5.3.De draagkracht
Netto besteedbaar inkomen (verder te noemen: NBI)
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen met elkaar overeengekomen dat bij de berekening van ieders draagkracht uitgegaan dient te worden van een NBI van de vrouw
€ 1.610,-- per maand en een NBI van de man € 2.805,-- per maand. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
Met betrekking tot de voor [de minderjarige] te betalen onderhoudsbijdrage heeft de man recht op een persoonsgebonden fiscale aftrek. Het fiscaal voordeel dat de man door deze aftrek geniet bedraagt in 2014 € 35,-- per maand. De advocaat van de man heeft bij de mondelinge behandeling verzocht om de draagkracht van de man met en zonder fiscaal voordeel te becijferen, gelet op de afschaffing van deze persoonsgebonden fiscale aftrek vanaf 1 januari 2015. De rechtbank zal aan dit verzoek gevolg geven en de draagkracht van partijen beoordelen over de volgende periodes:
vanaf 1 maart 2014 tot 1 januari 2015;
vanaf 1 januari 2015.
Periode 1: 1 maart 2014 tot 1 januari 2015
De draagkracht van de vrouw is volgens de formule (70% x [NBI – (0,3 NBI + 860)])
€ 186,-- per maand.
De draagkracht van de man bedraagt volgens voornoemde formule € 772,-- per maand, nog te verhogen met het fiscaal voordeel ad € 35,-- per maand, derhalve in totaal € 807,-- per maand. Nu de man onderhoudsplichtig is jegens zijn jongmeerderjarige dochter, die studeert en nog bij hem thuis woont, is de helft van de draagkracht van de man beschikbaar voor de minderjarige [de minderjarige]. Bij de berekening van de draagkracht van de man zal de rechtbank dan ook uitgaan van een draagkracht van de man van € 403,-- per maand.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 403 / 589 x 423 = € 289,--
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 186 / 589 x 423 =
€ 134,--
samen € 423,--
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige [de minderjarige] een gedeelte van € 289,-- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 134,-- per maand voor rekening van de vrouw.
De man maakt aanspraak op toepassing van een zorgkorting van 25% op de door hem eventueel verschuldigde kinderbijdrage, ook al ziet hij [de minderjarige] op dit moment niet. Het is voor de man geen keuze om [de minderjarige] niet te zien. [de minderjarige] is welkom bij hem en de man zou de omgangsregeling willen oppakken. De man wil echter niet dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict komt.
De vrouw stelt dat, nu er al anderhalf jaar geen omgang meer tussen de man en [de minderjarige] plaatsvindt, er geen rekening gehouden dient te worden met een zorgkorting. Omdat er een incident is geweest tussen de man en [de minderjarige] wil [de minderjarige] niet meer naar de man gaan.
De rechtbank volgt de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid zorg. Weliswaar staat vast dat de in het echtscheidingsconvenant opgenomen zorgregeling (tijdelijk) niet wordt uitgevoerd, maar het is de rechtbank niet gebleken dat de man tekortgeschoten is op dat gebied. De rechtbank ziet daarom aanleiding toch rekening te houden met een zorgkorting van 15%. Nu het eigen aandeel van de ouders in de kosten van [de minderjarige] € 423,-- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting afgerond een bedrag van € 63,-- per maand.
De eerder afgeleide bijdrage van € 289,-- per maand wordt verminderd met voornoemde zorgkorting, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw dient te betalen € 226,-- per maand.
Periode 2: vanaf 1 januari 2015
De draagkracht van de vrouw is volgens voornoemde formule € 186,-- per maand.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 772,-- per maand.
De rechtbank acht het redelijk de draagkracht van de man gelijkelijk te verdelen over beide kinderen, zodat de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man zal uitgaan van een draagkracht van € 386,-- per maand.
De verdeling van de kosten van [de minderjarige] over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 386 / 572 x 423 = € 285,--
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 186 / 572 x 423 =
€ 138,--
samen € 423,--
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige [de minderjarige] een gedeelte van € 285,-- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 138,-- per maand voor rekening van de vrouw.
De eerder afgeleide bijdrage van € 285,-- per maand wordt verminderd met voornoemde zorgkorting van € 63,-- per maand, zodat de man vanaf 1 januari 2015 als kinderbijdrage aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 222,-- per maand, te vermeerderen met de wettelijke indexeringen vanaf 1 januari 2015. De rechtbank zal beslissen als hierna is vermeld.