ECLI:NL:RBLIM:2014:8990

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
04 2677154-CV 14-227
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit en vaststellingsovereenkomst bij levering van een paard

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschap naar buitenlands recht Developing S.L. (hierna: eiser) en een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen (hierna: gedaagden) over de levering van een paard. Eiser heeft op 24 september 2012 een paard gekocht van gedaagden voor een bedrag van € 10.000,00. Na de levering vertoonde het paard ernstige gebreken, wat leidde tot een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Gedaagden hebben zich in deze overeenkomst verplicht om het paard terug te nemen en een gelijkwaardig paard te leveren, indien zij geen schadevergoeding van de keuringsarts konden verkrijgen. Eiser heeft echter geen ander paard ontvangen en vordert nu een schadevergoeding van € 14.100,00, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden zich door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst hebben verplicht om het paard terug te nemen en dat zij niet hebben voldaan aan hun verplichtingen om een gelijkwaardig paard te leveren. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden € 10.000,00 aan eiser verschuldigd zijn, maar dat eiser zelf verantwoordelijk is voor de door hem gemaakte kosten. De vordering tot vergoeding van deze kosten wordt afgewezen. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 875,00. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.629,13.

De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagden onmiddellijk aan de veroordeling moeten voldoen, ook al kunnen zij in hoger beroep gaan. Het vonnis is op 22 oktober 2014 uitgesproken door mr. J. Schreurs-van de Langemheen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 2677154 \ CV EXPL 14-227
Vonnis van de kantonrechter van 22 oktober 2014
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht[eiser] DevelopingS.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats eiser],
eisende partij,
gemachtigde mr. M.A.J. Jansen,
tegen:

