4.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Met betrekking tot parketnummer 04/801055-12
- de bekennende verklaring van verdachte;
- proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1];
- proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2];
- proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3]
- proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4]
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de verklaring van [getuige 5]
Met betrekking tot parketnummer 04/850140-12
Door [slachtoffer] is aangiftegedaan. Hij verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik doe aangifte van zware mishandeling gepleegd op 3 mei 2012 voor mijn woning [adres 2]. Ik was donderdag 3 mei 2012 omstreeks 18.00 uur alleen thuis. Voor de voordeur van ons huis zag ik twee jonge mannen staan. Ik zag dat beide mannen een integraal helm vasthielden; een helm was blauw- en een helm was rood gekleurd. Ik sprak ze aan en hoorde dat ze brommer pech hadden. Omdat ik dacht dat ze hulp nodig hadden ben ik naar de voorzijde van de woning gelopen en zag dat de twee mannen al weg waren. Toen ik om de bus heen liep zag ik plotseling meerdere mannen nabij mijn bus staan. Ik zag dat de twee mannen met de helm in de buurt van de voorzijde van mijn bus stonden. De eerste persoon die ik zag was een man die in zijn handen twee zwarte stokken vasthield die met elkaar verbonden waren middels een ketting. De man kwam op mij af rennen en riep: “Je had van [R] moeten afblijven”. Toen hij op mij kwam af gerend zag ik dat hij de stokken omhoog hield. Ik zag en voelde dat hij mij met kracht sloeg. Meteen op dat moment zag en voelde ik dat ook de andere mannen mij begonnen te slaan. Ik werd door twee mannen met de helmen geslagen. Ik werd ook door de 4e man geslagen. Als tegenreactie heb ik met mijn rechterarm een slagbeweging gemaakt tegen het lichaam van die man met de stokken waardoor hij viel. Dat baatte niet want die andere drie mannen sprongen boven op me. Ik werd toen alleen nog maar geslagen op mijn hoofd. De man die gevallen was is meteen opgestaan en ook hij is meteen weer gaan slaan. Ik werd door hem diverse malen met die stokken tegen en op mijn hoofd geslagen. Het deed veel pijn. De slagen tegen mijn hoofd leken steeds pijnlijker en intenser te worden. Op een gegeven moment voelde ik dat er bloed over mijn gezicht liep. Het lukte me weg te komen en de woning in te rennen.
Ik heb vijf minuten voordat die twee jonge mannen aanbelden een lichtgrijze Volkswagen, type Golf, zien rijden over de weg [adres 2].
Een proces-verbaal verhoor aangeverhoudt onder meer in:
Op 7 mei 2012 hoorde ik verbalisant T.J.P.H. Cox telefonisch en met diens toestemming [slachtoffer], geboren op 21 februari 1964, wonende [adres 2]. Deze verklaarde:
“Ik draag geen sieraden. Ik ben geen sieraad kwijt.”
Uit de Rapportage letselschadeblijkt het volgende:
Bevindingen:
1) mededeling SEH: alleen weke delen letsel hoofd. Geen schedelletsel
2) Li onderarm: rode streepvormige striem van circa 10 cm lang, circa 8 mm breed, met
in het centraal in het midden van de striem over de hele lengte regelmatige
onderbrekingen van de rode verkleuring.
3) Voorhoofd net boven de haargrens op behaarde hoofd: scheurwond van circa 1,5 cm,
rafelig.
4) Achterhoofd , hoog rechts lateraal een rafelige grillig gevormde scheurwond van circa
4 cm lengte, liggend boven op een fors haematoom van circa 10-15 cm doorsnede.
Diepte wond: >2cm tot op het schedelbot.
5) Zwelling thv rechter kaakkopje, drukpijn.
Beschouwing: matig tot zwaar lichamelijk letsel
Conclusie: de aanwezige uitwendige letsels passen bij de verklaring van het slachtoffer.
Letsels hoofd passen goed bij stomptrauma dmv slagen met helm.
Letsel arm past goed bij slag met ketting.
