedoeld. De voorzieningenrechter stelt vast dat de website niet met naam wordt genoemd. Kennelijk bestond daar in de eerdere procedure tussen partijen geen geschil over. In het kader van dit kort geding kan derhalve niet eenvoudig worden vastge-steld of [eiser] al dan niet uitvoering heeft gegeven aan de veroordeling onder rechtsover-weging 6.2.
4.1.3.
De voorzieningenrechter heeft echter, zoals gezegd, in voornoemd vonnis ook geoordeeld dat [eiser] zich dient te onthouden van handelingen die in strijd zijn met het alleenrecht van Prostelko op productie en verkoop van het Prostelko-stelkozijn, alsmede dat hij zich dient te onthouden van activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het alleenrecht van Prostelko ingevolge de licentieovereenkomst ziet op het doen fabriceren en verkopen van het Prostelko-stelkozijn en juist vanwege dat alleenrecht zal reeds snel sprake zijn van zulke activiteiten. Met Prostelko is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat [eiser] activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden, heeft verricht. Zo heeft [eiser] ter zitting erkend dat hij de website ‘www.prostelko.nl’ vier jaar geleden aan Prostelko heeft overgedragen, maar ook dat hij inmiddels een eigen website ‘www.prostelko.nl’ heeft (naar eigen zeggen enkel voor reclamedoeleinden). Voorts heeft [eiser] erkend dat op zijn website zijn eigen naam en adresgegevens staan vermeld, alsmede dat op zijn website wordt doorverwezen naar een website van de heer [naam voormalig mede-eigenaar Prostelko] (voormalig mede-eigenaar van Prostelko Productie B.V. en Prostelko Nederland B.V.) en niet naar de website van Prostelko.
4.1.4.
Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door [eiser] in strijd gehandeld met de veroordeling onder rechtsoverweging 6.2. van het vonnis van 11 maart 2014. Derhalve kan geen sprake zijn van een verbod om het tussen partijen gewezen vonnis met betrekking tot de verbeurte van dwangsommen ten uitvoer te leggen, een veroordeling van Prostelko tot het opheffen van de ten laste van [eiser] gelegde beslagen, alsmede een veroordeling van Prostelko tot betaling aan [eiser] van de bedragen, die zij ingevolge reeds gelegde executoriale beslagen heeft en nog zal ontvangen.
Dat betekent dat het door [eiser] gevorderde onder de punten 1. tot en met 3. moet worden afgewezen.
Licentieovereenkomst geëindigd door buitengerechtelijke ontbinding
4.2.
Aan de orde is verder de inhoudelijke beoordeling of de licentieovereenkomst tussen partijen is geëindigd door de bij brief van 17 juli 2014 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding om redenen als vermeld in artikel 14 onder b. en c. van die overeenkomst.
4.2.1.
Volgens [eiser] levert het niet verstrekken van een nadere onderbouwing door middel van een accountantsverklaring een ernstige toerekenbare tekortkoming op.
De voorzieningenrechter overweegt dat door Prostelko niet wordt weersproken dat zij de in artikel 5 van de licentieovereenkomst genoemde accountantsverklaring met betrekking tot de jaarlijkse verkopen van de stelprofielen niet aan [eiser] heeft verstrekt. Echter, ook in deze procedure kan in het midden blijven of het niet verstrekken van zo’n accountantsver-klaring als een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan worden aangemerkt. Immers, vastgesteld kan worden dat [eiser] de in artikel 14 onder b. van de licentieovereenkomst genoemde verplichting tot het vermelden van de ontbindingssanctie in de sommatie niet in acht heeft genomen. Zo ontbreekt in het sommatieschrijven van 25 april 2014 de ontbindingssanctie.
Dat betekent dat [eiser] op dit punt niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op de b-grond is voldaan.
4.2.2.
Verder stelt [eiser] dat Prostelko in strijd handelt met artikel 10 van de overeen-komst, hetgeen volgens hem ook een ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert.
Door Prostelko is onweersproken gesteld dat zij thans een product op de markt brengt onder de benaming ‘Prostelko koudebrugonderbreking PPPM-51’. Partijen twisten echter over de vraag of dit product valt onder de licentieovereenkomst. Volgens [eiser] is dat het geval, aangezien het product is te beschouwen als (een directe variant op) zijn vinding. Prostelko daarentegen stelt dat deze koudebrugonderbreking niets te maken heeft met de vinding van [eiser] en om die reden niet onder de licentieovereenkomst valt.
Nog los van de vraag welke consequenties een bevestigende beantwoording van de vraag of dit product valt onder de licentieovereenkomst zou moeten hebben, is de voorzieningen-rechter van oordeel dat die vraag zich niet leent voor een behandeling in kort geding. De feiten en omstandigheden zijn binnen het beperkte kader van het kort geding niet voldoende vast te stellen.
[eiser] heeft in het kader van deze procedure onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op de b-grond is voldaan.
4.2.3.
Tevens heeft [eiser] de buitengerechtelijke ontbinding gegrond op het ontbreken van verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden. Ter onderbouwing van deze stelling voert hij aan dat de situatie na het vonnis van 11 maart 2014 aanmerkelijk is veranderd, in die zin dat daadwerkelijke zinvolle exploitatiemogelijkheden gewoonweg niet meer bestaan, zodat de licentieovereenkomst volstrekt inhoudsloos is geworden.
Prostelko heeft haar standpunt dat er wel degelijk zinvolle exploitatiemogelijkheden zijn (nogmaals) bij brief van 30 april 2014 kenbaar gemaakt aan [eiser] en ter zitting heeft Prostelko de ontwikkeling van het product nader toegelicht. Zo heeft zij onweersproken gesteld dat het Prostelko-stelkozijn inmiddels voldoet enerzijds aan het nieuwe vanaf 2015 geldende Bouwbesluit en anderzijds aan de normen die in de nabije toekomst gaan gelden op het gebied van isolatiewaarde. Voorts heeft Prostelko onweersproken gesteld inmiddels voor meer dan € 150.000,00 aan investeringen te hebben gedaan om het stelkozijn geschikt te maken voor de professionele aannemer en het te laten voldoen aan genoemd Bouwbesluit.
Dat de verkoop van het Prostelko-stelkozijn in de afgelopen jaren is achtergebleven bij de bij aanvang van de licentieovereenkomst opgegeven prognose van 50.000 stuks, alsmede dat er op dit moment onduidelijkheid bestaat over wie - na het faillissement van Prostelko Productie B.V. - de productie voor zijn rekening zal nemen, kan in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen nog niet het standpunt rechtvaardigen dat van verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden geen sprake meer is.
Geoordeeld wordt dat, nu [eiser] in het bestek van dit kort geding niet voldoende aanneme-lijk heeft gemaakt dat er geen verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden van het Prostelko-stelkozijn meer bestaan, hij zich daarom ook niet met succes op de c-grond van artikel 14 kan beroepen.
4.2.4
De conclusie van dit alles is dat niet aannemelijk is geworden dat er gegronde redenen bestonden om op 17 juli 2014 over te gaan tot een buitengerechtelijke ontbinding van de licentieovereenkomst. De vorderingen van [eiser] onder punten 4. tot en met 9. komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Prostelko worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
816,00
totaal € 4.645,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de aan de zijde van Prostelko gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 4.645,00.
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken.
type: SRS