In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschap naar buitenlands recht Developing S.L. (hierna: eiser) en een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen (hierna: gedaagden) over de levering van een paard. Eiser heeft op 24 september 2012 een paard gekocht van gedaagden voor een bedrag van € 10.000,00. Na de levering vertoonde het paard ernstige gebreken, wat leidde tot een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Gedaagden hebben zich in deze overeenkomst verplicht om het paard terug te nemen en een gelijkwaardig paard te leveren, indien zij geen schadevergoeding van de keuringsarts konden verkrijgen. Eiser heeft echter geen ander paard ontvangen en vordert nu een schadevergoeding van € 14.100,00, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden zich door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst hebben verplicht om het paard terug te nemen en dat zij niet hebben voldaan aan hun verplichtingen om een gelijkwaardig paard te leveren. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden € 10.000,00 aan eiser verschuldigd zijn, maar dat eiser zelf verantwoordelijk is voor de door hem gemaakte kosten. De vordering tot vergoeding van deze kosten wordt afgewezen. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 875,00. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.629,13.
De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagden onmiddellijk aan de veroordeling moeten voldoen, ook al kunnen zij in hoger beroep gaan. Het vonnis is op 22 oktober 2014 uitgesproken door mr. J. Schreurs-van de Langemheen.