Een proces-verbaal van bevindingenhoudt, zakelijk weergegeven, in:
Op donderdag 3 mei 2012, omstreeks 18.10 uur, kregen wij de melding van de regionale meldkamer van de politie Limburg-Noord dat er een overval op een woning [adres 2] had plaatsgevonden. In de woning werd een man aangetroffen met een bebloed gelaat en een met bloed doordrenkt t-shirt. Wij verbalisanten zagen dat de man hevig bloedde. Wij zagen dat de man diverse wonden op zijn hoofd en gelaat had. Ik, verbalisant [verbalisant 1] herkende de man als [slachtoffer]. Wij verbalisanten hoorden dat [slachtoffer] verklaarde dat hij door 4 mannen geslagen was. Een van de mannen had hem geslagen met twee stokken met een ketting er tussen. De andere mannen sloegen met onder andere een integraal helm. De mannen zouden zijn weggereden in een grijze Volkswagen Golf. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zagen dat collega’s divers sporen veilig stelden op de openbare weg [adres 2]. Wij zagen dat deze sporen bestonden uit een integraalhelm kapje, onderdeel van een integraalhelm, en een kapotte halsketting. Het slachtoffer [slachtoffer] werd met een ambulance overgebracht naar het ziekenhuis in Roermond.
Een proces-verbaal van bevindingenhoudt, zakelijk weergegeven, in:
Op 3 mei 2012 omstreeks 18.15 uur waren wij verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] doende met de noodhulp voor het gebied Weert/Nederweert. Op genoemd tijdstip hoorden wij dat er een melding werd uitgegeven in de plaats Heythuysen. Deze melding betrof dat er een man was geslagen door 4 personen waarbij mogelijk wapens in het spel waren. Ook was er een grijze Volkswagen Golf gezien. Wij verbalisanten hoorden dat er sprake was van 1 licht getinte verdachte en 3 blanke verdachten. Ik, verbalisant [verbalisant 4], was ambtshalve bekend dat op de [adres 3] een man woont, zijnde [verdachte], die in bezit is van een grijze VW Golf. Verbalisant [verbalisant 4] is gebiedmedewerker van het dorp Roggel.
Gezien bovenstaande reden wij verbalisanten richting de [adres 3]. Op de oprit van de [adres 3] zagen wij een grijze Volkswagen Golf staan. Wij zagen dat deze Volkswagen Golf een zogenaamde driedeurs betrof en dat de bestuurdersstoel naar voren geklapt stond. Op een gegeven moment zag ik, verbalisant [verbalisant 4], de mij ambtshalve bekende [CP] met honden de woning uitkomen. Ik zei tegen [CP] dat hij de honden terug naar binnen moest brengen en weer naar buiten moest komen. Wij zagen dat [CP] met nog twee voor ons onbekende manspersonen naar buiten kwamen gelopen. Wij zagen dat een voor ons onbekende manspersoon zei: “Ik heb getraind met [CP].” Wij zagen dat deze manspersoon een licht getinte huidskleur had. Wij zagen dat deze manspersoon een bloedende schaafwond had aan de linker ellenboog. Wij zagen dat deze wond nog vochtig/vers was. Deze manspersoon bleek later de te noemen verdachte [verdachte] te zijn. Ik, verbalisant [verbalisant 3], stak mijn hand bij de wielbasis van het linker voorwiel van eerder genoemde Volkswagen Golf. Ik voelde dat het remsysteem van het linker voorwiel nog warm was.
Een proces-verbaal van bevindingenhoudt, zakelijk weergegeven, in:
Op 3 mei 2012 bevond ik mij op de eerste hulp van het ziekenhuis te Roermond. Ik vroeg aan aangever/slachtoffer [slachtoffer] wat er hedenmiddag op de [adres 4] in Heythuysen gebeurd was. Ik hoorde dat het slachtoffer zei: “Ik kwam [R] tegen. Ik heb een aantal jaren geleden een kamer verhuurd aan [R]. Hij heeft zijn huur, welke opgelopen is tot 1600 euro, tot op heden nog niet betaald. Ik kwam hem nu tegen en heb hem een schop onder zijn kont gegeven. Ik heb hem ook nog een tik op zijn lip gegeven.
Ik heb een jongen met kort zwart haar, vermoedelijk Turk of Marokkaan, vast gepakt en tegen de bus gegooid. Ik zag dat hij hierdoor op het grind viel. Hij heeft vermoedelijk hierdoor verwondingen opgelopen. Ik heb ook nog een grijze Volkswagen, van het bouwjaar 97 of 98 gezien.”