1.de vennootschap onder firma V.O.F. [gedaagde 1],gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
wonend [adres gedaagde 2],
[woonplaats gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
wonend [adres gedaagde 3],
[woonplaats gedaagde 3],
gedaagde partij,
in rechte verschenen.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op 23 september 2014 gehouden comparitie van partijen, waarbij zijn verschenen namens [eiser] de heer [eiser], bijgestaan door mr. Jansen, en namens [gedaagden] de heer [gedaagde 3].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 24 september 2012 van [gedaagden] tegen betaling van een koopsom van € 10.000,00 gekocht en geleverd gekregen het paard [X], ras [Y], geslacht ruin, geboortedatum [...], chipnummer [nummer].
2.2.
Voorafgaand aan de koop heeft drs. J.J. van der Louw, dierenarts te Schalkwijk, een aankoopkeuring uitgevoerd. Uit zijn ‘examination report’ (productie 1 bij dagvaarding) blijkt dat het paard klinisch en röntgenologisch is goedgekeurd voor de springsport.
2.3.
Vrij snel na de levering aan [eiser] in Spanje is het paard kreupel gaan lopen op de voorbenen. Twee weken na aankomst van het paard in Spanje is [gedaagden] hiervan door [eiser] op de hoogte gesteld.
2.4.
[eiser] heeft het paard vervolgens door drie dierenartsen in Spanje laten onderzoeken. Alledrie kwamen zij tot de conclusie dat er sprake was van ernstige botverkalking in de straalbenen van het paard, waarbij twee dierenartsen hebben aangegeven dat het paard ten gevolge van dit gebrek niet geschikt was voor het gebruik als sportpaard.
2.5.
Op 15 december 2012 heeft de directeur van [eiser] [gedaagden] bezocht en hebben partijen een aantal afspraken met elkaar gemaakt. Deze afspraken zijn door [eiser] aan [gedaagden] bevestigd bij e-mail van 31 december 2012. [gedaagde 3] heeft deze e-mail ondertekend en het ondertekende exemplaar bij e-mail van 2 januari 2013 aan [eiser] geretourneerd. In de e-mail is een lijst met kosten opgenomen die door [eiser] ten behoeve van het paard zijn gemaakt. In de e-mail staat onder het kostenoverzicht het navolgende:
“We hebben verder afgesproken dat jij het paard nog deze maand december laat ophalen door jouw paardentransporteur op jouw kosten. Transport tijd is ± 2-3 dagen.
Jij [gedaagde 3] gaat direct je schade verhalen bij jouw veearts die toendertijd het paard [X] vóór de onze koop het paard volledig verkeert heeft beoordeelt, als er geen financiele terugbetaling plaats vindt worden wij door jouw voorzien van een ander gelijkwaardig gezond paard inclusief gratis levering Valencia Spanje.”
2.6.
Op 18 januari 2013 heeft de transporteur van [gedaagden] het paard, het paspoort en de papieren van het paard bij [eiser] opgehaald.
2.7.
Dierenarts Van der Louw heeft betwist dat hij een beoordelingsfout heeft gemaakt tijdens de aankoopkeuring en hij heeft geweigerd om enige schade te vergoeden.
2.8.
In april 2013 heeft [eiser] [gedaagden] bezocht en gesproken over de levering van een ander, soortgelijk paard.
Bij e-mail van 19 mei 2013 heeft [eiser] [gedaagden] verzocht om een aantal paarden uit te zoeken die [eiser] zou kunnen komen bezichtigen.
In juni 2013 heeft [eiser] [gedaagden] opnieuw bezocht en hebben partijen afgesproken dat [gedaagden] een aantal paarden zou zoeken die in de aankomende vakantieperiode door [eiser] zouden kunnen worden bezichtigd.
2.9.
Bij e-mail van 14 augustus 2013 heeft [gedaagden] aan [eiser] bericht dat hij niet meer mee wil werken om het paard in te ruilen voor een ander paard of om een andere oplossing te zoeken. [eiser] diende het paard op te halen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 14.100,00, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
€ 916,00, wettelijke rente en proceskosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft primair aan haar vordering ten grondslag gelegd het tekort schieten van [gedaagden] in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen schikking c.q. vaststellingsovereenkomst.
De kantonrechter stelt voorop dat de inhoud van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen niet ter discussie staat.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagden] zich door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst verplicht om het paard [X] terug te nemen - hetgeen ook is gebeurd - en heeft zij hierdoor ingestemd met ontbinding van de koopovereenkomst.
De stelling van [gedaagden] dat het paard nog steeds in eigendom toebehoort aan [eiser], gaat dan ook niet op. Op [gedaagden] lag ingevolge de vaststellingsovereenkomst vervolgens de verplichting om de schade te verhalen op de keuringsarts, drs. J.J. van der Louw. Vast staat dat dit [gedaagden] niet is gelukt. Voor het geval de schade niet verhaalbaar zou blijken te zijn, hebben partijen afgesproken dat [gedaagden] een gelijkwaardig gezond paard aan [eiser] zou leveren. Aan deze laatste verplichting heeft [gedaagden] niet voldaan. Hoewel [gedaagden] heeft betoogd dat dit aan [eiser] te wijten is, kan de kantonrechter dit betoog niet volgen. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat [eiser] zich heeft ingespannen om met [gedaagden] een afspraak te maken voor de bezichtiging van een alternatief, gelijkwaardig, paard.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiser] desgevraagd aangegeven dat met een “gelijkwaardig” paard wordt bedoeld, een paard met eenzelfde waarde als [X], te weten een waarde van € 10.000,00. [gedaagden] heeft deze uitleg niet betwist.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagden] dan ook een bedrag van
€ 10.000,00 aan [eiser] verschuldigd.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter komt de schade die [eiser] stelt te hebben geleden op grond van de vaststellingsovereenkomst voor haar eigen rekening. Partijen hebben immers afgesproken dat [gedaagden] een gelijkwaardig paard zou leveren indien er geen financiële vergoeding zou plaatsvinden door de keuringsarts. Uit de vaststellingsovereenkomst volgt niet dat [gedaagden] zich verplicht heeft om naast de levering van een ander paard ook alle door [eiser] gemaakte kosten voor haar rekening te nemen. De vordering tot betaling van deze kosten zal dan ook worden afgewezen.
4.3.
[eiser] maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 875,00.
4.4.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.5.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,13
  • griffierecht 923,00
  • gemachtigde salaris
totaal € 1.629,13
4.6.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.875,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 10.000,00 vanaf 31 oktober 2013 en over € 875,00 vanaf 30 december 2013, telkens tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 1.629,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: