Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
de moeder,
[belanghebbende], wonende [adres], [woonplaats],
in haar hoedanigheid van pleegouder van [minderjarige],
[belanghebbenden], beiden wonende [adres], [woonplaats],
in hun hoedanigheid van pleegouders van [minderjarige].
- de termijn waarvoor [minderjarige] en [minderjarige] onder toezicht zijn gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg is verlengd met ingang van 16 mei 2014 voor één jaar;
- de termijn van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] voor verblijf bij pleegouder(s) is verlengd met ingang van 16 mei 2014 voor de duur van zes maanden;
- iedere verdere beslissing op de verzoeken tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] voor verblijf bij pleegouder(s) is aangehouden tot een nader te bepalen zitting in november 2014.
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
Bij de hiervoor genoemde e-mails heeft de stichting de rechtbank verzocht de onderhavige zaken met spoed over te dragen aan de Jeugdrechtbank te Leuven (België), gevestigd aan het Ferdinand Smoldersplein 5, 3000 Leuven, jeugdrechter mr. F. Raes. De stichting heeft toegelicht dat de observatieplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] bij Gastenhof ten einde loopt en dat overdracht van de zaken naar België noodzakelijk is om daar te kunnen starten met een pleeggezinscreening voor beide kinderen bij hun peetoom. Volgens de stichting is de jeugdrechter mr. Raes goed op de hoogte van de achtergrond van de in België woonachtige ouders van [minderjarige] en [minderjarige] en hun zes thuiswonende - al jaren onder toezicht van de jeugdrechter in Leuven staande - minderjarige kinderen en is genoemde jeugdrechter via de Belgische jeugdhulpverlening ook op de hoogte van het verblijf van [minderjarige] en [minderjarige] in de Nederlandse pleeggezinnen.
De kinderrechter begrijpt het onder 2.1. genoemde verzoek van de stichting als een verzoek aan de kinderrechter om toepassing te geven aan artikel 15, lid 1 en onder b, van de Brussel II-bis Verordening en de Jeugdrechtbank te Leuven te verzoeken ter zake de thans nog voorliggende verzoeken van de stichting tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] voor verblijf bij pleegouder(s), voor zover het betreft de periode van
16 november 2014 tot en met 15 mei 2015, zijn bevoegdheid overeenkomstig artikel 15,
lid 5, van de Brussel II-bis Verordening uit te oefenen. De kinderrechter ziet zich in verband daarmee gesteld voor de vraag of [minderjarige] en [minderjarige] een bijzondere band hebben met België. Die vraag beantwoordt de kinderrechter bevestigend, nu [minderjarige] en [minderjarige] de Belgische nationaliteit hebben en de met het ouderlijk gezag belaste ouders beiden hun gewone verblijfplaats in België hebben. Gelet op de door de stichting gegeven toelichting op het op artikel 15, lid 1 en onder b, van de Brussel II-bis Verordening gestoelde verzoek is de kinderrechter van oordeel dat het Belgische gerecht beter in staat is de verzoeken van de stichting tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] voor verblijf bij pleegouder(s), voor zover het de resterende termijn betreft, te behandelen. De kinderrechter zal daarom in het belang van beide kinderen - door tussenkomst van de liaisonrechter - aan de Jeugdrechtbank te Leuven verzoeken zijn bevoegdheid overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de Brussel-II bis verordening uit te oefenen ter zake die verzoeken.
3.De beslissing
blik@rechtspraak.nl;
houdt iedere verdere beslissing op de verzoeken tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige] voor verblijf bij pleegouder(s) aan.