Op 3 mei 2012 om 19.00 uur werd door surveillant van politie [verbalisant 5] en mij, verbalisant [verbalisant 6], als verdacht van overtreding van openlijke geweldpleging aangehouden: [verdachte], geboren op [geboortedatum]. Tijdens de aanhouding zagen wij dat op één van de ellenbogen van [verdachte] een verse schaafwond zat. Wij zagen dat op deze schaafwond nog geen korst zat. Tijdens de insluitingfouillering werd de kleding van de verdachte in beslag genomen. Ik zag dat op een van zijn knieën ook een verse schaafwond zat. Ook hier zag ik geen korst op zitten.
Een proces-verbaal van bevindingenhoudt in:
Naar aanleiding van een onderzoek naar een openlijke geweldpleging en/of zware mishandeling gepleegd op 3 mei 2012 te Heythuysen werd door mij op 5 mei 2012 een tactisch onderzoek ingesteld in/aan de Volkswagen Golf, kenteken [nummer], bouwjaar 1998. In het dashboardkastje lag een navigatiesysteem Tomtom met oplader. Uit een eerste onderzoek bleek dat als laatste adres in de Tomtom stond ingegeven: [adres 2]. Dit betreft het adres van aangever/benadeelde [slachtoffer].
Een proces-verbaal Aanvraag DNA-onderzoek sporenhoudt, zakelijk weergegeven, in:
Op 3 mei 2012 vond er een zware mishandeling plaats op de openbare weg voor de woning van het slachtoffer H. [slachtoffer], [adres 2]. In deze zaak werden twee mogelijke verdachten aangehouden: [R] en [verdachte]. Op de plaats van het delict werd een halsketting aangetroffen (koord met medaillon). Van beide verdachten en van het slachtoffer werd DNA-referentiemateriaal afgenomen.
Een proces-verbaal uitslag sporenonderzoekhoudt, zakelijk weergegeven in:
Op 15 juni 2012 werd onder andere het volgende spoor naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag verzonden:
Sin AAET6323NL een zwart (hals)draad met ronde hanger.
Op 3 mei 2012 werd de het volgende spoor naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag verzonden:
Sin RAAR7872NL een referentiemonster wangslijmvlies [verdachte] (verdachte)
Vraagstelling:
Stel de biologische sporen veilig, genereer DNA-profielen en vergelijk deze met het referentiemonsters wangslijmvlies van de aangever en de verdachte.
Uitslag NFI
Aan het referentieminster wangslijmvlies RAAR7872NL van de verdachte [verdachte] is een DNA-onderzoek verricht. En een DNA-profiel verkregen.
Van de aangever [slachtoffer] is een DNA-profiel gemaakt en vergeleken met alle aanwezige DNA-profielen binnen de zaak.
Onderzoek biologische sporen (rapport d.d. 3 mei 2012)
Ketting AAEY6323NL (de rechtbank leest hierna telkens: AAET6323NL)
Biologische contactsporen. Het touw van de ketting en de medaillon van de ketting zijn bemonsterd om celmateriaal te verzamelen en van drager(s) van de ketting. De bemonsteringen zijn als AAET6323NL#01 (touw) en #02 (medaillon) veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretaties en conclusies vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Celmateriaal kan afkomstig zijn van matchkans DNA-profiel
Bemonstering van een ketting
AAET6323NL#01 verdachte [verdachte] en ongeveer 1 op 370 miljoen
Een onbekende persoon
AAET6323NL#02 verdachte [verdachte] niet berekend
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
“Het adres van [slachtoffer] was mij voor 3 mei 2012 niet bekend.”
Verdachte heeft bij de politie verklaard:
“De wonden zitten op mijn linker elleboog. Wanneer ik deze wonden heb opgelopen weet ik niet meer.”
De verklaring van verdachte, inhoudende:
De Tomtom die in de auto is aangetroffen is mijn eigendom.
4.3.1Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot parketnummer 04/801055-12:
Aan de Aanvraag bevel onderzoek van telecommunicatie (tap) ex art. 126m en 126 van het Wetboek van Strafvordering ligt het proces-verbaal van politie onder de zaaknaam “Dealen in Roggel” met proces-verbaalnummer 20101026911 d.d. 29 maart 2012 ten grondslag.
Uit dit proces-verbaal blijkt onder meer dat in verband met een ander onderzoek de telefoon van [TP] is bekeken. De ouders van [TP] hebben verklaard dat deze op de skatebaan te Roggel softdrugs koopt. In het adresboek van de telefoon van [TP] wordt onder de naam ‘dealer’ het telefoonnummer [telefoonnummer] gevonden. Voort zijn er in diverse observaties c.q. getuigenverklaringen waaruit het vermoeden bestaat dat er sprake is van stelselmatig dealen van softdrugs op de skatebaan te Roggel. Uit het CIE-proces-verbaal en het onderzoek aan de telefoon van [TP] blijkt dat het telefoonnummer van de dealer
[telefoonnummer] is. Gelet op het feit dat uit de verklaring van de ouders van [TP] blijkt dat deze daler een getinte man met hond is, die op de skatebaan te Roggel dealt, is het zeer aannemelijk dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [verdachte]. Uit het CIE-proces-verbaal blijkt dat de jongeren het telefoonnummer [telefoonnummer] bellen om vervolgens bij de skatebaan af te spreken om drugs te kopen. Op grond van deze bevindingen tijdens het onderzoek is besloten de bij verdachte in gebruik zijnde communicatiemiddelen af te luisteren en op te nemen om zodoende vast te stellen of verdachte zich schuldig maakt aan het voorhanden hebben en verkopen van verdovende middelen, waaronder aan minderjarigen, welk handelen een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van de bevindingen tot dusverre bij de politie terecht de verdenking is gerezen van een misdrijf, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod. De aanvraag voor het bevel onderzoek telecommunicatie (tap) van het telefoonnummer [telefoonnummer], zijnde het telefoonnummer van de dealer, is dan ook op goede gronden gedaan en voldoet aan alle vereisten, zodat er dientengevolge ook rechtmatig is getapt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman
Met betrekking tot parketnummer 04/850140-12:
Door verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat zijn verse verwondingen aan ellenboog en knie het gevolg zijn geweest van “een partijtje sparren” met [CP] en dat de reden dat er nog geen korstvorming op deze wonden had plaatsgevonden gelegen is in het feit dat verdachte altijd aan wondjes zit te “pulken”. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de op de plaats van het delict aangetroffen ketting en medaillon vroeger mogelijk op een weekmarkt in Roggel in handen heeft gehad en dat dit de reden is geweest dat zijn DNA op de ketting en het medaillon is aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onaannemelijke verklaringen omtrent zijn verwondingen en het DNA op de ketting en het medaillon heeft afgelegd met als enkel doel de waarheid te bemantelen. Slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard: “Ik heb een jongen met kort zwart haar, vermoedelijk Turk of Marokkaan, vast gepakt en tegen de bus gegooid. Ik zag dat hij hierdoor op het grind viel. Hij heeft vermoedelijk hierdoor verwondingen opgelopen.” Door de verbalisanten die verdachte zeer kort na de mishandeling van [slachtoffer] hebben aangehouden is waargenomen dat verdachte verse (bloedende) schaafverwondingen had op zijn elleboog. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte deze verse schaafwonden zou hebben oplopen bij een partijtje sparren. Op 4 mei 2012, een dag na het gebeurde, heeft verdachte immers zelf bij de politie verklaard dat hij niet weet wanneer hij de wonden aan zijn linker ellenboog heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank past het bij verdachte geconstateerde letsel bij een val op grind. De reden dat er nog geen korstjes gevormd waren op de verwondingen is naar het oordeel van de rechtbank het feit dat een verse wond betreft.
De stelling van verdachte dat zijn DNA op de ketting en het medaillon terecht is gekomen omdat hij deze mogelijk, bijna twee jaar eerder, op een weekmarkt in Roggel in handen zou hebben gehad, acht de rechtbank eveneens onaannemelijk, temeer nu alléén zijn DNA op het medaillon is aangetroffen. De verweren treffen derhalve geen doel.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat het verdachte is geweest die het laatst ingevoerde adres [adres 2], zijnde het adres van slachtoffer [slachtoffer], in de Tomtom heeft ingevoerd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de inbeslaggenomen Tomtom zijn eigendom is en dat hij vóór de mishandeling van [slachtoffer] op 3 mei 2012 niet bekend was met adres van [slachtoffer].
Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat zijn vriendin Looijs mogelijk dit adres in de Tomtom heeft ingevoerd in verband met haar werkzaamheden. De rechtbank acht ook deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Uit het dossier blijkt immers dat Looijs al lang voor het onderhavige feit met pakketdienst was gestopt.